maandag 6 september 2010

Louwman Museum

AUTOMUSEUM PRONKT MET VERKEERDE VEREN


Spelen met de herkomst

door Hans Piët

DEN HAAG – Over de schoonheid van de meer dan 230 voertuigen tellende collectie, waarvan een groot deel is te vinden in het in juli 2010 geopende Louwman Museum, hoeft niet te worden gediscussieerd. Zeker bij het zien van de auto’s, die in de jaren dertig van de vorige eeuw werden vervaardigd, springen de tranen soms spontaan in de ogen.


Dat de huidige eigenaar, Evert Louwman, voor een eigenzinnig onderkomen aan de Leidsestraatweg 57 in Den Haag koos om de collectie te stallen, past in de opzet. Hoewel! Zo opvallend is het drie etages tellende gebouw op landgoed Reigersbergen nu ook weer niet. Het sluit prachtig aan bij haar omgeving waarin statige buitenhuizen met soms paleisachtige trekjes het gezichtsveld bepalen. Wat meer fantasie bij deze betonnen kolos van architect Michael Graves had niet misstaan. Een automobielachtig uiterlijk bijvoorbeeld was een optie geweest. En, eerlijk gezegd, heeft het wel wat om een reusachtige, van steen opgetrokken, Auburn 851 binnen te treden. Dat Louwman niet zo ver is gegaan, heeft mogelijk twee redenen. De belangrijkste, dat het al veel te lang heeft geduurd – namelijk zes jaar aan procedures tot aan de Raad van State toe - voordat de omgeving instemde met de bouwplannen. En behalve bouwtechnische problemen bij het optrekken van zo’n klassieker staan, bij een eventuele verkoop van het gebouw, de kopers waarschijnlijk niet te dringen. Bovendien bieden opzet en inrichting van het museum allerlei mogelijkheden. Zo zijn er diverse, aan auto’s gerelateerde, tentoonstellingen mogelijk. Te denken valt aan een trapauto-expositie of een door de Namac geïnitieerd overzicht van miniatuurauto's.

Rondgang

Wat het meest tegen de borst stuit bij een rondgang, die op de derde etage begint, is dat de bij de auto’s staande toelichting soms behoorlijk arrogante trekjes vertoont. Heeft manager Ronald Kooyman nooit van het spreekwoord hoogmoed komt voor de val gehoord? Zonder dat ‘kijk eens hoe goed wij zijn’, zou het om een aangenamer verpozen gaan. In dat licht bezien, is het misschien een goed idee, om bij een nieuwe ronde langs de bordjes, gelijk de laatste (taal)fouten uit die toelichtingen te halen. Bovendien is het vreemd, dat de motors en scooters, die (wat verdrongen) tussen de automobielen staan, onbenoemd blijven. En het koetsgedeelte kan wel wat meer (klassieke) aankleding gebruiken.
Dat de toegangsprijs 13,50 euro voor volwassenen is, betekent dat alleen de grootste autoliefhebbers een bezoek zullen brengen aan het Louwman Museum. Ook omdat het parkeren niet gratis is, maar 5 euro kost. Natuurlijk, de bouwkosten en andere investeringen moeten worden terugverdiend, maar met een toegang van bijvoorbeeld 10 euro en gratis parkeren – want dat is in die buurt verder onmogelijk - komt ook de doorsnee liefhebber graag kijken.

Tekortkoming

De grootste tekortkoming is echter de persoonlijke inbreng. Het gaat hier om een privécollectie, die sinds de jaren dertig van de vorige eeuw is opgebouwd. Dat zorgt ervoor, dat tijdens de wandeling langs al die schoonheid, het aantal vragen over de totstandkoming groeit: hoe werden de auto’s gevonden. Was het vanaf de eerste aanschaf de bedoeling de collectie publiekelijk te tonen. Hoe spannend is het traject, dat moet worden afgelegd voordat een auto in het bezit is. Is er, sinds de eerste voertuigen, veel veranderd in de manier van onderhandelen. Maar ook: welke auto’s zou Evert Louwman nog graag bezitten of is de zoektocht volbracht. En dan blijft het aardig om van elke auto afzonderlijk de geschiedenis te kennen.
Zo is het handig om tijdens een bezoek aan het museum te weten dat de auto waar je naar kijkt, bijvoorbeeld een Talbot Lago is, maar eenmaal thuis nagenietend, is het leuk om er achter te komen waar hij werd gevonden. Of er veel aan moest worden opgeknapt. Waarom sommige exemplaren nog in originele staat verkeren. Wat voor persoon de vorige eigenaar was. Of de auto regelmatig van de hand is gedaan.
Tijdens een eerste rondgang, die al snel vijf uur in beslag neemt, is er het geruststellende idee straks in de bibliotheek een boek te vinden, dat op al die vragen antwoord geeft. De teleurstelling is groot wanneer dat schrijven er niet blijkt te zijn.
Misschien is het een verstandig idee om als museum eens aan zo’n uitgave te denken. Ook vanuit cultuur-historisch perspectief beschouwd. Uiteindelijk worden we allemaal ouder en gaan er, bij het wegvallen van de sleutelfiguren, prachtige verhalen verloren. En is de winterperiode niet bij uitstek de tijd om herinneringen op te halen! Misschien dit keer in boekvorm.

© Haags Nieuws Bureau 2010

maandag 28 juni 2010

Parkpop

Den Haag verliest
glans als beatstad

door Hans Piët

DEN HAAG – Als beatstad heeft Den Haag een rijke geschiedenis. Het is dan extra triest te moeten vaststellen, dat er geen glorieuze toekomst in het verschiet ligt. Wat dat betreft, was de dertigste editie van Parkpop, zondag, een perfecte afspiegeling van die armoede. Dieptepunt was de bewerking van ‘In the Dutch mountains’ van The Nits tot ‘Achter de duinen’.
Pluspunt het feit dat het Haagse publiek zijn ware aard weer even toonde. René Bom dacht aan te zetten tot meezingen, maar helaas. Daar doet een Haags publiek niet aan. In de jaren zestig, zeventig en tachtig was het reden voor veel buitenlandse artiesten om juist voor de Hofstad te kiezen. Daar moest een publiek worden gewonnen, werd een concert, en daarmee het gekozen materiaal, niet verziekt met een met alles meezingende massa en was een band voor het leven ontstaan als de Hagenaar aan het einde – wanneer vrienden even de andere kant op keken – alsnog uit zijn dak ging.
Waar was dat jonge Haagse talent, dat de jubileumeditie van Parkpop speciale glans had kunnen geven door een bijzondere muzikale inbreng? Misschien is het er wel, maar werd het, in de aanloop naar het festijn en op de dag zelf, geen enkele kans geboden. Guus Dutrieux, als organisator, houdt namelijk niet van avontuur. Dat laat hij steeds opnieuw zien met de programmering. Deze drijft op een inmiddels al jaren achterhaalde formule waarin hardrock en reggae ijkpunten zijn.


Stekker

Het zou logisch zijn om als gemeente de stekker eruit te trekken. Nieuw initiatief leidt vaak tot verrassende zaken. Probleem is alleen, dat Den Haag weliswaar te boek staat als dé beatstad van ons land, maar dat de bestuurders absoluut geen kaas hebben gegeten van deze culturele uiting. Dat maakt Jetta Klijnsma (inmiddels ex-wethouder van cultuur) op een uitgelezen manier duidelijk met haar Haagse Popnota uit februari 2007. Het beleid tot 2012 is gericht op de ontwikkeling van jong talent, maar ook de artistieke diversiteit van de popmuziek moet worden gestimuleerd. Natuurlijk. Alsof er ooit - waar ook ter wereld - een overheid met het opstellen van beleidslijnen de cultuursector tot artistieke hoogtepunten heeft kunnen aansporen. Het tegendeel is eerder waar. Parkpop - waar de ooit als Haags talent te boek staande muzikanten tijdens ‘Achter de duinen’ het kleinste podium moesten delen - is een mooi voorbeeld. Deze editie was artistiek de meest schrale in 30 jaar. Niet één keer was er een vlam die echt oversloeg of een artiest die door de publieke reacties in creatief opzicht boven zichzelf werd uitgetild.

Faithless

Het excuus zal zijn dat het ‘ook wel erg warm was’. Onzin natuurlijk. Dat bewees het 40-jarig jubileum in Glastonbury afgelopen weekeinde in Groot Brittannië. Daar stond zanger Maxi Jazz van Faithless, aan het einde van het middagconcert, met tranen in zijn ogen. Het ijzersterke optreden had een ongekende eenheid tussen groep en publiek geschapen. Gevolg: 400.000 vingers

die in de lucht wezen terwijl ‘We come one’ klonk. En daarmee schreef de groep een stukje popgeschiedenis. Kijken wat er op 2 juli gebeurt tijdens het
optreden in het Westerpark in Amsterdam.
Tijdens Parkpop was er nergens die vonk. Natuurlijk liep er een enkele liefhebber van een bepaalde groep rond, maar, zoals eerder gebeurde, was het ook deze keer weer: “laten we naar Parkpop gaan. Voordeel boven het strand is dat we nog wat gratis muziek horen terwijl we bruin bakken”.
Overigens maakt Dutrieux handig gebruik van die popnota. Hij graait hier en daar (een overschot aan) ‘jonge’ (en daarmee goedkope) internationale musici weg voor Parkpop en houdt zo de gemeente te vriend. Dat zijn formule werkt, probeert hij – ook naar de sponsors toe - elke keer opnieuw te bewijzen met bezoekersaantallen. Tijdens het jubileum waren er volgens de organisatie ruim 200.000 mensen. Ach, tellen blijft moeilijk. Zelden was het Zuiderpark zo leeg. Als de helft is komen opdagen, is dat ruim bemeten. Misschien dat die sponsors voor de 31ste editie wat lastiger moeten zijn. Kwaliteit moeten eisen. Je naam verbinden aan een futloos festival, zo leert de geschiedenis, is namelijk alles behalve goede reclame.

© Haags Nieuws Bureau 2010

woensdag 23 juni 2010

Betaald parkeren

DEN HAAG KWAM IN 1935 ALS EERSTE GEMEENTE MET PARKEERGELDHEFFING

Wethouder van verkeer
ontwricht sociaal leven

door Hans Piët

DEN HAAG – Met het invoeren van betaald parkeren in heel Den Haag hervat Peter Smit, wethouder van verkeer (VVD), een oude traditie. Vijfenzeventig jaar geleden, om precies te zijn op maandag 20 mei 1935, nam de Haagse gemeenteraad een verordening aan die inhield dat iedere automobilist jaarlijks 12 gulden (ofwel € 5,45) moest betalen voor het stallen van zijn voertuig voor huis of bedrijf. Wie 20 gulden (€ 9,08) afdroeg mocht ook gratis gebruik maken van de in de stad gelegen parkeerterreinen.
Den Haag was daarmee de eerste gemeente in Nederland die een parkeergeldheffing instelde. Wat opvalt, is dat ook in die periode sprake is van een economische crisis. Een verschil is, dat enige protesten van betekenis tegen dit zogenoemde slaapparkeren nu uitblijven. In de twee jaar voor de invoering waren het vooral de K.N.A.C. (Koninklijke Nederland Automobiel Club) en de ANWB die steeds opnieuw juridische stappen ondernamen om de rechtsgeldigheid te toetsen. Zo bleek de maatregel in strijd met artikel 41 der motorrijtuigenbelasting, mede doordat Den Haag er een belastingverordening van wilde maken. Naleving ervan zou gecontroleerd gaan worden door belastinginspecteurs. Wettelijk was echter vastgelegd dat ‘buiten de motorrijtuigenbelasting geen andere belasting ter zake van het rijden door automobilisten mocht worden geheven’. Den Haag kreeg echter (tijdelijk) toestemming van de Kroon. Tijdens die strijd omschreef de K.N.A.C. de belasting als “een groot gevaar voor een gezonde ontwikkeling van het automobilisme”. Een rekensom had namelijk geleerd, dat de verschillende overheden bijna 500 gulden (€ 226,89) per auto aan belastingen ontvingen.

Ontwricht

Anders dan 75 jaar geleden, zo wijst onderzoek uit, is dat de (belasting)maatregel, die op 1 juli 2010 in de Bomenbuurt, als een van de laatste Haagse wijken, wordt ingevoerd, het sociaal leven in de stad enigszins ontwricht. Hoewel een dwarsdoorsnede van de Haagse inwoners werd ondervraagd, kan de analyse niet als representatief gelden omdat niet meer dan 30 Hagenaars waren betrokken. Een van de opvallende kenmerken is echter, dat ongeveer de helft van de ondervraagde autobezittende inwoners aangaf veel minder de deur uit te gaan dan voorheen. Zo worden bezoeken tijdens verjaardagen en feestdagen steeds vaker overgeslagen. Het spontaan even langsrijden, lijkt helemaal afgelopen. Parkeergeld en –druk dienen daarbij, bij zowel het bezoek aan familie als vrienden, die niet op loopafstand wonen, als argument. Uiteindelijk kan de bezoekerspas maar een keer worden ingezet. En de bewonersvergunning geldt, anders dan in de jaren dertig, alleen in de eigen buurt. Dit blijkt vooral een probleem in wijken waar de parkeerdruk met het invoeren van het slaapparkeren niet is afgenomen. “Wie zijn auto niet in de eigen buurt kwijt kan en daarom uitwijkt naar een nabijgelegen rayon, krijgt een bekeuring als bij controle blijkt, dat een kaartje uit de automaat ontbreekt ”, bevestigt persvoorlichter Lia Bos.
“Een moderne techniek als skype, waarbij je via de webcam kunt praten, is een alternatief voor de (sociale) armoede die is ontstaan, maar haalt het niet bij een avondje gezellig met elkaar doorzakken”, is een van de reacties op het teruggelopen familiebezoek. Maar bijvoorbeeld ook restaurants, die in hun buurt het betaald parkeren zagen komen, hebben, door de bank genomen, minder gasten.

Kleingeld

Wat de meeste mensen steekt, is de contradictie met het veiligheidsbeleid van de gemeente. “Je moet altijd kleingeld op zak hebben, en niet weinig, want bij de automaat met je pas betalen is in veel gevallen onmogelijk. Hoe bedoel je, dat dit de 21e eeuw is”, laat een van de ondervraagden geërgerd weten.
Waar veel mensen tevens verbolgen over zijn, is het exuberante bedrag (€ 420), dat voor de tweede auto binnen een gezin, moet worden neergeteld. “Als man en vrouw beiden een baan hebben, kan dat bedrag mogelijk worden gedeclareerd, maar waar haalt een bij zijn ouders wonende zoon of dochter, met een baantje in het weekeinde, dat geld vandaan? Bovendien, als dat de derde auto binnen het gezin is, valt deze buiten de verkrijgbare vergunningen”, luidt een van de reacties. “Daar moet dus zeven dagen per week, gedurende de parkeertijd (veelal tussen 18.00 en 24.00 uur), voor worden betaald”.
Een rondgang langs Haagse makelaars leert, dat het invoeren van betaald parkeren - in de afgelopen twee jaar - slechts zelden reden is om het koophuis van de hand te doen. “Het komt voor, maar een trend is het zeker niet”. Ook blijkt het nauwelijks van invloed op het kopen van een pand. “Betaald parkeren wordt niet altijd als negatief ervaren, mede doordat de vergunning, in vergelijking met bijvoorbeeld Amsterdam, erg laag is. Vooral mensen die beiden werken en pas ’s avonds thuis komen ervaren de invoer als een zegening, zeker als het huis aan een gebied grenst waar betaald parkeren al van kracht is. Ze merken dat ze niet meer vier keer door de wijk hoeven te crossen om hun auto kwijt te raken”, aldus de makelaars.

Ergernis

Dat het betaald parkeren niet altijd ontlast, mag als grootste ergernis gelden. Woede is er dan ook over de nogal kromme redenering van Hoofd Parkeren, Anita Vos-Tijdhof. Zij laat in een schrijven aan bewoners weten: “Er zijn nog altijd meer auto’s dan parkeerplekken in de stad. Betaald parkeren zorgt ervoor dat er meer plekken beschikbaar zijn voor u als bewoner”.
Dan lijken de motieven van de wethouder van Verkeer edelmoediger. Net als het gemeentebestuur in de jaren dertig van de vorige eeuw, vindt Peter Smit, dat “het blik op straat te veel domineert”. Hij wil vooral toezien op het behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte. In zijn visie zouden Hagenaars hun auto moeten wegdoen en gebruik moeten maken van fiets of openbaar vervoer. Een inzicht waarvoor ook in de jaren dertig (een achteraf heilloze) strijd is gevoerd.
Smits toekomstvisie op het faciliteren van de parkeerbehoefte is vastgelegd in 'Parkeerkader Den Haag 2010 – 2020'. De strekking van die nota lijkt al in de jaren dertig van de vorige eeuw geformuleerd. Wie boze opzet vermoedt, zou zelfs kunnen concluderen dat de verslagen van de gemeenteraad uit 1935 als leidraad hebben gediend. Uitgangspunt dit keer is, dat 's Gravenhage een aantrekkelijke internationale stad blijft om te wonen, te werken, te winkelen en te recreëren.

Parkeerdruk

Den Haag (waar 46 procent van haar inwoners geen auto heeft en onderzoek uitwijst dat het voertuig 80 procent van haar tijd stilstaat) wil, anders dan in de jaren dertig, de inkomsten ook daadwerkelijk voor het verminderen van de parkeerdruk gebruiken. In 'Parkeerkader Den Haag 2010 – 2020' valt (gestaafd met statistieken) te lezen welke plannen er zijn met het geld. Zo is er € 120 miljoen nodig, onder meer om de groei in parkeerplaatsen (zo'n 4000 in de komende periode) te kunnen oplossen. De gemeente denkt met het invoeren van betaald parkeren burger en reiziger te prikkelen bewuster te kiezen voor de auto of een ander vervoermiddel. Bovendien biedt het huishoudens met een eigen terrein een impuls de auto niet op straat te zetten. Hierdoor vermindert de parkeerdruk, is het idee (al merken ze daar in bijvoorbeeld het Belgisch Park weinig van). Wat de economische gevolgen zijn, moet nog blijken. Het invoeren van betaald parkeren in de badplaatsen langs de kust zorgde in de tweede helft van de jaren dertig voor een schrikbarende daling van het aantal bezoekers. Dit was dan ook een belangrijke reden om begin jaren veertig in te stemmen met het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken nog slechts parkeergeld te heffen bij parkeerterreinen. Spelbreker dit keer in Scheveningen zou de opknapbeurt kunnen zijn die de badplaats de komende drie jaar ondergaat.
De motieven voor het invoeren van parkeergeld lagen aan het begin van de vorige eeuw anders. Den Haag zag het vooral als een welkome, extra bron van inkomsten of, zoals wethouder Quant het verwoordde: “het zijn niet te versmaden baten”. Het gemeentebestuur zag het in eerste instantie als een compensatie voor de gedwongen vermindering van de vermakelijkheidsbelasting met 35000 gulden (bijna 16000 euro) per jaar. “Mensen die er een gewoonte van maken het voertuig voor of in de omgeving van hun woning, kantoor, fabriek, winkel, magazijn, werkplaats of garage te zetten, moeten hiervoor betalen”, zo werd tijdens de gemeenteraadsvergadering, begin mei 1935, geopperd. Tegengas werd gegeven met een opmerking, die eigenlijk niets aan actualiteit heeft ingeboet: “als eenmaal het principe ervan is aangenomen, vormt het geen beletsel meer het geld steeds te verhogen”. Of dat gebeurt, moet de toekomst uitwijzen.

© Haags Nieuws Bureau 2010

donderdag 13 mei 2010

De Scheveningse Badcourant

Scheveningse Badcourant
voorlopig zonder publicatie


door Hans Piët

Scheveningen - Met het mooie weer in aantocht ligt het voor de hand om een bezoek te brengen aan het scheveningse strand. De eerste vraag die opdoemt is echter: maar hoe tref ik het strand aan?
Reden voor deze vertwijfeling is de verbouwing van de boulevard, die samenhangt met de werkzaamheden rond het versterken van de kuststrook. In deze, economisch, barre tijden, zou je denken dat uitgevers vol vlijt aan de haal gaan met nieuwe ideeën, die worden aangeleverd. Niets blijkt minder waar. Zo werd mijn plan om een Scheveningse Badcourant in het leven te roepen, zonder veel woorden naar de prullenmand verwezen. Mogelijk dat er een stille afspraak is tussen uitgevers om de Scheveningsche Courant niet in de wielen te rijden.
Dat is een mooi en lofwaardig streven, maar de Scheveningse Badcourant is vooral bedoeld om de badgast te behagen. Hij verschijnt om die reden dan ook niet het hele jaar. De beste periode zou zijn vanaf 1 mei tot eind augustus. Dankzij de opknapbeurt van de badplaats en de reeks aan verkeerde beslissingen die inmiddels is genomen - zoals het eenrichtingsverkeer maken van de boulevard - zal de nieuwsgaring geen moeite kosten. Die feitenregen, in historisch perspectief beschouwd belangrijk, is echter slechts een klein onderdeel van het geheel. Vermaak is een heel belangrijk - mogelijk het belangrijkste - ingrediënt. De paar Duitse badgasten die nog komen, tevergeefs op zoek naar oude glorie verpakt in de verhalen van ouders die met veel plezier terugdenken aan de reisjes die ze in de zomerperiode naar Scheveningen maakten, moeten op hun wenken worden bediend. Om die reden zou het blad, in formaat gelijk aan de voormalige Kleine Posthoorn, in drie talen moeten worden geschreven. Naast het Nederlands is dat het Engels en Duits. Mooi zou zijn als taal en nieuwsfeit bij elkaar aansluiten. Er vanuit gaand dat Duitsers soms op andere waarden letten dan bijvoorbeeld Engelsen.

Fictie

Met de zonnebadende badgast voor ogen ligt het brengen van, wekelijks, een smakelijk stukje fictie voor de hand. Uiteindelijk kan Scheveningen zomaar het decor worden van een boeiende liefdesintrige. Met nog een stukje extra promotie voor de badplaats als gevolg. Maar, ook met slecht weer moet de gast niet hoeven aarzelen hoe de tijd door te brengen. Alle soorten van verpozen zouden dus hun weg naar de Scheveningse Badcourant moeten kunnen vinden, waarbij steeds opnieuw voor verrassende invalshoeken bij het schrijven wordt gekozen. Humor is er, mede, in de vorm van een badcartoon, terwijl snackbar, restaurant en strandtent op professionele wijze worden getoetst op het eten en drinken dat ze serveren. Met als uitkomst misschien wel een ‘De beste koffie wordt geschonken bij...’ als zinderende competitie.

Distributie

Eén uitgever fluisterde mij - geruststellend - toe, dat de kosten dit keer niet zouden gaan zitten in de distributie. Het blad zou namelijk middels mobiele standaards in allerlei Scheveningse bedrijven als - voor de handliggend: strandtenten – verkocht kunnen worden (voor 50 cent). Het mooist is natuurlijk als de advertentieopbrengsten genoeg zijn om hem gratis te verspreiden. Onzekere tijden doet uitgevers echter risico’s uitsluiten. En het starten van zo’n nieuw weekblad lijkt te ongewis. Want tsja, hoeveel verslaggevers zijn er bijvoorbeeld voor nodig?
Ach, misschien dat er volgend jaar betere tijden gloren en het idee van de Scheveningse Badcourant alsnog vorm krijgt. Feit blijft namelijk, dat het met een laptop niet zo goed toeven is in het zand.

© Haags Nieuws Bureau 2010

donderdag 15 april 2010

Nieuwsgebruik in nieuwe media

Hitsige voorzieningen
krijgen koude douche

door Hans Piët

DEN HAAG - Als consument merk je er (gelukkig) niks van. Maar, achter de schermen van het Nederlandse (!) nieuwsbedrijf is een keiharde strijd gaande. De oude en jonge generatie staan daarbij veelal lijnrecht tegenover elkaar. Want, waar de een vecht om behoud, wedijvert de ander voor vernieuwing.
Zeker in het krantenbedrijf is die voorzichtige aanpak gestoeld op traditie. Wie wel eens in, bijvoorbeeld, de Koninklijke Bilbliotheek in Den Haag is geweest om onderzoek te doen naar voorouders en daarbij kranten uit een ver verleden heeft bekeken, constateert al snel, dat er in de afgelopen honderd jaar nagenoeg niets is veranderd aan vorm en inhoud. Een verandering is, dat kranten de laatste jaren in een wat handzamer formaat worden gedrukt. Bovendien is er de tendens tot korte berichtgeving en grotere foto's. Niet echt ingrijpend - en een verbetering? - maar zoals menig hoofdredacteur zijn medewerkers zal toefluisteren: "Je jaagt de abonnee weg als je te drastisch tekeer gaat. En zeker in deze tijd kunnen we ons dat extra verlies niet permitteren".
Reden waarom een (relatief) jonge krant als Den Haag Centraal van oubolligheid aan elkaar hangt en zo een heel arsenal aan nieuwe lezers misloopt. Dat de jeugd geen krant leest, kan daarbij niet als argument gelden. Zo merkte de oud-hoofdredacteur van Het Vaderland, Augustus Anton Humme, tijdens een bijeenkomst in december 1920, al ietwat ontstemd op: "Wat moet ik doen om jongeren mijn krant te laten lezen!". En hij stond daarin niet alleen. Vrijwel iedere ouder kende in die tijd dat probleem. De geschiedenis leert, dat die interesse vanzelf komt. Volgens de statistieken na of vaak tegen het einde van de studietijd.

Doorgebladerd

Daarmee is niet gezegd, dat jongeren het nieuws niet volgen. De komst van radio, televisie en internet heeft het consumeren ervan een stuk vereenvoudigd. Waar vroeger een krant, week- of  maandblad moest worden doorgebladerd op zoek naar iets interessants, is nu de druk op een knop voldoende. Grappig is wel, dat toekomstige hoofdredacteuren het (in dat opzicht) gemakkelijker lijken te krijgen. Onderzoek wijst uit dat de enorme hoeveelheid beschikbaar nieuws benauwend werkt. Veel mensen voelen zich opgejaagd omdat ze de feiten niet van minuut tot minuut kunnen volgen. En daar komt de rust, die een krant veelal uitstraalt, om de hoek kijken. In zo'n dagblad zijn de zaken immers uitgefilterd en hebben ze vaak (naar gelang de politieke kleur) duiding gekregen.
Bij het binden van die (nieuwe) lezer speelt internet een belangrijke rol. Daarbij is het speerpunt bij het gevecht achter de schermen, dat nieuwe media-redacteuren een andere visie hebben, dan oudere collega's. Aafje Hendriks, die vraagt haar werkgever niet te noemen: "Zo'n nieuwe uitlaatklep als internet vraagt om een frisse benadering. De grootste fout, die je, mijn inziens, dan kan maken, is om als krant een elektronische versie de digitale snelweg op te duwen. Ik kan mij voorstellen dat je dit in het begin, als een soort paniekreactie, doet, bang om een boot te missen, maar daarna ga je toch nadenken! Dan zoek je uit hoe mensen met de pagina's op internet omgaan. Je maakt, zeg maar, een analyse van hun gedrag. En dan vertel ik niets nieuws, als ik zeg dat mensen een hekel hebben aan bijvoorbeeld scrollen of het vergroten of verkleinen van pagina's. Je zal dus, ook visueel, op een andere manier met jouw belangrijkste nieuwsfeiten moeten omgaan. Ik kijk niet gek op als straks, wanneer de nieuwe mediaredacteuren echt invloed krijgen, e-boek en iPad leidend worden bij vormgeving en inhoud. Misschien kunnen adverteerders alvast een handje helpen door meer druk uit te oefenen".

Goede manier

Dat ook het televisiebedrijf weinig kaas heeft gegeten over hoe je op een goede manier met de laatste ontwikkelingen kunt omgaan, komt het best tot uitdrukking in de nieuwsuitzendingen van zowel de publieke als commerciële zenders. Veel kijkers zullen zich zwaar gehandicapt voelen bij de mededeling, dat ze voor meer nieuws op NOS of RTL punt nl moeten zijn. Behalve dat een groot deel van de mensheid nog altijd een computer ontbeert, wordt het idee, dat je de belangrijkste nieuwsfeiten van die dag krijgt voorgeschoteld, zwaar ondergraven. De kracht van die mededeling doet de onschuldige kijker vermoeden, dat als hij het echt wil weten, internet de bron is. Hoewel een NOS-woordvoerder zich verdedigt met: "we hebben maar 20 minuten en daarin kun je niet alles vertellen", ligt de kern van de zaak elders.
Met een cynische blik beschouwd zou je zeggen: er kijkt zeker niemand op die site en met deze mededeling hoopt de omroep dat te veranderen. Want, laten we eerlijk zijn; geruisloos het adres onder in beeld zou voldoende moeten zijn om de geïnteresseerde te stimuleren. Of is het de bedoeling, dat we in het vervolg met de computer op schoot naar die nieuwsuitzendingen kijken? Maar, ook dan schieten de televisiezenders tekort. Die korte verwijzing brengt de kijker namelijk niet direct naar de juiste pagina. Daarvoor is nog heel wat klikken (en onthouden van het onderwerp) nodig. Wat dat betreft, kan de televisiemaker veel leren van de eindredacteur bij een krant. Want, ook hij verwijst (ingegeven door maximale lengtes op bijvoorbeeld de voorpagina) door naar elders in zijn dagblad, maar dan wel met het noemen van het paginanummer en de kop boven het bericht of het verhaal. Hij weet namelijk, dat het scheppen van een dolhof averechts werkt bij de lezer. Het is de beste manier om hem voorgoed kwijt te zijn.


© Haags Nieuws Bureau 2010

maandag 12 april 2010

Royal Beach Concert

Royal Beach Concert lijkt een
weinig aanlokkelijk evenement


door Hans Piët

SCHEVENINGEN - Het gebeurt zelden, dat je echt al maanden van te voren een fiasco ziet aankomen. Het Royal Beach Concert, dat op 5 juni 2010 in Scheveningen wordt gehouden, zal straks te boek staan als zo'n mislukking. Natuurlijk, het idee is idyllisch, maar krijgt al direct een knauw door het verwachte aantal bezoekers: 70.000. Op zo'n moment vervalt de verwachting om liggend in het zand, met een koel drankje onder handbereik, van goede muziek te genieten. Het heeft - en dat is zeer toepasselijk gezien de locatie - meer weg van te veel haringen in een ton. Maar, dat is niet het enige of liever, het ergste.

In een grijs verleden, om precies te zijn op 30 augustus 1980, werd een eerste poging ondernomen om het Scheveningse strand te gebruiken als festivalterrein. Om de geschiedenis recht te doen; het ging om Noordzee Pop. De bedoeling was er een jaarlijks terugkerende gebeurtenis van te maken. Het affiche loog er niet om. Naast The Rivits (de groep van Jess Roden en Peter Wood), zou de dag worden gevuld met muziek van Urban Heroes, Massada, Rainbow Train, Freelance Band, Schmutz, Peter Change, Jab Jab, Pigeon Drop, Guerilla en Delrose. Initiatiefnemer was de stichting Noordzee Pop met in haar bestuur Jan ten Broek, Henk Gerding, Jaap Huurman, Martin van Liempt, Henk Oonk en Willem Willemsma. Hun beweegredenen voor het festijn hadden niets te maken met het grote graaien van Bob Reiche, de initiatiefnemer van het Royal Beach Concert. Een storm in de nacht van 19 op 20 april 1980 had veel strandtenthouders gedupeerd. Uitgangspunt was de winst van het festijn te laten terugvloeien naar de Vereniging van Exploitanten, als een soort tegemoetkoming in de kosten. Het was ook de reden waarom het (bijna voltallige) Nederlandse muziekgilde klaar stond om mee te werken.

Weersomstandigheden

Dat het een fiasco werd, had direct met de weersomstandigheden te maken. Scheveningen is nu eenmaal geen Malibu. Aan de Noordzeekust leveren zon en regen een constante strijd met elkaar. En op 30 augustus 1980 ging het mis. De regen won het van de zon en het festival viel letterlijk, en om die reden ook figuurlijk, in het water. Als Royal Beach Concert-organisator kun je - niet onterecht - aanhalen dat de faciliteiten waaronder moest worden gewerkt, niet optimaal waren. Zo lekte het dak boven het podium, was er een constant gevaar voor kortsluiting, viel de generator uit, begaf de lichtinstallatie het en wilde het, dankzij vocht, niet echt lukken met het geluid. Dertig jaar later moeten deze zaken, onder welke omstandigheden dan ook, geen probleem meer opleveren. Zeker gezien de sponsor.
Heel gehaaid is, dat de bezoeker voor zijn plaats in het zand moet betalen. En niet echt weinig. Dat voorkomt namelijk dat die liefhebber, ook bij aanhoudende regen, wegblijft. Maar, wat als het zowel regent als stormt - zoals de windkracht 8 bij Noordzee Pop? Op dat moment zullen de popmusici niet om voorrang vechten het podium te mogen betreden. De kick voor een uitzinnige mensenmassa te staan, wordt dan verdrongen door een alom heersende grafstemming, zowel voor als achter het podium. De geschiedenis geeft aan, dat het niet de beste optredens oplevert. Toegiften ontbreken veelal en de composities worden afgemeten gepresenteerd omdat het verlangen naar de kleedkamer overheerst.

Weinig risico's

Uit de programmering blijkt, dat de organisatie weinig risico's neemt. Met Bon Jovi, Kane en Di-rect worden gevestigde namen gepresenteerd. Hun cv's staan als een huis, al ontbreekt veelal het muzikale avontuur. Toch zou de aanlokkelijkheid van het affiche snel kunnen omslaan in ergernis. En dat heeft dan vooral met de plaats van het podium te maken: bij het havenhoofd. Misschien had de gemeente Den Haag dit jaar niet zo gretig met haar vergunning moeten zwaaien. Scheveningen ondergaat namelijk een metamorfose. Zo wordt tot 2013 de tijd genomen om de boulevard op te knappen. Dat is prachtig, maar het betekent wel, dat bij drie strepen zon het hele gebied, dankzij auto, fietser en voetganger vaststaat. De chaos op bijvoorbeeld de Westduinweg is, steeds opnieuw, niet te overzien. En dan is er sprake van slechts een fractie van de 70.000 man die wordt verwacht. Reden hiervoor is, dat het in Scheveningen ontbreekt aan ontsluiting. Het dorp blijft op zulke momenten een logistieke ramp. Fileleed is dus op voorhand te voorspellen met, achteraf, verhalen als ''Ik heb nog net de laatste nummers van Bon Jovi meegemaakt, voor de rest heb ik in de auto gezeten. Had ik maar nooit een kaartje gekocht''.

Nieuwsgierig

Je kunt Scheveningen afsluiten voor verkeer, maar echt helpen doet het niet. Bij mooi weer blijft de Hagenaar nieuwsgierig. En het zal hem zo een worst wezen of hij iets van de optredende artiesten ziet. Hen horen is voldoende. Dat alleen al zal een enorme drukte genereren. Op dat moment zal tevens blijken, dat al die busreizigers afzetten op het Norfolkterrein niet afdoende is. Mogelijkheden daar zijn beperkt. Bovendien blijft de toegangsweg te smal voor veel heen en weer rijden. Extra handicap daarbij is de toegang tot de Kranenburgweg met zijn hobbels.
Het blijft een indrukwekkend streven mensen aan te moedigen met het openbaar vervoer te komen en bussen, naar het festivalterrein, in te zetten, maar dat het een chaos wordt, is eigenlijk op voorhand te voorspellen. Tenzij het blijft bij die paar weggegeven kaarten. Dan is een idyllische eerste editie niet uitgesloten.

© Haags Nieuws Bureau 2010