zondag 18 mei 2025

Honden in de tram


 HONDEN IN DE TRAM

Argumenten door
de tijd ingehaald

door Hans Piët

DEN HAAG – Een eeuw geleden was het verboden om in de tram de hond mee te nemen. De belangrijkste reden was, dat de voertuigen slechts ruimte boden aan een zeer beperkt aantal passagiers. Zo hanteerde de in Londen gevestigde Dutch Tramway Company – onder leiding van de Belgische directeur ir. Louis Benjamin Wauthy (op 14 april 1847 geboren in Gougnies) van juni 1864 tot februari 1867 het eerste operationele trambedrijf in de Benelux – uitgebouwde koetsen als paardentram. Met de komst van de eerste stoomtramlijn tussen het station Den Haag Staatsspoor, gelegen aan de Rijnstraat, en Scheveningen werd het niet beter. Aardig detail is, dat ’s-Gravenhage die tramprimeurs wist vast te houden. Na die eerste stoomtram in 1879, gold dat op 2 augustus 1890 ook voor de eerste elektrische tram (op accu’s). Deze reed tussen het Plein en Scheveningen (in de zomer tot aan het Kurhaus).
Dat de Haagsche Tramway Maatschappij (die op 4 juli 1867 de rechten en plichten van de Dutch Tramway Company Limited overnam en op 17 augustus 1867 haar koninklijk goedkeuring ontving) honden bleef weigeren, was slechts gedeeltelijk haar eigen keuze. De Algemene Politieverordening, in 1902 vastgelegd in artikel 104, liet dit niet toe. Daarin stond expliciet vermeld: ‘Het is verboden in of op voor personen bestemde tramrijtuigen honden toe te laten of mede te brengen’. Het uit vijf man bestaande bestuur van de trammaatschappij leek andere zorgen te hebben. Zo is in haar door de gemeenteraad goedgekeurde concessie uit 1902 in artikel 33 terug te lezen: ‘Het vervoer van vis in de personenwagen is niet toegestaan’. 
Protest over het niet mogen meenemen van de hond kon niet uitblijven. Ook omdat in de bredere Blauwe Tram (met eindbestemmingen als Leiden en Haarlem) vervoer van het dier wel werd goedgevonden. Hondenliefhebbers die zich aan het begin van de twintigste eeuw over een grotere afstand binnen de stadsgrenzen wilden verplaatsen en de hond niet wilden thuislaten, waren dus veroordeeld tot een wandeling, dan wel het gebruik van een duurder vervoermiddel. Op z’n minst opmerkelijk in die periode was, dat wanneer met het huisdier vanuit Delft of Leiden werd gereisd er geen problemen waren tot het Rijswijkseplein dan wel de Koningsbrug. Daar werden de reiziger en zijn hond uit de tram gezet. De reden was, dat het vanaf die twee haltes om trajecten met de stadstram ging, dus trad de Algemene Politieverordening in werking.

Achter de wagen

In de loop der jaren meende een aanzienlijk aantal bezitters van grote honden de oplossing voor het probleem te hebben gevonden. Ze reden comfortabel met de tram mee en lieten hun hond naast of achter de wagen rennen. Dat was het beest wel gewend, want wanneer tijdens een uitje de fiets werd gebruikt, gebeurde eenzelfde soort iets. ‘En die tram rijdt echt niet harder dan het rijwiel’, luidde de algemene stelling van de dierenliefhebbers. ‘Bovendien krijgt de hond bij de haltes de kans om even uit te rusten’. Dat daarbij zijn tong uit z’n bek hangt, is volgens de eigenaren geen teken van vermoeidheid. Het gevolg laat zich raden. Niet alleen de hond maar ook het verkeer werd hierdoor ernstig in gevaar gebracht. Het was in Amsterdam, aan het begin van de vorige eeuw, reden de conducteurs de opdracht mee te geven bij het bemerken van deze handeling de baas uit de tram te zetten, na hem te hebben gewezen op de gevaren.
De hond heeft bijna zeventig jaar moeten wachten voor hij
in de tram werd toegelaten. Tekening: Hans Piët.               

Motor- en fietsenrijders, maar (zeker later) ook automobilisten werden op die manier onnodig blootgesteld aan een ongelukkige botsing omdat het dier of de chauffeur van de twee- of vierwieler niet tijdig had kunnen uitwijken.
In de Residentie is in de loop der jaren door verschillende partijen meermaals gesuggereerd de politieverordening aan te passen. Door het wettelijk te verbieden zou aan de eigenaar van het meerennende dier een bekeuring kunnen worden uitgedeeld. Ook zou hij, zonder omhaal van woorden, uit de tram kunnen worden gezet. De geschiedenis leert dat er een andere keuze wordt gemaakt. Zo beslist de directeur van de HTM, Anne Willem Elie Weijerman (op 7 juli 1871 geboren in Rotterdam) in november 1927, met goedkeuring van B&W, tot een proef met honden in de tram. Het loopt slecht af. Het publiek blijkt niet echt gediend van zijn aanwezigheid in die nog altijd erg krappe tram. Dat besloten wordt de honden aangelijnd op het voorbalkon te plaatsen, valt verkeerd. Dat blijkt ook op 1 december van dat jaar als tijdens de gemeenteraadsvergadering het voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen tot het wijzigen van artikel 104 der Algemene Politieverordening wordt besproken. Tijdens die zitting laat Ferdinand Bernardus Gerardus Wilhelmus Spit (op 6 januari 1892 geboren in Almelo) weten dat hij persoonlijk heeft meegemaakt, hoe een op het voorbalkon geplaatste herdershond het verkeer in gevaar bracht. “De bestuurder, blijkbaar bang voor die hond, heeft zich gedurende anderhalve kilometer zeker honderd keer naar het beest omgedraaid. In die tijd heeft hij dus niet vooruit kunnen kijken. Dit heeft mij de overtuiging gebracht dat het meenemen van een hond op het voorbalkon absoluut de veiligheid van het verkeer in gevaar kan brengen. Ik zal dus tegen het voorstel stemmen”.

Overlast

Mr. Jan Eliza Wilhelm Duijs (op 21 februari 1877 geboren in Nijmegen) laat als dierenvriend weten ook geen voorstander van een wijziging te zijn. “Een goede stelregel is dat iemands plezier, wil het behoorlijk zijn, niet moet steunen op overlast aan anderen. Ik zal het nu niet hebben over de groeiende verontreiniging in vooral de buitenwijken door het dierbare hondenras. Waren alle dieren schoothondjes, dan had ik geen probleem met het vervoer door de tram, maar het formaat begint zo langzamerhand uit de hand te lopen. Stelt u zich eens voor, u wilt op het voorbalkon van de tram stappen. Omdat dit balkon wat hoger ligt dan de straat, kijkt u ongewild in de facie van zo’n wolfshond. Een zekere schik zit er dan al direct in. Eenmaal in de tram volgt er op een gegeven moment een draai of een bocht. Wordt geen stang vastgehouden dan is een zwaai naar links of rechts, waarbij u tegen een medepassagier aankomt, niet uitgesloten. Wat gebeurt er als die passagier een buldog is? Iedereen zal begrijpen dat zo’n beest niet ‘I am sorry’ zegt of ‘pas de quoi’. Ik denk dat een enigszins ander onthaal uw deel zal zijn. En dan heb ik het nog niet eens over dames met dure japonnen die met slecht weer de tram nemen en te maken krijgen met drijfnatte beesten. Als mensen die honden hebben hun dierenliefde willen tonen, moeten ze zich daarvoor opofferingen getroosten, maar hier willen die dierenvrienden opofferingen van anderen vergen en zelf geen offers brengen. Ik noem dat een zeer goedkope dierenliefde”.
Ook gemeenteraadslid Michel Joëls (op 24 november 1881 geboren in ’s-Gravenhage) steunt het voorstel niet. “Heeft het gemeentebestuur zich er rekenschap van gegeven dat de aanwezigheid van grote honden de veiligheid van het verkeer in gevaar kan brengen. Als bestuurders vertellen dat zodra die hond onrustig begint te worden, zij zich onbehagelijk gaan voelen en hopen dat het beest zo snel mogelijk de tram verlaat, dan is er geen sprake van een ideale situatie. Daarbij leert de praktijk dat een hond op de buitenlijn nog wel eens wagenziek wordt. Stel je voor dat dit in een volle stadstram gebeurt! Ik behoef verder zeker niets meer te vertellen”.
Lodewijk Franciscus Duymaer van Twist (op 9 november 1865 geboren in Den Haag) vraagt zich af wie de schade betaalt als er iets met een hond gebeurt, als hij bijvoorbeeld bang wordt en gaat bijten waarbij een passagier gewond raakt. “Is de gemeente dan verantwoordelijk of de trammaatschappij? Het is gewenst als hierover zekerheid bestaat”.
De voorzitter, burgemeester Jacob Adriaan Nicolaas Patijn (op 9 februari 1873 geboren in Den Haag), wijst erop dat de eigenaar van het beest aansprakelijk is voor de schade, dat geeft artikel 104 van het Burgerlijk Wetboek aan. Hij probeert de raadsleden nog enigszins gerust te stellen door te melden dat het de bedoeling is de honden op het voorbalkon van de bijwagen toe te laten. Is die wagen er niet, dan is het aan de conducteur ter beoordeling. “In de wijziging staat namelijk mag. Bovendien zal in de regel het voorbalkon leger zijn omdat de passagiers merendeels via het achterbalkon in de wagen stappen”.
Wanneer het voorstel in stemming wordt gebracht blijkt dat het met 23 tegen 10 stemmen wordt verworpen.

Financiële positie

Het duurt niet lang – tot 3 april 1933 – voordat het toelaten van de hond in de tram opnieuw in de Haagse gemeenteraad wordt behandeld. Deze keer is het de directie van de HTM die hoopt op een positief antwoord. Sceptici menen dat het voorstel vooral voortkomt uit het idee, nu de financiële positie van het trambedrijf niet zonder zorgen is, op die wijze meer passagiers te trekken. Zij herinneren zich dat Jacob Adriaan de Wilde (op 7 januari 1879 geboren in Goes) in 1927, als voorzitter van de raad van beheer van de HTM en ook wethouder van financiën, tegen het voorstel had gestemd. Bij de tweede poging is er een nieuwe voorzitter van de raad. Het is Fredericus Nicolaas Vincentius Quant (op 10 februari 1871 geboren in Den Haag).
Bij de tweede behandeling neemt Michel Joëls als eerste het woord. Hij ziet geen motiverende redenen waarom de Commissie voor de Strafverordeningen het voorstel opnieuw in de raad brengt. De argumenten zijn niet veranderd. Hij zal dan ook opnieuw tegen stemmen. Wordt het toch aangenomen dan zou hij graag zien dat de grotere dieren dan de schoothondjes alleen op het voorbalkon van de aanhangwagen, dus niet op het voorbalkon van de motorwagen, worden toegelaten. “Dit is een verbetering en nodig in verband met de veiligheid van het verkeer”.
Ook Lambertus Louis Emile Eugène Maria Moonen (op 25 maart 1878 geboren in ‘s-Gravenhage) is tegenstander. Hoewel hondenbezitter ziet ook hij een gevaar in het toestaan van honden op het voorbalkon van de motorwagen. “Ik kan mij voorstellen dat een bestuurder die een brommende hond achter zich heeft of een hond die tegen hem opspringt, wordt afgeleid en niet zijn volle aandacht besteedt aan de veiligheid van het verkeer. Ik stem alleen voor als die honden worden toegelaten op de voorbalkons van de volgwagen en als het om slechts een motorwagen gaat, op het achterbalkon”.

Overdreven

Dr. Wouter Johannes Hartmann (op 16 augustus 1874 geboren in Sliedrecht) vindt de bezwaren van voorgaande sprekers enigszins overdreven. “Ik maak dikwijls gebruik van de Blauwe Tram en de HTM-lijnen naar Delft en Leiden. Het is mij nog nooit overkomen dat er een hond in een van die trams aanwezig was. Tegelijkertijd vraag ik mij af of het toelaten niet eerder een nadeel dan een voordeel voor de HTM betekent. De kans is namelijk groot dat het vervoersbedrijf passagiers, die bang zijn voor honden, gaat missen. Dat oordeel laat ik echter over aan de heren van de HTM. Die zullen dit beter dan ik hebben bekeken”.
De voorzitter, burgemeester jhr. mr. dr. Lodewijk Hendrik Nicolaas Bosch ridder van Rosenthal (op 7 april 1884 geboren in Dordrecht) vindt het niet vreemd dat de discussie opnieuw wordt gevoerd. Hij meent dat de zaak indertijd niet serieus is bekeken. “De toen gebruikte argumenten waren weinig houtsnijdend. In dit voorstel vinden zich tezamen de vrienden van de hond en de vrienden van de tram. Laat ik even vertellen dat wij in onze gemeente het voorrecht hebben 18.200 honden te tellen, die jaarlijks aan belasting circa 110 à 120.000 gulden (€ 54.454) opbrengen. Als er 50 of 60 kwade honden tussen zitten, kan ik u verzekeren dat deze dieren bij de politie bekend zijn. Ze zijn verplicht een muilkorf te dragen. In de tram kan de conducteur erop toezien dat er geen honden worden toegelaten die last veroorzaken. Gebeurt het toch dan kan hij ze onmiddellijk uit het voertuig verwijderen. Ik stel voor de honden toe te laten op de voorbalkons van alle trams. Het publiek vindt dan op de achterbalkons en in de tramwagens gelegenheid zich niet aan de honden te hoeven ergeren. Blijken er bezwaren aan te zijn verbonden dan kunnen wij in aangenaam overleg met de HTM proberen die problemen weg te nemen”.
Het voorstel wordt met 30 tegen 5 stemmen aangenomen. Daarbij wordt vastgelegd dat op elk voorbalkon niet meer dan één hond tegelijkertijd mag worden vervoerd. Voor het dier moet de gewone, ook voor mensen geldende vrachtprijs worden betaald. Kleine honden, die niet aan aantal zijn gebonden, dienen onder de arm of op schoot te worden vervoerd. 

Gedeputeerde Staten

Die wijziging van artikel 104 der Algemene Politieverordening gaat niet direct in. Dat komt omdat het om een verandering in een richtlijn gaat en die moet eerst door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd. Gevolg is, dat veel Haagse hondenbezitters van een koude kermis thuiskomen. Het 
Eerste hond op een Haagse
tram. Foto: krantenarchief.

merendeel van die wandelaars is hiervan niet op de hoogte, waardoor eerste pogingen om met de hond in de tram huiswaarts te keren, mislukken.
Tegenstanders van het besluit, gebruiken veelal de dagbladen om hun argumenten te plaatsen. Een van hen merkt op: ‘stel dat het slecht weer is, wat nogal eens voorkomt. Diep in de kraag gedoken, wachtend op de tram, wordt, wanneer hij eindelijk arriveert, de toegang geweigerd. Bij een blik in het voertuig blijkt het balkon te zijn gevuld met een aantal tegen elkaar grommende en elkaar besnuffelende honden. Geen plaats meer, aldus de conducteur. Dat wordt wachten op de volgende tram of naar huis lopen. Eenmaal thuis is er het zachte verwijt van vrouwlief. ‘Waarom heb jij je zo nat laten regenen?’ Tja, ik kon niet meer mee in de tram. Honden beletten mijn reis. Maar stel dat er wel plaats is op het balkon. Bij een onverwachte zwaai van de wagen verplaatsen we een voet en trappen daarbij per ongeluk op de tenen van de hond. Gevolg, gejank en happen, waarbij een beet in de kuit volgt. Het beest verdedigt zich, daar is hij hond voor. Nog een ander geval. Op dat balkon krijgt een reiziger plotseling een eigenaardige gewaarwording. Wat blijkt. Een van de honden ziet zijn been aan voor een muurtje om daartegen een bekende handeling te verrichten. Ik zou zeggen: wie een hond wil houden, ga er mee lopen. Geef je medemens geen aanleiding tot onnodige ergernis’.

Folder

Om het hondenvervoer in goede banen te leiden, volgt een folder met aanwijzingen. Daarin is onder meer te lezen: rijdt niet met uw dier met de tram mee als hij overvol is. Wacht een volgende wagen af. De beste plaats voor de hond en zijn begeleider is op het voorbalkon bij de bestuurder. Neem, als de hond het formaat van een St. Bernard of Duitse dog heeft, plaats op het voorbalkon van de bijwagen. Het voorkomt de mogelijkheid dat het beest zijn hoofd boven het venster uitsteekt. Uit nieuwsgierigheid blijven kinderen dan staan kijken, wat bij druk verkeer gevaar kan opleveren. Neem met de hond, bij vervoer in de motorwagen, links van de bestuurder plaats. Dat voorkomt hinder bij in- en uitstappende passagiers. Zorg ervoor dat de hond in de tram niet gaat liggen. Behalve dat hij dan te veel plaats inneemt, voorkomt het dat er op zijn staart wordt getrapt. Wen hem aan het commando zitten. Geef hem iets lekkers als hij uw bevel heeft opgevolgd. Praat niet te veel tegen uw dier, hierdoor zou de chauffeur kunnen worden afgeleid. Laat niemand de hond in de tram aanhalen. Dat voorkomt ongelukken. Heeft hij een nerveuze natuur doe hem dan een muilkorf om. Na het afstappen kan de korf weer worden losgemaakt. Hij zal op een gegeven moment begrijpen dat het voor het vervoer noodzakelijk is. Hou hem tijdens de reis aangelijnd en is hij ziek neem hem dan niet mee met de tram.
Inmiddels zijn de regels kort en kracht. Het beest mag gratis mee in het openbaar vervoer. Het moet wel kort aangelijnd zijn, niet op een stoel maar op schoot of in het gangpad plaatsnemen. Mocht hij overlast veroorzaken dan kan er worden gevraagd het voertuig te verlaten. Heel veel zal dat niet gebeuren, want de geschiedenis wijst uit dat met de groei in automobielen, het aantal Haagse hondenbezitters dat daadwerkelijk met zijn dier voor de tram kiest, uiterst beperkt is. Iemand die bang is voor honden kan met een gerust hart de tram nemen.