donderdag 23 november 2023

Gedenknaald

Zeulen met een gedenknaald

door Hans Piët

DEN HAAG – Bij de naam Gevers Deynoot zal eenieder eerder aan de burgemeester van
’s-Gravenhage denken dan aan jonkheer, mr. Dirk Rudolph Gevers Deynoot, kantonrechter in Rotterdam. Hoewel de eerstgenoemde, jhr. en mr. François Gerard Abraham Gevers Deynoot, tijdens zijn ambtsperiode van 1 juni 1858 tot en met 31 mei 1882 diepe indruk maakt, wat onder meer op 18 juni 1882 tot uiting komt bij zijn begrafenis op 68-jarige leeftijd ‘wanneer een dichte menigte heeft post gevat voor de woning van de oud-burgemeester om hem vervolgens in samenhang met een lange stoet vol hoogwaardigheidsbekleders naar bergraafplaats Eik en Duinen te begeleiden’, is het Dirk, of liever een uit dankbaarheid vervaardigde gedenknaald, die in de eerste helft van de vorige eeuw veel stof doet opwaaien.
De medeoprichter en vervolgens algemeen secretaris van de op 19 april 1847 in Amsterdam gestichte Hollandsche Maatschappij van Landbouw maakt al die heisa niet mee. Hij overlijdt op 3 april 1877 op 77-jarige leeftijd in zijn kasteel op z'n landgoed Rusthoek nabij Loosduinen. Dat Dirk in de 24 jaar als secretaris veel voor de maatschappij en daarmee de agrarische sector in ons land heeft betekend, wordt op begraafplaats Crooswijk, waar hij drie dagen later in het bijzijn van familie, vrienden en dorpsbewoners wordt bijgezet in het familiegraf, op treffende wijze onder woorden gebracht door de voorzitter van het hoofdbestuur (de organisatie telt inmiddels 87 afdelingen).
Houtgravure van de gedenknaald uit 1878
door Hendrikus Franciscus Adam Bal.     

Deze mr. Willem van der Vliet benadrukt daarbij vooral zijn verdiensten voor de landbouw in de provincie Zuid-Holland. Maar ook in het buitenland doet hij van zich spreken. Zo is hij in 1851 aanwezig op de wereldtentoonstelling in Londen en in 1856 herhaalt hij dat uitstapje, maar nu naar Parijs. In eigen land is hij vanaf het begin nauw betrokken bij de grote landbouwtentoonstelling die vrijwel jaarlijks plaatsvindt, maar hij bezoekt ook de Nederlandsche Landhuishoudkundige Congressen en werkt mee aan de totstandkoming van de bijeenkomsten van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid. Spreker benadrukt dat de Hollandsche Maatschappij van Landbouw zijn troetelkind was, ‘die hij tot bloei en ontwikkeling heeft gebracht’. Een voorbeeld van het stimuleren van die vooruitgang is de prijs die de maatschappij in 1857 uitschrijft op initiatief van de jonkheer, die ook lid is van de Staten van Zuid-Holland en de decoraties Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en van het Legioen van Eer opgespeld heeft gekregen. Er is  honderd gulden (€ 45) en een gouden medaille te winnen voor de meest volledig gedane proefneming van drooglegging van laag of middelmatig gelegen land in Noord- en Zuid-Holland. Maar Dirk, die tevens kolonel-commandant der Schutterij is, heeft ook zitting in talloze commissies die zich bezighouden met de ontwikkeling van landbouwwerktuigen, de bloembollenteelt en de veehouderij. In 1848 verschijnt er onder zijn leiding de eerste editie van een jaarboekje waarin naast de gebruikelijke handigheden over bijvoorbeeld kermissen, jaar-, paarden- en beestenmarkten ook allerlei wetenswaardigheden zijn te vinden. Zo wordt de eerste waterwindmolen van Nederland in 1430 geplaatst in de Polder Bon Repas in de Krimpener Waard, is de tabaksteelt omstreeks 1615 en de aardappelteelt omstreeks 1735 in ons land begonnen. De boekjes zijn nog altijd in te zien in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Nagedachtenis

Het hoofdbestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw concludeert dat ‘mannen zoals Gevers Deynoot schaars voorkomende types zijn bij wie je nooit tevergeefs om hulp of bijstand hoefde aan te kloppen’. Er wordt een commissie van ‘invloedrijke mannen’ samengesteld, die uit bijdragen van Nederlandse landbouwers een gedenkteken moet doen verrijzen. ‘Wij zijn verplicht zijn nagedachtenis in levendige herinnering te bewaren’, aldus Van der Vliet. De afdeling Leiden en omstreken komt als eerste over de brug. Zij storten 25 gulden (€ 11). Na een aantal vergaderingen krijgt de op 15 januari 1842 in Rotterdam geboren architect Andreas Johannes Hermanus van den Brink de opdracht een gedenkteken te ontwerpen. Hij voorziet een naald van Bollendorfer zandsteen met witmarmeren wapenschild en vier witmarmeren inscriptieplaten. Dit alles wordt op een brede voet geplaatst. De inscriptieplaten zijn, evenals de kransen, met bronzen spijkers vastgehecht. De voet, de banden en hekpalen zijn uit Escausinesteen vervaardigd, terwijl het van koper gegoten hek is opgebouwd uit landbouwsymbolen. De naald heeft een hoogte van 7 ½ meter en wordt vervaardigd door de Dordtse steenhouwer Anthonie Pieter Schotel. De onthulling is op 27 mei 1878 op hofstede Rusthoek, waar de naald aan het begin van het Geversstraatje is geplaatst. Aanwezig zijn naast Dirks broers Willem, François, Adriaan en Eduard, het bestuur, met name afdeling Westland, vertegenwoordigers van de (bloembollen)vereniging Floralia, waarvan burgemeester François Gevers Deynoot erevoorzitter is, en het gemeentebestuur van Loosduinen. Afgesproken is dat Pieter Frederik Leonardus Waldeck, de nieuwe secretaris van de maatschappij, zorgdraagt voor het onderhoud. Dat gaat goed totdat hij op 21 juni 1897 overlijdt.
In samenhang met de ontwikkelingen van het terrein tot bouwgrond, dat inmiddels eigendom is geworden van tuinder en koopman Johannes Frederik Zuiderwijk, is de gedenknaald niet meer beschermd. Hij ligt, nadat op 20 juni 1900 drieëntwintig percelen bouwgrond zijn geveild, aan de geprojecteerde nieuwe oprijlaan naar Rusthoek, de latere Oude Haagweg. Het is wel de enige plek die niet mag worden bebouwd. In een brief van 30 maart 1906 aan het gemeentebestuur van ’s-Gravenhage verontschuldigt Klaas Jansz. Breebaart, voorzitter van het hoofdbestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, zich dat het in orde houden van het gedenkteken niet meer mogelijk is sinds het aan die openbare weg ligt. ‘Er is toen overwogen om het bijvoorbeeld anderhalve meter te doen rijzen waardoor het uit de put zou raken waarin het door het verhogen van de straatweg, terecht is gekomen. Die daling heeft er namelijk voor gezorgd dat het monument hinderlijk is om te aanschouwen. Ook is bekeken of het verplaatst zou kunnen worden naar Rotterdam om het op het graf van jhr. mr. Gevers Deynoot neer te zetten, als de familie hiertoe haar toestemming zou verlenen. Beide plannen zijn gestrand op de hoge kosten die aan de uitvoering zouden zijn verbonden. Het hoofdbestuur heeft besloten het gedenkteken te laten staan maar wel opnieuw schoon te maken en waar nodig te restaureren. Verder hebben we de hulp van het hoofd der politie te Loosduinen ingeroepen om beschadiging en verontreiniging zoveel mogelijk te weren. Het hoofdbestuur vreest evenwel dat het laatste niet wel mogelijk zal zijn met het oog op de nabijgelegen volksbuurt’, aldus de in Winkel wonende voorzitter die ook lid is van de Provinciale Staten van Noord-Holland en beheerder van het grote landbouwbedrijf Johannes Kerckhovenpolder in noordoost Groningen.

Gehavend

De Officier in de Orde van Oranje-Nassau krijgt gelijk, want twee jaar later treffen bewoners het gedenkteken ernstig gehavend aan. De inscriptieplaten zijn geschonden en alle bronzen en koperen versierselen zijn er afgebroken en door dieven meegenomen. Het blijkt het begin te zijn van het zeulen
Logo van de landbouwmaatschappij. Foto: HGA
 
met een openbaar kunstwerk.
Want, voor het zomaar bij de asbak zetten, voelt zowel de Hollandsche Maatschappij van Landbouw als de familie Gevers Deynoot niets. Er moet een oplossing komen, maar die is niet zomaar voor handen. De Verfraaiingscommissie is in oktober 1908 de eerste die er weinig voor voelt het gedenkteken over te brengen naar het door de familie Gevers Deynoot geopperde Valkenbosplein en anders het Copernicusplein. In algemene zin is de commissie van oordeel ‘dat het vanuit esthetisch oogpunt zeer te betreuren zal zijn als een van de pleinen door dit ver van fraaie gedenkteken zal worden ontsierd’.
De pech is dat burgemeester en wethouders, in samenspraak met de Commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigendommen, de familie al toestemming hebben gegeven het gedenkteken over te brengen naar ’s-Gravenhage. Dat neemt niet weg, dat er discussies in de gemeenteraad plaatsvinden. Pieter Hendrik van der Kemp, gemeenteraadslid voor de vrijzinnige vereniging ’s-Gravenhage, meent dat ‘de pleinen der residentie beschikbaar behoren te blijven voor monumenten van betekenis. Dit behoeft echter niet de producten van beeldende kunst van slechts beperkte waarde uit te sluiten. De straten der stad moeten door haar inbuigingen daarvoor gelegenheid bieden. Daar zijn dergelijke stukken te plaatsen. Zij breken op een aangename wijze het eentonige gezicht van huizenrijen en verlevendigen het aanzien der wegen’. Hij ziet als beste plaats voor het beeld de Loosduinseweg op de hoek met de Fahrenheitstraat.
De in Middelburg geboren ingenieur Joseph Jean Leonard Bourdrez laat tijdens de raadsvergadering van 15 maart 1909 weten dat hij zich schaart aan de zijde van Pieter van der Kemp waar hij de keuze van het Copernicusplein voor het monument afkeurt en het liever geplaatst ziet aan de Loosduinseweg. ‘Ik zou nog een eind verder willen gaan en het in zijn geheel niet plaatsen. Wordt het monument als gedenkteken beschouwd en moet het dus een groot publiek aanspreken, dan is er reden het neer te zetten op een opvallende plaats. Zonder de verdiensten van hem voor wie de gedenknaald is opgericht te kort te doen, laat dit monument het grote publiek volkomen koud, misschien een enkele landbouwer uitgezonderd. Ik zal tegenstemmen. Tegelijkertijd wil ik opmerken dat ik het niet eens ben met de gang van zaken. De enige vraag die wordt gesteld is: kost het geld en zo niet dan is men te beleefd het te weigeren. Daar protesteer ik tegen. Wij moeten onze pleinen zo goed mogelijk versieren’.
Architect Jurriaan Jurriaan Kok merkt op dat het ‘met monumenten al net zo gaat als met sigaren: de goede moeten worden gekocht, de slechte krijgt men cadeau’. Even verderop in de discussie kan hij het niet laten op te merken: ‘het plaatsen zou een beleefdheid tegenover de maatschappij zijn. Wel nu, ik kan meedelen, zo ik thans goed ben ingelicht, dat die maatschappij 500 gulden (€ 227) heeft betaald om van de gedenknaald af te zijn’. Niet veel later blijkt het iets anders te liggen. Het bedrag is een financiële bijdragen van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw voor het kunnen verplaatsen en opnieuw opbouwen van het monument.
Ingenieur Cornelis Lely, wethouder van Openbare Werken, gaat verder niet in op de artistieke waarde onder de noemer ‘ik ben geen artiest, dus ik onthoud mij van een beschouwing. Bovendien zijn kunstenaars het in de regel ook niet met elkaar eens. Het is indertijd door een bekwaam architect gemaakt en mooi gevonden en het bestaat uit kostbare materialen’. Hij ziet het plaatsen als een beleefdheid tegenover de familie. ‘De man had nauwe relaties met Den Haag, heeft de stad ook economische voorspoed gebracht door het organiseren van bijvoorbeeld tentoonstellingen’.
Het voorstel de zuil aan het einde van de Fahrenheitstraat te plaatsen wordt met 24 tegen 13 stemmen verworpen. Het voorstel van burgemeester en wethouders het op het Copernicusplein neer te zetten wordt met 26 tegen 10 stemmen aangenomen. Saillant detail is, zo leert documentatie, dat de familie Gevers Deynoot helemaal niet tegen het neerzetten op de Loosduinseweg was. Ook blijkt dat Pieter van der Kemp zijn voorstel in de gemeenteraad pas doet na overleg met de familie. ‘En zij was ingenomen
met die plaats’, aldus het gemeenteraadslid.
Plaats waar de raadsleden het monument graag    
geplaatst zien. Tekening: Haags Gemeente Archief

Eigenlijk willen zowel B&W als Van der Kemp hetzelfde, de familie tegemoet treden en haar wens eerbiedigen. Daarom kiezen burgemeester en wethouders bewust voor het Copernicusplein. Het ligt in het zuidwesten van de stad, in een deel dat ooit tot Loosduinen behoorde, en waar Dirk eigenaar is geweest van een nabijgelegen uitgestrekte lap grond.
Wanneer jonkheer en mr. Willem Theodore Gevers Deynoot, spreekbuis van de familie, begin 1908 bij de gemeente een balletje heeft opgegooid over de verplaatsing, is het Isaac Anne Lindo (roepnaam Jack) als directeur van Gemeentewerken, die zich als eerste over de zaak buigt. Hij vindt het een mooi monument en ziet geen bezwaren het in de stad neer te zetten. ‘Het Valkenbosplein is echter niet geschikt met het oog op de wijzigingen die dit plein zal moe-ten ondergaan in verband met de snijding ervan door de Ceintuurbaan’. Het Copernicusplein, vernoemd naar de Poolse arts, wiskundige en astronoom Nicolaus Copernicus (1473-1543), komt wel in aanmerking. Jack Lindo: ‘Maar het zou kunnen zijn dat het publiek wellicht tot de conclusie komt dat het geplaatste monument betrekking heeft op Copernicus. Een geschiktere plaats schijnt mij een aan de Loosduinseweg, bij de samenkomst met de Fahrenheitstraat, te maken pleintje. Het is een punt waarlangs veel verkeer komt, zodat het monument ook meer gezien zal worden dan op het Copernicusplein’. Burgemeester en wethouders zien die verwarring niet ontstaan. ‘Er staat met grote letters op dat het om Gevers Deynoot gaat. Bovendien is het niet het enige monument in de stad dat niet overeenkomt met de straatnaam. Zo is er het borstbeeld van componist en dirigent Richard Hol op de Stadhouderslaan’.

Kosten

In zijn schrijven naar wethouder Lely, voorzitter van de Commissie voor de Plaatselijke Werken, verwoordt Lindo direct wat voorwaarden. Zo moet de gedenknaald worden geplaatst onder toezicht en ten genoegen van de directie der Gemeentewerken. Moet het monument na plaatsing in volle en vrije eigendom aan de gemeente worden overgedragen. Alle kosten van de wijzigingen aan gazon, plantsoen, wandelpaden, bestrating of riolering, die nodig mochten worden geacht in verband met het plaatsen, komen voor rekening van de familie Gevers Deynoot. Zij gaat akkoord, zoals ze ook de toegevoegde voorwaarde goedkeurt dat het gemeentebestuur zijn volle vrijheid van handelen behoudt wanneer te eniger tijd het gedenkteken mocht blijken bouwvallig te worden of verplaatsen raadzaam mocht voorkomen. Op 21 april 1909 adviseert de Commissie van Bijstand in het Beheer van Plaatselijke
Werken en Eigendommen de vastgestelde plaats goed te keuren. Ze heeft er geen bezwaar tegen dat wanneer de definitieve inrichting tot plantsoen door de tijd van het jaar niet meer mogelijk is, het
Unieke werktekening van de naald. Tekening: Hans Piët

bestemde terrein voorlopig met graszoden wordt bedekt.
Het is de firma van steenhouwer Gerardus Keuzekamp die, samen met aannemers Zegert Gelens en Jan van de Wal, het kunstwerk afbreekt. Voorzichtigheid is daarbij geboden omdat het door de baldadige dorpsjeugd ernstiger dan in eerste instantie gedacht, is beschadigd. Architect Fredericus Maria Nieuwerkerk en beeldhouwer Emilius Alphonsius Franciscus Bourgonjon krijgen de uitnodiging het opnieuw te modeleren. Het gaat hierbij niet om zomaar een tweetal. Zo groeit Frits Nieuwerkerk, ontwerper van onder meer het R.K.-ziekenhuis Westeinde, in zijn arbeidzame leven uit tot een van de meest deskundige architecten op het gebied van ziekenhuisbouw in ons land en is de in Brugge (België) geboren Bourgonjon van grote betekenis voor de monumentale beeldhouwkunst in Nederland. In Den Haag zijn karaktervolle gevelversieringen onder meer te vinden aan het gebouw van justitie, de St. Jacobskerk, de Ridderzaal en de kerk van Pierre Joseph Hubert Cuypers in de Parkstraat. Ook de Cremerbank bij de Waterpartij is van zijn hand.
Om het monument te herscheppen kiezen ze, meer aangepast aan de tijd, voor een obelisk in een neoklassieke revivalstijl waarbij wederom gebruik is gemaakt van onder meer Bollendorfer zandsteen, een witmarmeren wapenschild en vier witmarmeren platen met gouden inscripties. Er zijn nieuwe bronzen versierselen en het monument heeft een grondige schoonmaakbeurt ondergaan. Op 28 september 1909 wordt het overgebracht naar het Copernicusplein en voorzien van een houten huisje om de laatste werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Als dat omhulsel op 9 oktober verdwijnt, krijgen omwonenden voor het eerst de pilaster te zien. Ondertussen heeft jhr. mr. Willem Gevers Deynoot, sinds 26 maart 1878 doctor in de rechten op een proefschrift over inkwartieringen, een rekening gekregen die aangeeft dat er de nodige werkzaamheden aan het Copernicusplein hebben plaatsgevonden. Het terrein is opgehoogd, de toegangskoker van de riolering is vernieuwd, maar ook een gedeelte van het plantsoenhek is weggenomen en opnieuw geplaatst. Deze kosten bedragen 23 gulden en 92-en-een-halve cent (€ 11). Bij de aanleg van het plantsoen is Pieter Westbroek, directeur der gemeenteplantsoenen, niet over een nacht ijs gegaan. Zo is het vak waarin het beeld staat (a), met groenblijvende planten gevuld. Aan de rand (b) heeft hij klimop evenals struikrozen (c) voorzien. Een pluk sierplanten (d) staat tegenover het beeld en in de uiterste rand zijn boompjes geplant (e). De som voor de aanleg bedraagt 163 gulden (€ 74). Willem, die aan de Mauritskade 23 woont en is getrouwd met Maria Ariane van Wassenaar van Sint Pancras, wordt gevraagd het eerste bedrag naar de gemeenteontvanger te sturen. De tweede schuld moet worden betaald aan de directeur der gemeenteplantsoenen.

Familieleden

Terwijl er druk maar onzichtbaar voor de buurt op het Copernicusplein wordt gewerkt, besluit burgemeester Emile Claude baron Sweerts de Landas Wyborgh (1904-1911) dat de overhandiging een feestelijke gebeurtenis moet worden. Om die reden nodigt hij alle familieleden uit die het verzoek hebben ondertekend om de gedenknaald naar Den Haag te krijgen. Het gaat naast Willem en zijn vrouw om jhr. Willem Anton, gepensioneerd generaal-majoor der artillerie, om jhr. Dirk Rudolph, gepensioneerd kapitein der infanterie, om jonkvrouw Martha Maria Jacoba Adriana, echtgenote van jhr. Frans Agathus Gerard Beelaerts van Blokland, gepensioneerd majoor der infanterie, om jkvr. Quirina Jacoba Louisa, om jkvr. Margaretha Catharina, echtgenote van jhr. Paulus Ocker Hendrik Gevaerts van Simonshaven, oud hofmaarschalk en oud-wethouder van ’s-Gravenhage, om jhr. Edmond Arnold Louis, kapitein bij de Grenadier en Jagers, om jkvr. Theodora, echtgenote van Sebald Godfried Manger Cats, burgemeester van het Hof van Delft en om jhr. François Gerard Abraham, een van de zonen van de overleden Haagse burgemeester en zelf oud-burgemeester van Kethel en Spaland.
Probleem is opnieuw dat de Haagse ambtelijke molen hapert. Er wordt geen datum geprikt met als gevolg, dat er van een onthulling geen sprake kan zijn. Het houten huisje verdwijnt, waardoor de gedenknaald voor iedere Hagenaar zichtbaar wordt, zonder dat burgemeester Sweerts de Landas Wyborgh, op vriendelijke wijze heeft kunnen terugblikken op de geschiedenis van het monument. Het is reden voor Willem Gevers Deynoot, inmiddels gemeenteraadslid, om op 27 december 1909 een brief naar de burgemeester te schrijven. ‘B&W wilden naaste familie uitnodigen ten stadhuize als de overdracht van het monument zou plaatsvinden. In verband daarmee gaf ik u de namen van diegenen die tot overplaatsing van het gedenkteken hebben bijgedragen. Thans schrijven we welhaast 1910. Enkele leden zijn op dit ogenblik uitstedig, anderen voor enkele dagen in het buitenland. Het is reeds drie maanden geleden dat het van zijn omhulsel werd ontdaan. Ware het niet beter de plechtigheid, hoe vriendelijk ook bedoelt, geheel achterwege te laten en aan de familie een schrijven te richten dat het monument in volle eigendom is overgenomen’.

De gedenknaald zoals hij is te vinden op het Burgemeester Françoisplein.                        Foto: Hans Piët



De burgemeester beslist anders. Op 4 januari 1910 nodigt hij de familie alsnog uit om op 11 januari in het stadhuis langs te komen. Jhr. François laat al snel weten, dat hij niet op de gekozen datum aanwezig kan zijn. ‘Ik zou het erg op prijs stellen als de ondertekening van de akte van overdracht bij mij thuis zou kunnen plaatsvinden’, meldt hij in een schrijven. En dat gebeurt. Jhr. Willem en zijn vrouw Johanna Wilhelmina Pels Rijcken haken af wegens ongesteldheid en ook jkvr. Martha Beelaerts van Blokland Gevers Deynoot kan niet komen. De ondertekening vindt bij haar thuis plaats in de Van der Spiegelstraat 14. De rest van de familie is op de bewuste dag wel aanwezig. Tijdens een plechtige bijeenkomst in de burgemeesterskamer wordt het kunstwerk ten overstaan van burgemeester en wethouders overgedragen aan de gemeente van ’s-Gravenhage. Na het tekenen van het op de overdracht betrekking hebbende protocol houdt baron Sweerts de Landas Wyborgh een rede waarin hij herinnert aan de geschiedenis van het monument en hoe B&W zal proberen de oprichter in duurzame herinnering te houden.
Echt lang staat het Gevers Deynootmonument niet op het Copernicusplein. De nieuwe tramroute van lijn 12 is aan begin van 1928 de spelbreker. Met de komst van de baan tussen de Fahrenheitstraat en de Paul Krugerlaan wordt het Copernicusplein een kruising van de lijnen 12 en 14. De pech daarbij is, dat de ruimte ontbreekt om de tramsporen om het plantsoen te leiden. En aangezien de verkeersbelangen zwaarder wegen dan een openbaar kunstwerk moet het verdwijnen. Er wordt gekozen voor het Burgemeester Françoisplein in Loosduinen. Daarmee wordt het min of meer teruggezet in zijn oude omgeving al heeft deze een behoorlijke metamorfose ondergaan dankzij Franciscus Lodewijk Johannes Lourijsen. De op 5 februari 1934 op 44-jarige leeftijd overleden architect is in 1923 namelijk de ontwerper van 216 beneden- en bovenwoningen met plat dak in deze burgemeestersbuurt. De gedenknaald wordt op het plein neergezet in wat eerder het middelste bloemenperk was. Sindsdien is het niet meer verplaatst. De laatste werkzaamheden vonden in 2005 plaats. In dat jaar is het opnieuw gerestaureerd.

© Haags Nieuws Bureau 2023

vrijdag 8 september 2023

Ahornstraat

De Ahornstraat in Haagse Bomenbuurt

Van sportveld
naar woonstraat

door Hans Piët

DEN HAAG - Even heeft het ernaar uitgezien dat de Ahornstraat - deel van de Bomenbuurt - een heel ander karakter zou krijgen dan nu het geval is. Aan het begin van de vorige eeuw hebben burgemeester en wethouders namelijk het plan het eigendom van bouwgrond-maatschappij Houtrust om te vormen tot een wijk voor de welgestelde Hagenaar. Het gaat om een terrein dat ten noordwesten van de Esdoorn- en de Pijnboomstraat ligt en een omvang heeft van 229.500 m2. Opvallend aan het door de gemeente getekende ontwerp is, dat slechts een beperkt deel van het dan duingebied straten toont. Een erg groot segment is in hun ogen bestemd voor de aanleg van een park. Niet onlogisch is, dat maatschappij Houtrust daar bezwaar tegen maakt. Het gevolg is, dat het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tot goedkeuring van dit door de gemeente uitgewerkte plan tot uitbreiding, op 4 augustus 1913 bij koninklijk besluit (nr. 18) wordt vernietigd. Vier jaar later voert het provinciaal bestuur aan dat zij min of meer gedwongen werd deze beslissing te nemen. ‘Wij hebben onze goedkeuring slechts verleend omdat verder uitstel, gezien de woningnood, ons niet geraden voorkwam’.
Documenten geven aan dat de gemeente dertig procent ofwel 46.280 m2 van het terrein wil omvormen tot plantsoen. Heel gelukkig is ze met de loop van de Afzanderijvaart ‘en het naast dit water lopende, schilderachtige wandelpad’, aldus directeur gemeentewerken Isaac Anne Lindo. ‘Wenselijk is, daar zo min mogelijk aan te veranderen en geen schoeiingsmuurtjes langs de vaart te maken, doch de waterkant zijn natuurlijk aanzien te doen behouden’.
Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen Houtrust heeft voor dat groen 5,5 procent ofwel 12.494 m2 gereserveerd. Na langdurige en scherpe onderhandelingen volgt in 1916 de wederzijdse goedkeuring er een tuinstadwijk van te maken.
In de eerste gesprekken stelt de aan de Laan van Meerdervoort 141 woonachtige Houtrust-directeur Jan Frederik Raymond van der Wall nog de voorwaarden dat de gemeente de gehele kosten van de plantsoenaanleg voor haar rekening zal nemen. Hij ziet het als een compensa-tie voor de betrekkelijk grote oppervlakte die zijn maatschappij voor straten, plantsoenen en water aan de gemeente gaat afstaan. Er komt een compromis uit de bus. Daaruit blijkt, dat Van der Wall bereid is de boombeplanting in zijn geheel te betalen. Het gaat om een bedrag van 6650 gulden (€ 3018). Daarnaast is hij genegen de kosten van de aanleg van de plantsoe-nen met de gemeente te delen. Met die inbreng van 30.250 gulden (€ 13.727), op een totaal van 60.500 gulden (€ 27.454), is Houtrust dus 36.900 gulden (€ 16.744) kwijt.

Bruggen

Voor de bouwmaatschappij zijn het echter niet de enige onkosten. Zo moeten er, ten behoeve van de brandweer, twee afritten naar de Afzanderijvaart komen en zijn er de uitgaven voor de
bouw van twee bruggen over dit water. Ook komt Houtrust met de gemeente overeen dat de maatschappij, ondanks dat ze er in eerste instantie niets aan heeft, voor de helft tot een bedrag van 18.500 gulden (€ 8395),
Tekening van de bruggen die gebouwd moeten gaan
 worden.                                                    Tekening: HGA
zal bijdragen aan de bouw van twee bruggen over de Valkenbosvaart. Verder zijn er de kosten voor het maken van een zinker in die vaart ten behoeve van de te zijner tijd in de gemeenteterreinen te leggen riolering, tot een maximum van 2500 gulden
(€ 1134), en van twee duikers in de Beek, een water dat onder meer door de Bosjes van Pex stroomt. Directeur gemeentewerken Lindo maakt in een brief aan Van der Wall zijn excuses dat die duikers niet voor de helft voor rekening van de gemeente kunnen komen. ‘Ze liggen midden in het bouwplan zodat ik geen vrijheid kan vinden de kosten te delen’.
Om haar stratenplan, dat voor twee derde uit klinkers en een derde uit scoriae bricks zal bestaan, te kunnen uitvoeren mag Houtrust van burgemeester en wethouders ten westen van haar terrein, over gemeentegrond, een spoor aanleggen voor het vervoer van zand. De vergoeding die de maatschappij ervoor betaalt, is 200 gulden (€ 91) per maand of een deel daarvan. Dat spoor moet overigens worden aangebracht in overleg met de directie van gemeentewerken. Afgesproken wordt dat bouwgrondmaatschappij Houtrust 45 procent van de totale oppervlakte grond aan de gemeente zal overdragen. Dat het in twee of drie gedeelten gebeurt, is geen bezwaar. Wel komt er de bepaling dat in de eerste plaats grond wordt afgestaan voor de aanleg van straten ‘bij welke de gemeente hoofdzakelijk belang heeft’.
Eerder in een schrijven van 21 augustus 1916 heeft Johannes Gerardus Vos, directeur van        
Een van de stratenplannen.                          Tekening: HGA
bouwgrondmaatschappij Duinrust laten weten genoegen te nemen met het door de gemeente en Houtrust ontworpen stratenplan. Volgens hem verbindt het op efficiënte wijze de beide terreinen.
Dat Houtrust voor een echte woonwijk kiest met een maximum aan huizen blijkt in eerste instantie niet alleen uit de plattegrond die ze in 1912 bij de gemeente inlevert. Cijfers tonen aan dat de maatschappij 66 procent ofwel
151.221 m2 wil inrichten als bouwterrein. De gemeente wil niet verder gaan dan 47 procent ofwel 108.550 m2. Houtrust kiest ook voor minder brede straten waardoor  het in totaal maar 28,5 procent (65.282 m2) van het geheel in beslag neemt, terwijl de gemeente er 67.530 m2 (30 procent) voor uit wil trekken. Van der Wall laat begin 1915 aan de gemeenteraad weten: ‘als Houtrust uw plan uitvoert, blijft er van de 22 hectare en 85 aren nog geen 10 hectare, 91 aren en 45 ca bouwgrond over’.
Een paar maanden eerder, in september 1914, heeft hij van de gemeente een stratenplan toegestuurd gekregen dat is gesitueerd tussen de Beek en Duinrust. Ook dit keer is zijn kritiek niet mals. ‘Tot uitvoering zal ik in geen geval meewerken. Alle aanleg voldoet niet aan matige eisen van welstand. Het plan is niet in overeenstemming met de omgeving waarin het tot uitvoering gebracht zou moeten worden. Ook is hoegenaamd geen rekening gehouden met het aanwezige natuurschoon’.

Ahornstraat

Dat er in ‘zijn’ wijk uiteindelijk van een Ahornstraat en een Hanenburglaan sprake is, staat in eerste instantie niet vast. Er is vanaf 1912 behoorlijk gegoocheld met straatontwerpen. Het is het gevolg van het feit dat er geen uitbreidingsplan is noch een door de raad vastgesteld stratenplan. Het betekent onder meer dat de op 31 maart 1914 schuin getekende straten op een ingezonden plan verdwijnen om plaats te maken voor rechthoeken. In een op 2 september 1915 door directeur Van der Wall ingeleverde tekening is te zien hoe tussen de Pijnboomstraat (deel van Duinrust) en de
Een stratenplan met schuin getekende straten. 
                                                       Tekening: HGA
Ieplaan nog twee straten met voortuinen voorkomen. Ze worden gesitueerd tussen wat nu de Ahornstraat en de Segbroeklaan zijn. Dat idee gaat niet door omdat de gemeente interesse toont in een drietal percelen grond van de maatschappij. Burgemeester en wethouders hebben hun oog laten vallen op een ongeveer 4500 m2 groot terrein, gelegen tussen de straten XXVII en XXIX. Houtrust stelt de prijs vast op f 12,50 per m2 (€ 5,67). Het 5400 m2 stuk grond tussen de straten VII en VIII moet 11 gulden m2 (€ 5) opbrengen. Het derde terrein is 2250 m2 en is gelegen tussen de straten XXVIII en XXIX. Hiervoor is de prijs bepaald op f 12,50 per m2. Hoewel de gemeente protesteert, houdt bouwgrondmaatschappij Houtrust voet bij stuk. ‘Hoewel niet aan de lage kant, is de prijs niet overdreven hoog, in aanmerking nemend dat deze terreinen voor bebouwing in aanmerking komen’, aldus directeur Van der Wall.

Hogere Burgerschool voor meisjes

Het gemeentebestuur, onder leiding van burgemeester jhr. mr. dr. Herman Adriaan van Karnebeek, heeft vergaande plannen met de drie bouwterreinen. Zo voorziet ze een 2e Christelijke Hogere Burgerschool voor meisjes op het 5400 m2 grote terrein tussen de straten VII en VIII dan wel op de 4500 m2 tussen de straten XXVII en XXIX. Het perceel tussen de straten XXVIII en XXIX zou gebruikt kunnen worden voor de bouw van een school voor lager onderwijs. Mocht dat niet doorgaan ‘dan zal er in de toekomst zeker behoefte bestaan om in deze belangrijke stadswijk een terrein van de gezegde afmeting te bezitten’, aldus Van Karnebeek. ‘Te denken valt aan het plaatsen van een ander gebouw voor de openbare dienst van de gemeente’

De door de gemeente aangekochte grond - tussen de stippellijn - die in eerste instantie als speelveld wordt gebruikt door scholen en verenigingen.                                    Tekening: HGA


Twee jaar nadat de raad op 21 mei 1917 het stratenplan heeft goedgekeurd, wordt voor twee percelen grond gekozen. Het gaat om het terrein tussen de straten XXVIII en XXIX of wel AN 888 groot 22 aren en 46 ca en het perceel gelegen tussen de straten VII en VIII of wel AN 932 groot 55 aren en 58 ca. Voor eerstgenoemde grond betaalt de gemeente 28.075 gulden
(€ 12.740). Voor het perceel waarop de Hogere Burgerschool voor meisjes moet komen is het bedrag 61.138 gulden (€ 27.743). Dat de ondertekening door burgemeester Van Karnebeek op zich heeft laten wachten, heeft mogelijk te maken met de in de overeenkomst vastgelegde bepalingen dat bouwgrondmaatschappij Houtrust verplicht is ervoor te zorgen dat de straten, waaraan bedoelde terreinen gelegen zijn, vóór de koop aangelegd, gerioleerd en in verbinding met bestaande openbare straten zijn gebracht.
Dat de gemeente op 7 mei 1919 eigenares is geworden, betekent niet dat direct tot actie wordt overgegaan. Terwijl niet veel verder op de door architect Thomas Anema ontworpen 1ste Christelijke Hogere Burgerschool zijn nieuwe onderkomen krijgt, het gebouw wordt op 31 oktober 1925 officieel geopend aan de Populierstraat 109, blijft de zandvlakte AN 932 leeg. Pas op 7 maart 1927 spreken B&W het voornemen uit het perceel tussen de Ahornstraat en de Hanenburglaan aan de Vereeniging voor Christelijk Middelbaar Onderwijs te verhuren. Het gaat om een bedrag van 400 gulden (€ 181) per jaar. Wie zich daar vooral hard voor heeft gemaakt, is Maarten de Haan. De met Jeannette Käthe Erika Wagter getrouwde gymleraar, die in de Goudenregenstraat 249 woont en lesgeeft op de Populier, is namelijk een warm voorstander van sporten in de openlucht. Het probleem waar hij al snel tegenaan loopt, is dat er op het uit zand en onkruid bestaande speelveld geen gras wil groeien, wat het sporten erg lastig maakt. Het betekent dat de gemeente bij raadsbesluit van 16 november 1931 min of meer gedwongen wordt actie te ondernemen. Ze investeert voor 5600 gulden (€ 2541) in het sportterrein. Dat het om een beperkte uitgave gaat, komt omdat de werkzaamheden niet worden uitgevoerd door de dienst Groenvoorziening van de gemeente maar door de stichting. Als het schoolspeelveld begin 1932 aan alle eisen voldoet, wordt besloten het perceel met ingang van 1 oktober 1932 niet alleen op bepaalde uren af te staan aan de Vereeniging voor Christelijk Middelbaar Onderwijs, maar het ook, voor zover mogelijk, in huur te geven aan daarvoor in aanmerking komende verenigingen.

Stokroosplein

Echt lang mag het Christelijk College De Populier geen gebruik maken van het vernieuwde sportveld, dat is afgesloten door hoge hekken waar de Schoonheidscommissie in eerste instantie bezwaar tegen maakt omdat ze ‘niet voldoen aan redelijk te stellen welstandseisen’. Op 1 augustus 1935 wordt het aan het beheer van de stichting onttrokken zodat het alsnog als bouwgrond kan worden uitgegeven. Voor het verplichte vak lichamelijke oefeningen wordt een sportterrein aan het Stokroosplein gevonden. Die verandering van bestemming valt niet bij iedereen in goede aarde. Een tegenstander is de gepensioneerde majoor van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger Isidoor Kosman die aan de Ieplaan 108 woont en dus uitzicht heeft op het veld. In zijn brief van 12 november 1935 benadrukt hij hoe die kleine sportvelden voorzien in een behoefte. ‘Elke avond in de zomer, maar vaak ook in het najaar spelen grote aantallen kinderen in de Ahornstraat. Geef ze het speelveld en laat in de winter bij de juiste temperaturen het perceel onderlopen om het op die manier om te vormen tot ijsbaan. Zo maakt u onze wijk tot een aangename woonwijk en niet tot een garagewijk voor automobielen’.

De, in geel gekleurde, stukken grond die de gemeente in eerste instantie wil aankopen. Ze
kiest uiteindelijk niet voor het middelste deel.               Tekening: Haags Gemeente Archief 


























Ingenieur Pieter Bakker Schut, directeur van de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, laat niet veel later aan de gemeenteraad weten niets fout te doen. ‘Het terrein is aangekocht voor schoolbouw. Het is daarvoor in de eerste jaren niet gebruikt en is daarom tijdelijk als speel- en sportterrein ingezet. Nadat gebleken was dat het niet meer voor het stichten van een school behoefte te worden gereserveerd en voor het leervak lichamelijke oefeningen van de Christelijke Hogere Burgerschool een terrein elders was gevonden, werd besloten de tijdelijke bestemming van sportveld te beëindigen en het terrein, in aansluiting met de aangrenzende gronden, wederom voor bebouwing in te zetten. De enige afwijking met vroeger is dus, dat er in plaats van een school nu woonhuizen zullen komen. Bovendien is het, gezien de financiële situatie van de gemeente, niet langer verantwoord het terrein als sportveld te gebruiken’.

Van Harlingen

De kritiek vanuit de gemeenteraad dat de grond nooit had moeten worden aangekocht, wordt snel weerlegd. Na taxatie blijkt namelijk dat het perceel nu 20 gulden (€ 9) en geen 11 gulden (€ 5) per m2 waard is. Bovendien wordt er heel rap een koper gevonden die f 23,50 (€ 11) per m2 neertelt. Het gaat om de gewezen metselaar Arij (41 j.) en de ex-meubelhandelaar Ludovicus Johannes van Harlingen (36 j.), beiden woonachtig aan de Tomatenstraat 256. De broers tonen op 3 januari 1936 interesse. De prijs voor de 5558 m2 grond is dan al bij besluit van 8 november 1935 vastgesteld op 130.613 gulden (€ 59.269). De bebouwingsverordening volgt bij raadsbesluit van 9 december 1935, met een goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 25 februari 1936. Daarin wordt vastgelegd dat de grond aan de Hanenburglaan in verband met de ligging aan een fraaie plantsoenaanleg, uitsluitend met woonhuizen mag worden bebouwd. Aan de Ahornstraat, welke straat door de aanwezigheid van pakhuizen en garages inmiddels een gemengde bestemming heeft gekregen, kunnen volgens burgemeester en wethouders zonder bezwaar op de begane grond winkels, werk-
 
Voorgevel met stenen erkers in de Ahornstraat.         
                                                      Tekening: Hans Piët
of bergplaatsen dan wel andere bedrijfsruimten worden toegelaten. Uitzondering vormen herstelplaatsen voor motorrijwielen en motorrijtuigen en garages welke worden verhuurd of aan derden behoren. Overtreding van dit verbod wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een boete van niet meer dan 300 gulden (€ 136).
Op 8 januari 1936 wordt het voorlopig koopcontract tussen de bouwondernemers en de burgemeester getekend. Twaalf dagen later, met een goedkeuring van Gedeputeerde Staten op 4 februari (nr. 200), is het de beurt aan de officiële koopovereenkomst. Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht heeft dan al de aanvraag voor de bouwvergunning binnengekregen. Arie en Louis ontvouwen hierin het plan twaalf dubbele percelen, bevattende vierentwintig benedenwoningen, vierentwintig eerste en vierentwintig tweede etagewoningen neer te willen zetten met in de achtertuin van genoemde percelen twaalf dubbele stenen bergplaatsen. Het ontwerp, met in de Ahornstraat stenen erkers, is van architect Johannes Laurentius Joseph van den Hoek. Deze Hagenaar droeg met zijn werk een belangrijk steentje bij aan de bouwstijl van de jaren dertig. De 72 portiekwoningen zijn elk opgebouwd uit een voorkamer van 21 m2, een achterkamer van bijna 17 m2, een keuken van iets meer dan 6 m2, een voorzijkamer van 9 m2, een achter-zijkabinet van 11,5 m2 een krappe douchekast die op z’n breedst 1,55 meter is, 2 balkons en twee geschikte bergplaatsen; een voor levensmiddelen en een voor brandstoffen en afval. Dankzij de trap naar de eerste etage is op de begane grond de voorzijkamer groter namelijk 17,5 m2. Om niet in elk pand een beweegbaar raam aan te hoeven brengen in de douchekast, krijgt het duo toestemming om ter vervanging een luchtkoker aan te leggen. Bouw- en woningtoezicht bepaalt tevens dat de 80 cm brede portiektrappen met bordes moet worden voorzien van een goed functionerende kunstlichtinstallatie. Deze moet van een half uur na zonsondergang tot een half uur voor zonsopgang in gebruik zijn. De broers Van Harlingen stellen de huurprijs van de Hanenburg-laan vast op 38 gulden (€ 17,24) per maand voor de begane grond, 36 gulden (€ 16,34) voor de eerste etage en 34 gulden (€ 15,43) voor de tweede etage. In de Ahornstraat zijn die bedragen 36, 34 en 32 gulden (€ 14,52).

Bebouwingsverordening

Om de Hagenaar te laten weten wat er in de Ahornstraat en de Hanenburglaan te gebeuren staat, krijgt Ernst Pieter, als bode van het gemeentebestuur, op 6 maart 1936 de opdracht de officiële aankondiging in zake de bebouwingsverordening, aan de gevel van het stadhuis aan te brengen. Eenmaal terug moet hij met een handtekening verklaren dit naar eer en geweten te hebben gedaan. Op de gemeentesecretarie, afdeling Stadsuitbreiding en Bouwtoezicht (kamer 32) is vanaf 10 maart op elke werkdag van 9 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur en op zaterdag

De door de broers Van Harlingen bedachte indeling van de bouwgrond AN932
                                                                            Tekening: Haags Gemeentearchief


van 9 tot 12.30 uur de bij raadsbesluit van 9 december vastgestelde verordening in te kijken en is een plattegrond van het bouwterrein beschikbaar. Reclamebureau Remaco plaatst een kennisgeving over de bebouwing op acht plaatsen in de stad zoals op de transformatorzuil in de Riouwstraat bij het Bankaplein, in de 2e Antonie Heinsiusstraat bij het Frederik Hendrikplein en in de Amalia van Solmsstraat. Wat daar niet wordt vermeld, is dat Arie en Louis van Harlingen op 21 februari 1936 toestemming hebben gekregen het perceel in tweeën te splitsen. Ze hebben de gemeente verzocht de grond aan de Hanenburglaan nader vast te stellen op 28 gulden per m2 (€13) en die aan de Ahornstraat te taxeren op 19 gulden per m2 (€ 8). Met die verandering blijft het oorspronkelijk overeengekomen verkoopbedrag gelijk. Ook de overdracht zal in twee gedeelten gebeuren. Burgemeester mr. dr. Salomon Jean René de Monchy heeft er geen bezwaar tegen dat eerst de Hanenburglaan en vervolgens de Ahornstraat wordt verkocht. ‘De grond aan de Hanenburglaan wordt door mij en de koper hoger gewaardeerd dan in de Ahornstraat. En dat is logisch gezien het fraaie, natuurrijke uitzicht dat de bewoners aan de Hanenburglaan straks wordt geboden’.
Voorgevels van de panden aan de Hanenburglaan. De portiektrap zit verscholen achter een
gezamenlijke voordeur.                                                                                    Tekening: Hans Piët 



De laatste afwijking van het oorspronkelijke plan volgt op 6 maart wanneer de broers Van Harlingen toestemming vragen de keukens en de kabinetten aan de achtergevel van een aantal woningen in de Ahornstraat een meter te mogen uitbouwen. Directeur Pieter Bakker Schut stemt zonder verdere discussie toe.

Geschiedenis

De bouw in Houtrust is niet het eerste project dat de broers Van Harlingen onder handen nemen. Wie terugbladert in de geschiedenis ziet dat Arie van Harlingen, die van 1923 tot en met 1925 heeft geprobeerd een loopbaan op te bouwen in het Canadese Toronto, er wel iets in ziet om als bouwondernemer aan de slag te gaan. In januari 1932 weet hij 1625 m2 erfpachtgrond te verwerven in de Ananas-, Tomaten- en Sinaasappelstraat. De jaarlijkse canon is berekend naar een gulden per m2 (€ 0,45) voor het daarop bouwen van eengezinshuizen. Een jaar later wacht 2400 m2 erfpachtgrond aan de Jacob Pronkstraat en de Weststraat in Scheveningen. De jaarlijkse canon bedraagt f 1,10 per m2 (€ 0,50). Doordat de koop valt binnen het plan van verbetering van Oud-Scheveningen - ten westen van de Keizerstraat - zijn er strikte regels voor de bebouwing en het gebruik van in dat plan begrepen grond.
In 1934 haakt Louis aan. Hij verwerft 2130 m2 erfpachtgrond aan de Troelstrakade en de Beatrijsstraat. Arie krijgt hetzelfde aantal vierkante meters toebedeeld aan de Troelstrakade en de Hadewychstraat. De jaarlijkse canon bedraagt f 1,50 per m2 (€ 0,68) als de grond wordt gebruikt voor het daarop bouwen van woningen. Wordt het voor andere doeleinden ingezet dan moet jaarlijks f 1,90 per m2 (€ 0,86) worden betaald. Vervolgens gaat het hard met het aankopen van erfpachtgrond door de broers. In december 1936 is er 3800 m2 aan het Veluweplein, de Hoefkade en de Marktweg. Ze willen er een aantal panden neerzetten bestaande uit een begane grond en twee etages, maar ook een woning met drie etages. De gemeenteraad weet niet of ze met dat laatste kan instemmen. Vooraf is wel vastgesteld dat ze f 1,30 per m2 (€ 0,59) gaan betalen, tenzij voor een ander soort project wordt gekozen. Op dat moment wordt het jaarlijkse bedrag met 40 cent (€ 0,18) verhoogd. Ook in 1937 wordt er door de Van Harlingens fors geïnvesteerd. Zo is er op 25 oktober de 2970 m2 erfpachtgrond tegen een prijs van f 1,10 m2 (€ 0,50) aan de Gaslaan, het terrein van de voormalige gasfabriek, maar ook grond aan de Ananas- en Amandelstraat. In november van dat jaar neemt Louis van Harlingen een deel van de erfpacht in de Groningsestraat over van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, terwijl Arie een stuk grond verwerft aan de Gevers Deynootweg. In 1938 is er 1290 m2 aan de Laan van Meerdervoort en de Appelstraat en 620 m2 aan de Appel- en Tomatenstraat. De prijs van 15 maart 1938 tot en met 31 december 2015 bedraagt f 1,45 (€ 0,66) en f 1,35 (€ 0,61) per m2 per jaar. Aan de Moerweg en Hadewychstraat gaat het om 1323 m2. De erfpacht duurt van 15 oktober 1938 tot en met 31 december 2010. De jaarlijkse canon is berekend naar f 1,35 per m2 voor zover er huizen worden gebouwd bestemd voor particulieren. Zijn er andere bestemmingen dan wordt het bedrag opgehoogd tot f 1,75 per m2 (€ 0,79).

Tweede Wereldoorlog

De aannemers Arie en Louis van Harlingen, inmiddels verhuist naar de Rijksstraatweg 584 A en B in Wassenaar, keren ook nog terug naar de Hanenburglaan. Dat gebeurt na de Tweede Wereldoorlog wanneer de bouw van de verwoestende Atlantic Wall onzichtbaar moet worden gemaakt. Ze storten zich op de herbouw van de Hanenburglaan 46 tot en met 56 en een garage in de Pijnboomstraat 145. De eerste drie nummers 46, 46a en 46b zijn eigendom van architect Willem Chiel Kuijper jr. De andere huisnummers behoren toe aan advocaat en procureur mr. Jan Adriaan Risseeuw. Beiden verkopen de grond aan de Coöperatieve Flat-
exploitatie Vereniging Houtrust.
Bouwplannen van de Van Harlingens aan de Hanenburg-
laan. CN moet bedrijfsruimte worden.           C staat voor
  3-etagewoningen. D is 4 woningen boven elkaar.               
                                                                          Tekening: HGA 

Deze laat op AN 3460 en AN 4445, onder leiding van de broers, 12 flats neerzetten. Het gaat om vier benedenwonin-gen en vier eerste en vier tweede etage appartementen. De herbouw wordt goedgekeurd op 9 februari 1950. Even eerder, op 1 en 9 september is een en ander vastgelegd bij notaris Jan Lubertus Neuteboom. Op 4 december 1953 verwerven Arie en Louis erfpachtgrond aan de Hanenburglaan in het weder-opbouwplan Sportlaan – Zorgvliet. Het gaat om 23 are die ze willen gebruiken voor de bouw van 20 flats en 10 bedrijfsruimten. De erfpacht tot en met 31 december 2027 is f 2,45 per centiare (€ 1,11). Op 10 juni 1955 kopen de bouwondernemers een perceel van 3 are en 53 centiare aan de Sportlaan/Kruisbeslaan. Zoals eerder maken ze ook hier handig gebruik van de schade-loosstelling die ze krijgen wegens onteigening van grond door de gemeente in de oorlogsjaren. Zo zijn ze terrein aan onder meer het Louise de Coligny-plein en de Obrechtstraat, de Wilhelmina-straat, de Laan van Nieuw Oost Indië, Verhulststraat en Lübeckstraat kwijtgeraakt. Daar staan na de oorlog bedragen tegen- over van onder meer 32.000 gulden (€ 14521), maar ook van 5075 gulden (€ 2303) en 4000 gulden (€ 1815). Dat geld investeren ze in nieuwe projecten aan onder meer de Sportlaan.
Ondertussen blijft Ludo, met een eigen stal, zijn vrije tijd besteden aan het paardrijden op wedstrijdniveau. De geschiedenis leert dat hij menige wedstrijd, ook internationaal, op zijn naam mag schrijven. Hij sluit op 12 maart 1981 op 82-jarige leeftijd zijn ogen. Zijn broer Arie overlijdt elf jaar eerder op 13 januari 1970 op 75-jarige leeftijd.

© Haags Nieuws Bureau 2023 


maandag 10 juli 2023

De koe

 

       De Koe

 

Verscholen op een wei bij een ziekenhuis. Ooit gekomen om zieke
 kinderen een plezier te doen.                                   Foto: Hans Piët 


De speelse schoonheid van mijn zijn

kan zonder aanmoediging veranderen in pijn.

Dat is omdat niemand mij kan aanschouwen

en zo de kleurrijkste fantasieën kan ontvouwen.

Dan komt al snel de vraag, wat doe ik hier?

gaat het om niet meer dan, voor de mooie sier.

Eerlijk gezegd is een prominente plek meer gepast

zal er naar mij worden gekeken als welkome gast.

Wellicht biedt zo’n nieuw stuk groen meer geneugten

staat eenieder daar wel te springen van vreugde.

Volop gezien worden is ook als koe wat telt

daarvoor ruimt zelfs de grootste cynicus het veld.

Jammer blijft, dat ik niet voluit kan loeien

om zo de omstanders nog extra te boeien.

Ik kan ze de vreugde geven die in mij leeft

en de kijker zo het gevoel geven dat hij zweeft.

Uiteindelijk ben ik voor die taak geschapen

en niet, naar het schijnt, nutteloos te staan slapen.

           

           © Haags Nieuws Bureau 2023

maandag 3 juli 2023

Granieten expressie

 

Granieten expressie met
blijvende zeggingskracht

door Hans Piët

DEN HAAG – Een bruggenbouwer. Daar kun je ’s-Gravenhage in velerlei opzicht niet van betichten. Dat er soms letterlijk geen andere keus is, heeft in de loop der tijden heel wat hoofdbrekens gekost. Op het stadhuis zijn burgemeester en wethouders, maar bijvoorbeeld ook gemeentelijke organisaties als gemeentewerken en Bouw- en Woningtoezicht altijd heel dankbaar geweest dat er in de stad maar weinig open water is te vinden en er relatief dus weinig is te overbruggen. Tegelijkertijd leert de geschiedenis, dat bij die vaak zo belangrijke beslissing, er veelal jaren overheen gingen voordat de knoop definitief werd doorgehakt.
Opmerkelijk om te mogen constateren is dan dat in een economisch zware tijd er een brug tevoorschijn komt die nu nog altijd als een toeristische trekpleister geldt. Het gaat om een van de vijf overspanningen over het Afvoerkanaal namelijk die in de Laan van Meerdervoort. Dat hij een onweerstaanbare charme heeft gekregen, is te danken aan de op 10 juni 1890 in Haarlem geboren Dirk Johannes Wolbers. Wie zijn beeld van een overstekende moeder met haar twee kinderen bekijkt, zal constateren dat de kunstenaar erin is geslaagd om het hoofd van de vrouw een liefdevolle, beschermde blik mee te geven, terwijl beide kinderen een speelse onbevangenheid tonen. Misschien is het dan niet zo vreemd dat bij een aanblik er spontaan wat rijmelarij komt bovendrijven:

Een brug met karakter kom je in de Hofstad zelden tegen
de oorzaak is, dat andere aspecten zwaarder wegen.
De doorstroming van het verkeer speelt daarbij een rol
eist om die reden van de gemeente vaak een zware tol.
Is het efficiëntie of schoonheid die dient als rode draad
bij het stellen van deze toch steeds weer kostbare daad.
Zo is er de afweging hoe de toekomst te beschouwen
haar gedachteloos te negeren of er volop aan te bouwen.
Bij het Verversingskanaal komen veel aspecten samen
wat iedere voorbijganger zonder aarzeling zal beamen.
Ondanks zijn bejaarde leeftijd van bijna honderd jaar
raken de jaren ‘30-elementen nog altijd de juiste snaar.
Daarbij is de oplettende moeder een centraal gegeven
met het bieden van veiligheid aan haar kroost als streven.
Echt eenvoudig is dat niet met de toename van verkeer
en steeds vaker de vraag weerklinkt ‘wie is hier de heer?’
Zonder Dirk Wolbers was die expressie er nooit gekomen
had de oversteek zich geschaard onder verloren dromen.
Nu biedt hij aan tram, auto en passant de juiste sporen
terwijl de stadse omgeving onverminderd blijft bekoren.
 
De geschiedenis van deze overkluizing houdt nauw verband met de in Goedereede geboren grootgrondbezitter Cornelis Goekoop Davidszoon (22 april 1819). Na zijn komst naar ’s-Gravenhage bezorgt hij, met zijn vooruitziende blik, de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij in 1884 een stuk grond aan wat nu de Conradkade is. Hierdoor kan de verbinding Den Haag – Scheveningen tot stand komen. Vervolgens sluit hij op 28 juli 1885 bij notaris Wilhelmus Johannes Eikendal een overeenkomst met de gemeente. Burgemeester Jacob Gerard Patijn, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Officier van de Leopoldsorde van België, zijn wethouders en raadsleden zijn dan al zo’n vier jaar in overleg hoe zij de stankoverlast van de grachten in het centrum kunnen bestrijden. Er wordt een plan tot waterverversing bedacht waarin Johan van der Vegt, hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat der provincie Zuid-Holland een hoofdrol speelt. Verschillende scenario’s passeren de revue, waarbij uiteindelijk wordt besloten tot oppompen en afvloeien.
 
Stoomgemaal
 
Hiervoor is nodig om ten zuidwesten van de Meerdervoortse straatweg op korte afstand van de geprojecteerde stoomtramweg naar Scheveningen een stoomgemaal te plaatsen. De machine (kosten: 24.290 gulden / € 11.022) zal bestaan uit twee direct werkende centrifugaal pompen om zo twintig uur per etmaal 200.000 m3 water te verzetten. Het Haagse grachtenwater zal naar het stoomgemaal worden geleid door de bestaande vaart naar en langs de Gemeentelijke Gasfabriek aan de Gaslaan en vandaar door een te graven kanaal naar strandpaal 102 en de zee. Van der Vegt meent dat na enige tijd in werking ook de bodem van de grachten verbetering zal laten zien. ‘Of het voldoende is, moet de toekomst leren’. Om de medewerking te krijgen van Hare Koninklijke Hoogheid de Groot Hertogin van Saksen is geen probleem. Zij staat kosteloos de benodigde grond van haar Sorghvliet-domein af. Dat geldt niet voor Cornelis Goekoop. Hij vraagt vier gulden per centiare en dan lopen de kosten flink op als het gaat om een stuk grond van 1 hectare, 26 are en 83 centiare. Samen met de andere werkzaamheden die nodig zijn, komt Van der Vegt op een bedrag van zo’n 600.000 gulden (€ 272.268) voor de aanleg van het kanaal. Om die reden worden er drie alternatieven overwogen. Een ervan is de bestaande Afzanderijvaart (gelegen langs de Waldeck Pyrmontkade) te gebruiken en hem vervolgens door het terrein van Hare Koninklijke Hoogheid te laten lopen. Een tweede optie is om vanaf de Gasfabriek terreinen van verschillende eigenaren die aan de noordoostzijde van de Beeklaan liggen, op te kopen. Een derde mogelijkheid is hem een meer zuidwestelijke richting te geven.
Wanneer de rekenmeesters hun werk hebben gedaan, blijkt de Goekoop-optie, met zo’n tweehonderd gulden per strekkende meter, de beste. Een belangrijk element daarin is, dat het kanaal de richting van de spoorbaan van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij kan volgen en dus vrijwel in een rechte lijn naar zee kan worden gebracht. Alleen bij Houtrust is er een kleine ‘niet hinderlijke’ ombuiging. Voordeel is tevens dat hij met een breedte van twintig meter kan worden gebruikt als scheepvaartkanaal met een route van de geprojecteerde haven in Scheveningen naar de grachten en andersom. Onderhandelingen met Cornelis Goekoop Davidszoon resulteren in een overeenkomst die beide partijen behaagt. De as van het kanaal komt te liggen op zo’n 80 meter ten westen van de in aanbouw zijnde tramweg. Tussen die spoorbaan en het kanaal wordt een twaalf meter brede straat geprojecteerd. De aanleg en het graven van het kanaal is voor rekening van de gemeente. Daarbij wordt de gewonnen grond kosteloos aan Goekoop geleverd. Hij kan daarmee deels zijn stratenplan voor Duinoord en de aanleg van het plein in zijn brugplan uitvoeren. Voor de overspanning zal, vanaf het centrum komend, een station worden gebouwd. Zolang die bestrating niet is voltooid, is hij verantwoordelijk voor het onderhoud. Zijn de werkzaamheden gereed dan worden de straten kosteloos overgedragen aan de gemeente. Tegelijkertijd met het graven van het kanaal neemt de plaatselijke overheid de verplichting op zich tot de bouw en het onderhoud van een brug als verlengde van de Saxen Weimarstraat. Zij heeft daar de keuze tussen een vaste overspanning met een breedte van twaalf meter of een beweegbare overgang met een minimale breedte van zes meter. Hij mag in hoogte en in wijdte niet minder zijn dan de brug in de Meerdervoortse Laan over de Afzanderijvaart. Bij notaris Eikendal onderschrijft de gemeente ook de verplichting tot het maken en onderhouden van een overkluizing over het kanaal in de Laan van Meerdervoort. Hij moet zodanig worden gebouwd dat hij voor spoorwegverkeer geschikt is. Vastgelegd wordt, dat het gaat om een spoorbaan normaal profiel om zo in directe verbinding te kunnen komen met de spoor- en tramweg van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. Daarbij krijgt Goekoop of zijn erfgenamen de vrijheid om, in samenspraak met de gemeente, op eigen kosten in ‘zijn’ straten spoorbanen aan te leggen en te onderhouden die aansluiten op de brug in de Laan van Meerdervoort. Wel krijgt hij de opdracht alle sloten op het terrein te dempen. In juli 1887 is de oversteek een feit, al moet het tramdeel dan nog worden aangelegd.
Waar de gemeenteraad geen rekening mee heeft gehouden, is het snel toenemende verkeer. Het zorgt er al in 1891 voor dat Hagenaars beginnen te klagen. ‘De Laan van Meerdervoort als  brede boulevard wordt plotsklaps versmald tot de helft van haar breedte omdat er over de sloot die de straat doorsnijdt een bruggetje uit onbebouwde tijden is blijven liggen’, aldus een van de rekwiranten. Vervolgens dienen 96 bewoners bij de raad een verzoek in de breedte van de brug aan te passen aan de straat. Het antwoord is kort en krachtig; ‘Er zal op de begroting geen cent voor worden uitgetrokken’.
En dat is misschien niet
Werktekening waarbij te zien is hoe de nieuwe trambaan (boven) aan de
 'Scheveningse' kant van de brug wordt geprojecteerd.     Tekening: HGA 
zó vreemd voor wie
bedenkt dat voor de bouw van kanaal, bruggen en andere werkzaamheden
een lening moest worden afgesloten. Het betekent
een verzwaring van de gemeentebegroting met 65.390 gulden (€ 29.673) gedurende 41 jaar.
 
Elektrische tram
 
Dat er toch redelijk snel geld moet worden vrijgemaakt voor een nieuwe brug, heeft deels met de kwaliteit van de oude te maken. In 1904 wordt duidelijk dat de onderbouw te zwak is om een elektrische tram te dragen. Het leidt, na voordrachten op 30 juni en 4 juli, op 1 augustus 1905, tot het besluit een aparte trambrug te ontwerpen die aansluit aan de oversteek voor het gewone verkeer. Op die manier ontstaat er een geheel. ‘Daarbij maken we van de gelegenheid gebruik om, in overeenstemming met de commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigendommen, het profiel van de bestaande brug te wijzigen ten einde voor het gewone verkeer de hoognodige verbreding te verkrijgen’, aldus burgemeester Emile Claude baron Sweerts de Landas Wyborgh. Hij meent dat dit kan geschieden door het thans ongebruikte deel, waarop de spoorbaan ligt, bij de overspanning voor het gewone verkeer te trekken en deze te verbreden tot aan en in aansluiting met de nieuwe trambrug. Besloten wordt de ombouw in eigen beheer uit te voeren, nadat een overeenkomst met de dijkgraaf en het Hoogheemraadschap Delfland – kort gezegd: de zorgdragers van ons water – tot stand is gekomen. Zo moet er onder meer water worden gedempt. De kosten voor de trambrug, die deels worden gedragen door de Haagsche Tramweg Maatschappij zijn 19.900 gulden (€ 9.030). Aanpassingen aan het brugprofiel voor gewoon verkeer bedraagt 10.900 gulden (€ 7.668). Het maken van het bovendek komt neer op zo’n 1300 gulden (€ 590). Besloten wordt het geld uit verschillende posten op de gemeentebegroting van 1905 te halen. Zo wordt volgnummer 200; het verruimen van straten en het afronden van hoeken verhoogd met 9600 gulden en zal volgnummer 234; de aanleg van het elektrische tramwegnet, stijgen met 19.900 gulden. Voor het werk kan aanvangen, moet de met Goekoop gesloten overeenkomst worden ontbonden. Adriaan Eliza Herman Goekoop, zoon van de op 17 januari 1890 overleden Cornelis, doet er niet moeilijk over. Na eerdere toezeggingen wordt op 13 juni 1906 bij notaris Pieter Cato Louis Eikendal de akte opgemaakt en ondertekend die de gemeente ontslaat van al haar verplichtingen. Ondertussen is door ingenieur Frederic Charles Jean van den Steen van Ommeren, op 28 september 1875 geboren in Padang (Indonesië), hard gewerkt aan de te gebruiken constructie. Op 13 mei 1905 komt vast te staan dat de brug een breedte krijgt van 27,50 meter. De twee stoepen nemen elk 3,43 meter in beslag. De rijbaan voor auto’s wordt 14,86 meter, terwijl de trambaan (enkel spoor) een breedte krijgt van 5,75 meter. Dat er onder leiding van directeur Gemeentewerken ir. Jan Lely is gekozen om de trambaan, vanuit het centrum komend, aan de rechterkant van de oorspronkelijke overkluizing te leggen, is niet echt slim. Het betekent dat auto en fiets, na de opening op 8 februari 1906, zowel voor als na de brug de tramsporen moeten kruisen, maar ook dat de tram richting centrum even het linkerdeel van de weg berijdt.
 
Andere aanpak
 
Het is reden om begin jaren dertig van de vorige eeuw, bij de vraag naar een nieuwe overkluizing van het Afvoerkanaal in de Laan van Meerdervoort, voor een andere aanpak te kiezen. Op de tekeningen lopen de tramsporen nu in een eigen baan rechtdoor en is het autoverkeer er links en rechts van gesitueerd. De totale breedte van de brug is 31 meter. Daarvan nemen de tramsporen elk 4 meter in beslag, bestaat de rijweg aan weerszijden uit twee keer acht meter, terwijl voor de twee trottoirs elk 3.50 meter is uitgetrokken. De doorvaartwijdte wordt aangepast aan de andere bruggen over het Verversingskanaal namelijk 16 meter bij een diepte van 2.25 meter. De grotere overspanning maakt een verhoging van het dek met 45 cm nodig. De kosten van de nieuwe oversteek worden begin 1935 geschat op 230.000 gulden (€ 104.370). In dit bedrag is begrepen de bijdrage van 25.000 gulden
(€ 11.345) aan de HTM. Zij is genoodzaakt haar lijnen 3 en 3A zo'n 210 dagen te laten omrijden via de Groot Hertoginnelaan en de Waldeck Pyrmontkade naar de Laan van Meedervoort en omgekeerd.
                                                                                                                      Bovendien moet de dubbele
Maquette van de brug over de Laan van Meerdervoort zoals hij aan het
begin van de jaren dertig wordt bedacht. Foto: HGA                              
kruising met de Conradkade worden vernieuwd. Eigenlijk willen burgemeester en wethouders voor deze forse ingreep geen budget vrij maken. De economische depressie is in de kern het probleem. Het is reden om verbeteringen dan wel nieuwbouw steeds opnieuw uit te stellen. Zo pleiten Leonardus Franciscus Guit (Roomsch Katholieke Staatspartij), Willem Eijmers (Liberale Staatspartij) en Lambert Louis Emile Eugene Marie Moonen (Algemene Roomsch Katholieke Ambtenarenvereniging) al in november 1930 om snel tot actie over te gaan. Eijmers benadrukt tijdens die gemeenteraadsvergadering dat de brug niet meer voldoet aan de eenvoudigste verkeerseisen. Hij vraagt bij een nieuw plan volle aandacht te schenken aan de ligging van de tramsporen. Bij Moonen, die vlak bij de brug woont, druipt de dramatiek er vanaf wanneer hij zegt: ‘Eigenlijk kan er geen dag en geen nacht meer worden gewacht. De toestand is levensgevaarlijk. Als het zo blijft als nu, is er vandaag of morgen een mensenleven te betreuren’.
Moonen blijft aandringen. Op 4 januari 1933 benadrukt hij nogmaals, middels een motie die het niet haalt, de urgentie, maar laat ook weten het een uitnemend object voor werkverruiming te vinden. Hij meent dat er geld genoeg is en anders tegen een lage rente te krijgen. ‘Wegens de goedkoopte der materialen zal de brug nooit op een beter tijdstip dan nu kunnen worden gebouwd’. Michel Joëls jr. (VVD) vraagt ook om spoed. ‘De brug is al een jaar of zeven, acht aan de orde. Een voorstel en een maquette zijn gereed. Hoe is het mogelijk dat B&W de noodzakelijkheid van de brug niet inziet’. Een teleurstelling volgt, want de wethouder van Financiën en Openbare Werken, Willem Drees (SDAP), verklaart opnieuw ‘dat dit werk geen vooraanstaande plaats zal krijgen op de lijst van uit te voeren werken’. Raadslid Eijmers maakt al het tumult niet meer mee. De bekende voetbalscheidsrechter overlijdt in september 1932 op 46-jarige leeftijd aan zijn verwondingen na een auto-ongeluk in Zevenaar.

Overstag

Dat het college van Burgemeester en Wethouders uiteindelijk overstag gaat, heeft met een door haar geïnitieerd onderzoek te maken dat verband houdt met de nieuwe voorschriften voor het ontwerpen van stalen bruggen. Daarbij zijn alle Haagse overspanningen onderzocht en is gebleken dat de ouderdomsverschijnselen van de brug in de Laan van Meerdervoort zo ernstig zijn, dat uitstel onverantwoord is. Het schrijven meldt dat de uitkomst zeer ongunstig is. ‘De onderbouw van deze brug voldoet ternauwernood aan de eisen voor de laagste klasse. In deze klasse D worden bruggen ingedeeld bestemd voor lichte voertuigen’, laat directeur Gemeentewerken en coördinator van het onderzoek, ir. Willem van der Vegt, weten. ‘Deze brug zou, gezien de verkeerstoestand die met de dag ongunstiger en onhoudbaarder wordt, minstens ingedeeld moeten worden in klasse B. Hiertoe behoren de bruggen in hoofdverkeerswegen die, bij uitzondering, ook zeer zware wagens kunnen dragen. Het houten onderdek voldoet zelfs niet aan een brug van klasse D. Gevolg, je kunt dit dek onder het gewicht van een gewone personenauto zien doorbuigen. Verder blijkt de brug ontoelaatbaar slap van constructie. Bij belasting treden trillingen op die op den duur de toch al onvoldoende soliditeit van deze brug nog zullen

De nieuwe brug. Het beeld zal op het rechter landhoofd worden geplaatst.  Tekening: HGA



verminderen’. Het is reden voor burgemeester en wethouders om het eerste ontwerp van 9 november 1931 weer uit de kast te halen. Het vormt de basis voor de nieuwe brug die esthetisch wordt verzorgd door de op 28 april 1885 in Purmerend geboren gemeente-architect Antoon Pet. De technische leiding komt in handen van de op 26 december 1892 in Müglitz (Duitsland) ter wereld gekomen ingenieur van Gemeentewerken Friedrich Rudolf Baumgarten. Voor daadwerkelijk aan de bouw kan worden begonnen, moeten er nog wat hobbels worden genomen. Daarbij  stelt de toestemming van Gedeputeerde Staten, in vergelijking met de HTM-onderhandelingen, niets voor. Het plan voor vernieuwing stamt immers al uit 1931. In dat jaar is de gemeente met de vervoerder om tafel gaan zitten. De overeenkomst die dat oplevert, leert dat de Haagsche Tramweg Maatschappij voor elke dag dat er moet worden omgereden 100 gulden zal worden betaald. Als aandeel in het vernieuwen van de dubbele kruising op de Conradkade is een bedrag van 3000 gulden uitgetrokken. Maar, tijden veranderen. ‘Wij achten het billijk, in verband met de belangrijke daling van alle prijzen sindsdien, ook deze bedragen thans te verlagen en wel met dertig procent’. Het betekent dat de gemeente 70 gulden
(€ 31,76) per dag uittrekt voor het omrijden. Voor de nieuwe kruising met Lijn 11 wordt 2100 gulden 
(€ 952,94) gereserveerd. ‘Deze bedragen zijn gerechtvaardigd, omdat de bestaande trambrug die geen gebreken vertoont, eigendom is van de HTM, welk bezit zij thans zal afstaan aan de gemeente’, aldus burgemeester Salomon Jean René de Monchy. De maatschappij gaat, na nog wat felle discussies en praten, akkoord. Een andere hobbel is het overleg met de dijkgraaf en het Hoogheemraadschap Delfland. Zo moet, om de brug over het Afvoerkanaal te vernieuwen, 205 m2 boezemwater worden gedempt. Om dat mogelijk te maken is het optrekken van tijdelijke afdammingen en hulpwerken nodig. Zij moeten zodanig worden geplaatst dat tijdens de uitvoering van het werk een doorstromingsprofiel beschikbaar blijft van tenminste tien meter bij een diepte van 2.25 meter. Waarnemend dijkgraaf Jan Margarethus van der Schalk is streng in zijn eisen en voegt er aan toe dat de uitvoering binnen anderhalf jaar gereed moet zijn. ‘Zonder achterlating van paalstompen, grondspecie of andere vernauwingen of verdiepingen in het boezemwater’. De goedkeuring volgt op 6 september 1935.

Steuntrekkers

In de aanloop naar de werkzaamheden spelen niet alleen de financiën een centrale rol. Even belangrijk is om steuntrekkende Haagse werklieden aan een 40-urige werkweek te helpen. Bij het benaderen van een tiental betrouwbare firma’s gaat het dan ook met name over werkgelegenheid. Het door de bedrijven te verdienen bedrag hangt nauw samen met die steuntrekkers. Zo is er gekozen voor een tweeledige inschrijving: een onder de verplichting 75% en een onder de verbintenis 85% van de arbeiders uit de Haagse steuntrekkende werklozen te kiezen. Als het financiële raadsbesluit op 8 oktober 1935 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, kunnen bouwers daadwerkelijk worden benaderd. Wat daarbij nog even speelt, is voor welke constructie er moet worden gekozen. ‘In aanmerking nemend dat geklonken constructies en lasconstructies bij de tegenwoordige stand van de techniek als gelijkwaardig zijn te beschouwen en het prijsverschil hier van overwegende invloed is, komt de laagste inschrijver het meest in aanmerking’, aldus directeur Gemeentewerken Van der Vegt. Het betekent dat het werk aan de bovenbouw der brug wordt uitgedeeld aan nv De Vries Robbé & Co uit Gorinchem. Zij gaat lasconstructies gebruiken in een 40-urige werkweek waarbij 75% steuntrekken-de Haagse werklieden worden gebruikt. De kosten zijn 42.900 gulden (€ 19.467). Triest is dat bij die werkzaamheden een man overlijdt. Het is de machinebankwerker Gerardus Hendricus Ravestein uit de Van Mierisstraat 63. Hij valt in oktober 1936 bij een transport van materiaal voor de nieuwe brug van een schuit in het Afvoerkanaal en verdrinkt. De onderbouw wordt gegund aan de nv Aannemers 

Tekening van de brug met rechts de trap naar het inmiddels gesloten urinoir.                Tekening: HGA














Maatschappij v.h. P. A. van Wijnen uit Dordrecht voor 79.400 gulden (€ 36.030). Zij maakt ook gebruik van 75% steuntrekkers. Burgemeester en wethouders beslissen om tijdens de bouw de brug niet af te sluiten. De enige die er tijdelijk niet overheen mag rijden is de tram. Het eerst wordt het noordwestelijk deel aangepakt, zeg maar de Scheveningse kant van de brug. Tijdens dat werk wordt het verkeer over de oude overkapping geleid. Wanneer vervolgens de trambaan klaar is, wordt het zuidoostelijk deel onder handen genomen. Dat er weinig geld is, wordt duidelijk bij de opgangen aan beide kanten van de brug. ‘De keibestrating zal voorlopig niet worden vervangen door asfaltering’, aldus ir. Baumgarten. ‘Met het oog op de kosten, die moeten komen uit de kapitaaldienst van de gemeentebegroting, is hiervan voorlopig afgezien’.

Urinoir

Tegelijkertijd lijkt de gemeente niet echt terughoudend in het openen van haar portemonnee. Zo reageert ze positief op een brief die de weduwe Carolina Johanna Clara Kuipers Degent, woonachtig aan de Conradkade 79, op 28 augustus 1934 naar burgemeester en wethouders stuurt. Zij pleit daarin voor het verplaatsen van het urinoir aan de Conradkade. ‘Het denkbeeld van de adressant om in het
ontwerp van de nieuwe brug een onder-
'De aanleg van een ondergronds urinoir bij de brug verdient
om esthetische redenen aanbeveling'.          Tekening: HGA 
gronds toilet op te nemen ter vervanging van de waterplaats op het trottoir van de Conradkade verdient om esthetische redenen aanbeveling ’, aldus ir. Willem
van der Vegt. ‘Niet alleen hierdoor zal
een storend element in de nabijheid van
de naar het noorden toe te verbreden brug verdwijnen maar zal tevens een steen des aanstoots worden weggenomen voor de bewoners van de Conradkade. Hierover is reeds meermalen geklaagd’, voegt de directeur Gemeentewerken er aan toe.
Het urinoir (met een duidelijke jaren
’30-signatuur ‘Mannen’) wordt
aangelegd bij de oostelijke vleugelmuur van de brug, liggend onder het smalle plantsoentje tussen deze muur en de baan van Lijn 11. De gemeente noemt het, ondanks de kosten van 2700 gulden, een sterke verbetering omdat de - inmiddels gesloten - waterplaats dicht aan een hoofdverkeersweg ligt. Een ander opvallend element aan de in graniet uitgevoerde brug is het beeld van de vrouw met twee kinderen. Het initiatief voor het aanbrengen hiervan is terug te voeren naar Antoon Pet. Hij heeft bij de eerste ontwerpplannen ter vernieuwing van de overkluizing aangegeven een extra verfraaiing in de vorm van een beeldhouwwerk als aanwinst te zien. Pet krijgt daarbij steun van architect Machiel Vrijenhoek. De wethouder van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, die zich regelmatig ophoudt met kunstenaars middels onder meer Pulchri Studio en het Schilderkundig Genootschap, meent dat in het kader van de werkverruiming beeldhouwers, van wie er maar weinig in ’s-Gravenhage vertoeven, niet over het hoofd mogen worden gezien. Het leidt in november 1930, tijdens een raadsvergadering, nog tot een discussie. De uitkomst daarvan is ‘dat niet alle bruggen in aanmerking komen voor enige versiering. Die beoordeling houdt nauw verband met de constructie en de omgeving’. Dat neemt niet weg dat er tussen 1935 en 1940, ondanks de financiële krapte, op bruggen die worden vernieuwd of gerenoveerd op onder meer het Vaillantplein, de Herengracht, de Lijnbaan en de Prinsessegracht werken komen te staan van beeldhouwers zoals Cory Franszen Heslenfeld, ir. Ferdinand Hendrik Warnaars, Albert Termote en Dirk Bus. Het gaat om zo’n twaalf werken. Voor de brug in de Laan van Meerdervoort krijgt Dirk Johannes Wolbers de opdracht. Hij heeft op dat moment naam gemaakt met de zeven beelden die in 1920 voor
                                                                                    het stadhuis in Rotterdam zijn neergezet, maar ook
Het in klei uitvoerde beeld.                Kaart: HGA
    met het twee jaar later vervaardigde watersnood-        aandenken in Kloosterzand. Later is er een Politie-      monument ter nagedachtenis aan de leden van het
    Haagse politiekorps (1950), een verzetsmonument
    in Deventer, waarvoor hij het model (een man)
    vervaardigt (1958), een rijksmunt met De Ruyter        om het 350ste geboortejaar van de admiraal te            vieren (1957), maar ook een in brons gegoten              monument voor Maarten Harpertszoon Tromp aan      de boulevard van Scheveningen (1957). Hij komt        op 22 september 1957 op tragische wijze in                  Voorschoten om het leven tijdens een verkeers-            ongeval met zijn auto. De andere beeldhouwer             die zich bij de brug mag gaan uitleven is de op 19       september 1882 in Vrijenban (tegenwoordig onderdeel van Delft) geboren Johannes Petrus Hendricus van Lunteren (roepnaam: Joop). Hij heeft in 1932 van zich doen spreken met zijn werk voor een nieuwe brug tussen de Herengracht en de Bezuidenhoutseweg. Vooral zijn gebeeldhouwde pilaster aan de zijde van de Bossloot oogst veel lof. Daarbij speelt het thema een belangrijke rol namelijk prins Maurits in onderhandeling met baljuw en magistraat over het graven van een singel om plunderaars buiten te houden. Bij de overkluizing in de Laan van Meerdervoort is Joop verantwoordelijk voor de vleugels van de borstwering aan de Scheveningse kant. Hij heeft een tweetal kinderfiguren bedacht. Daarbij houdt het meisje, gesitueerd aan de Suezkade, een pop in haar handen en ligt een konijn aan haar voeten. De schets van de jongen, die aan de Conradkade moet komen, is nog niet gereed. Echt blij is de Schoonheidscommissie er niet mee, maar wil de werken op basis van wat foto’s niet afkeuren. Van Lunteren kiest er uiteindelijk voor het meisje een konijn te laten vasthouden, terwijl de jongen mag spelen met zijn van een klomp gemaakte zeilbootje. De granieten beelden worden op 8 juni 1937, onder grote publieke belangstelling, geplaatst. Jammer blijft dat ook in die tijd de beschaving al ver te zoeken is, want nog voor de
officiële opening van de brug op 29 september 1937 is zijn neus door vandalen zwart gemaakt en 
beschadigd.

Het kleimodel van het meisje.            Foto: HGA
Kinderspeelgoed

Het vervaardigen van het ruim twee meter hoge beeld van Dirk Wolbers neemt meer tijd in beslag. Dat komt omdat, voor het kan worden uitgevoerd, verschillende partijen er hun goedkeuring aan moeten geven. Een ervan is burgemeester en wethouders. Zij laten op 20 februari 1936 weten dat het beeldhouwwerk tot een bedrag van 5400 gulden (€ 2450,-) kan worden aangebracht. ‘Wij kunnen ons verenigingen met het ontwerp behoudens de twee auto’s. Deze schijnen het gevaarlijke verkeer te moeten symboliseren doch maken, door de geringe afmetingen en de plaats waar ze zijn aangebracht, eerder de indruk van kinderspeelgoed’, aldus burgemeester Salomon de Monchy. Daarmee onderschrijft hij de kritiek van de Schoonheids-commissie. Die leden veranderen in maart 1936 van gedachten na het bezichtigen van het in gips uitgevoerde beeld op ware grootte en een nadere toelichting door Wolbers in zijn atelier aan de Mesdagstraat 55. Vanaf dat moment steunt de commissie de symboliek van beide auto’s, die scherper zijn neergezet. Het enthousiasme spat er vanaf als de vier leden beschrijven hoezeer de verkeersveiligheid hier tot uitdrukking wordt gebracht. In een volgende brief aan de directeur Gemeentewerken laten ze weten: ‘Het westelijk landhoofd van de brug leent zich uitstekend voor het aanbrengen van enig monumentaal beeldhouwwerk. Deze hoofdgroep zal aan de brug een voornamer cachet geven en strekken tot verfraaiing van het stadsbeeld op dit drukke verkeerspunt’. Wel vraagt de commissie aandacht voor het plaatsen. ‘De vier hoekpijlers van de de borstwering zijn op gelijke wijze afgedekt door vrij sterk sprekende koepelvormige afdekstukken. Wanneer het beeld nu zonder sokkel
                                           wordt geplaatst, maken de andere drie hoekstukken de indruk vergeten te 
Jongen met zijn klomp.
   zijn’. Wolbers heeft vooralsnog meer interesse in de afwerking van zijn             beeldhouwwerk. Van zijn kleine ontwerp in klei is een groot gipsafgietsel         gemaakt dat zal worden gebruikt voor het in Silezisch graniet uit te voeren
   beeld. Dit uithakken is uitbesteed aan de in Scheveningen wonende
   beeldhouwer Hendrik Maurits Hagedoorn. Dat het graniet in deze crisistijd
   moeilijk is te krijgen, zorgt voor behoorlijk wat oponthoud. Gevolg is dat de
   gemeenteraad besluit niet te wachten met het openstellen van de brug tot het
   beeldhouwwerk gereed is. Daarvoor is het een te belangrijke verkeersader
   tussen het westen en het oosten van de stad. Vanaf 15 december 1936 maken
   voertuigen, trams, fietsen en voetgangers gebruik van de nieuwe brug. De
   officiële opening, middels de onthulling van het beeld, vindt pas plaats op 29
   september 1937. Om vier uur in de middag mag ir. Louis Jean Marie Feber,
   wethouder van Openbare Werken onder grote belangstelling het witte doek
   verwijderen. Er zijn zoveel mensen aanwezig, dat hoofdinspecteur van
   politie Marinus Dulfer er aan te pas moet komen om het verkeer normaal te
   laten doorstromen. Ir. Feber memoreert nogmaals waarom de nieuwe brug
   zo lang op zich heeft laten wachten en spreekt waarderende woorden tot hen die aan de voorbereiding en de uitvoering hebben meegewerkt. Hij benadrukt opnieuw dat burgers zichzelf en anderen dienen te beschermen tegen het drukke verkeer en noemt het beeld ‘een krachtige uiting van deze intentie’. Vervolgens krijgen alle genodigden in het Corner House een thee aangeboden.

© Haags Nieuws Bureau 2023