woensdag 17 september 2025

Concertkaart

Een concertkaart
met herinneringen

door Hans Piët

Het is altijd mijn ultieme droom geweest. Concertkaart worden... Als papier liggen de kansen, dat dit lukt, niet voor het opscheppen. Daar is toch een behoorlijke dosis geluk bij nodig. Vroeger was het bijvoorbeeld heel moeilijk om de status van krantenpapier te ontlopen. Maar nu minder mensen een dagblad lezen, is dat een stuk makkelijker geworden. 
"Wat mij vooral aansprak, was hoe
 mooi ik glom". Tekening Hans Piët
Niet dat daarmee een glorieuze toekomst wacht, dat zeker niet. Als krantenpapier had je nog een zeker aanzien, zo hebben bronnen mij laten weten. Je werd gebruikt om belangrijke dan wel interessante of amusante gebeurtenissen door te geven. Of om de mening van deze of gene in zwart-wit uit te lichten. Wat wil je nog meer!
Aan de reactie van de lezer merkte je of dat doel was bereikt. Mij is verteld, dat sommige pagina’s die interesse niet altijd waardeerden. De reden? Er waren mensen die tijdens het lezen zo hard knepen, dat er kreukels ontstonden. Pijnlijk als je een smetteloos aanzien wilt behouden. En wie wil dat niet! Maar, misschien is dat nog niet zo erg als de dagbladen die bij personen terecht kwamen, die een pen hanteerden om passages te benadrukken of om in de kantlijn aantekeningen te maken.
Aardig is, dat je, met een beetje geluk, nog steeds regelmatig wordt geraadpleegd omdat je als kranten-pagina in een archief terecht bent gekomen. Een zorg is dan wel of je goed wordt behandeld. Een scheur zit in een klein hoekje, zal ik maar zeggen. Zeker als je al op leeftijd bent. Spijtig aan dat ouder worden is dat ook die mooie zandkleur verdwijnt. Bejaard krantenpapier oogt nogal vergeeld. Volgens zeggen, merk je dat het best bij een bezoek aan zo’n bewaarplaats.
Had je minder geluk, dan was er een toekomst als schillenbewaarder. Ik heb van horen zeggen, dat krantenpagina’s in de keuken op het aanrecht werden neergelegd. Vervolgens kwamen er de schillen van de aardappels, maar bijvoorbeeld ook de afsnijsels van groenten op terecht. Het weinig glorieuze einde volgde wanneer deze pagina’s met inhoud werden dichtgevouwen en in de afvalbak werden gedeponeerd.
Dat is niet gebeurd met de pagina’s, die onlangs bij het afbreken van een muur zijn gevonden. Ze bleken afkomstig uit 1912. Mij is verteld, dat ze bij de bouw van het huis zijn ingezet. Al die jaren hebben ze geprobeerd de functie van geluidsdemper te vervullen. Of het is gelukt, weet ik niet. Maar, het is toch beter dan te worden gebruikt als afdekmateriaal. Ik bedoel, ik kan mij voorstellen dat je in eerste instantie trots bent voor zo’n klus in huis te worden ingezet, maar als die schilder of stukadoor zijn werk heeft gedaan, is het einde oefening. Zo’n lot wacht je ook als er schoenen verschijnen. Natuurlijk, het is misschien heel praktisch als die schoensmeer geen ernstige vlekken kan veroorzaken, maar lang meegaan, is er voor jou niet bij. Die schoenpoetser heeft het geluk, dat er elke dag kranten verschijnen. Dat wordt voor die gebruikte pagina’s een heel ander verhaal wanneer zo’n krant maar een keer in het jaar wordt uitgebracht. Op zo’n moment zou die schoensmeerder veel zorgvuldiger met de pagina’s omspringen. Was een langere levensduur bijna gegarandeerd.

Reclamefolder

Wat ik echt heel zuur vind, is dat te veel van mijn papierbroeders en –zusters tegenwoordig vooral worden ingezet als reclamefolder. Daar is toch geen eer aan te behalen, al denken die vormgevers daar waarschijnlijk heel anders over.
Weinig informatie op de kaartjes van
Paul Acket Concerts.   Foto: archief.
Kwalijk daarbij blijft, dat je in veel gevallen niet eens wordt bekeken. Ben je trots, dat je op zo’n kleurrijke manier bent ingevuld, zet je een beste beentje voor om te stralen en wat gebeurt er: je belandt, zonder dat er één blik is geworpen, in de vuilnisbak, of in een papiercontainer. Tenzij je de mazzel hebt in handen te komen van iemand die verslaafd is aan winkelen. Of als koopjesjager te boek staat. Dan wordt het een heel ander, maar niet direct gelukkiger verhaal. Ik weet, van horen zeggen, dat je, zonder blikken of blozen, kapot wordt gescheurd. Wat overblijft zijn de pagina’s, of delen daarvan, waarop de koopjes staan, die de winkel-beluste persoon interessant vindt.
Anders ligt dat, wanneer je wordt gekozen om als briefpapier of boekenpagina te functioneren. De geschiedenis leert, dat vooral liefdesbrieven een lang leven wacht. Daarbij word je, in de beste gevallen, steeds opnieuw, ik mag wel zeggen, liefdevol vastgehouden. Ik heb, langgeleden, een doos gedeeld met zo’n brief. Hij droeg een gedicht met zich mee, dat ik nooit zal vergeten. Ga er even voor zitten, dan draag ik het voor:

       Als een zonnestraal in de regen
       kwam ik jou daar tegen.
       In de wolken na één gebaar
       zo raakte jij de juiste snaar.
 
       Maar met dit liefdevolle slagen      
       blijft het zoeken naar hoe te behagen.
       Elke misstap laat zich immers voelen
       keert de hartstocht van haar doelen.
 
       Direct na die eerste, warme zoen
       kwam er dat blijmoedige visioen.
       Zou ze dan echt van mij houden
       zelfs met mij willen trouwen?
 
       Maar hoe raak ik je nooit meer kwijt
       komt het bij beiden nimmer tot spijt.
       Ik wil er nu geen moment aan denken
       alleen je mijn tintelende liefde schenken.
  
Wat ik lang heel vreemd vond was, dat die brief bijna dagelijks in mineurstemming verkeerde. Als ik vroeg wat er aan de hand was, kreeg ik nooit antwoord. Hij bleef sikkeneurig. Totdat hij op een dag mijn hulp inriep. Er hadden namelijk een paar handen in de doos zitten graaien. Uit wat die brief hoorde, kon hij opmaken, dat ze naar hem op zoek waren. En niet om hem te koesteren. Of ik een manier wist om verstopt te blijven. Ik zei: ‘Ik wil je wel helpen, maar dan moet je mij wel vertellen, waarom je altijd zo sacherijnig bent’. Nou ja, toen kwam het hoge woord eruit. Hij was nooit verstuurd... En dat deed heel erg pijn. Hij had namelijk niets liever gedaan dan de ontvanger voorzien van een wild kloppend hart. “En met zo’n gedicht was mij dat zeker gelukt”, zei hij.
Ik kon hem geen ongelijk geven. Van andere brieven wist ik dat, zeker ouderen, je koesteren als een kleinood. Steeds weer word je gelezen, terwijl ze, vaak hardop, de mooiste herinneringen ophalen. De passie, die je bij het schrijven meekrijgt, is dan weer even helemaal terug. Heerlijk! Het lijkt dan net alsof de geschiedenis zich herhaalt. Hoewel het altijd oppassen blijft. Je kunt ook nat worden omdat de lezer zijn tranen over bijvoorbeeld het verloren geluk, de vrije loop laat. Vanaf zo’n moment heeft die hartstocht jouw toekomst toch behoorlijk beschadigd. Ook omdat het herlezen van doorgelopen letters heel lastig is. Vaak is het zelfs een reden om je dan toch maar in de asbak of de papierversnipperaar achter te laten.
 
Stilzwijgend
 
Dat gevaar ligt bij een boek minder voor de hand. Ik bedoel, de tekst op jouw pagina wordt, veelal stilzwijgend, verorberd en vervolgens beland je, in het beste geval, in een kast. Daar zit helaas weinig avontuur in. Zulke belevenissen komen wel om de hoek kijken als je in een bibliotheek terecht komt. Dan is het elke keer weer een verrassing met wie je mee mag. Mij is verteld, dat ook aan dat bestaan haken en ogen zitten. Dat komt omdat niet alle lezers even netjes zijn. En dan is het zuur als er een scheur verschijnt of je smetteloze wit ineens druppels thee, koffie of een klodder jam krijgt te verwerken. Ik kan mij voorstellen, dat je dan achter op een plank gaat staan of jezelf wegstopt tussen andere boeken. Niet opvallen betekent immers, dat je niet wordt gevonden. Die mogelijkheid is er niet als de lezer of lezeres je achterlaat in zo’n boekenkastje dat tegenwoordig veelal langs de kant van de weg is te vinden. Op zo’n moment wordt de toekomst echt een avontuur. Want, anders dan bij een bibliotheekboek is er niet die zekere mate van bescherming. Je bent overgeleverd aan de behandeling van degene die je gratis meeneemt.
De concertkaart wordt door de jaren heen steeds meer een
(commerciële) informatieverstrekker.  Foto: eigen archief.
Hoe ik mijn doel, concertkaart worden, heb bereikt, moet geheel aan toeval worden toegeschreven. Tenminste, zo heb ik dat ervaren. Ik lag met een grote stapel witte broeders in een drukkerij toen een stem liet weten, dat er vijftigduizend kaartjes moesten worden vervaardigd voor een concert in de Kuip in Rotterdam. Voor ik echt doorhad wat er gebeurde, was ik bedrukt met informatie over Metallica. Ik was bedoeld voor de eretribune. Behalve de datum, zaterdag 12 juni 1993, en een artistieke interpretatie van het kwartet, is op mijn achterkant een indeling van het Feyenoord Stadion te vinden. Ook staan de aanvangstijden vermeld. Deuren open om 16.30 uur. De voorprogramma’s Megadeth en Alice in Chains vanaf 16.00 uur.  De aanvang van Metallica om 20.00 uur. Vervolgens werd er een apart strookje met het nummer van de rij en de zitplaats aan toegevoegd.
Later, als je wat wijzer bent, zou je kunnen gaan klagen, dat je geen ‘hardrockkaart’ had willen worden. Tijdens het bezoek aan het stadion bleek namelijk, dat het kwartet, dat afkomstig is uit Los Angeles, wel erg veel, ik moet zeggen, opwindend lawaai wist te maken. Ik zou willen zeggen, dat de musici agressie als een vriendelijke vorm van vermaak gebruikten. Later hoorde ik, dat ze er op het podium zulke mooie luchtkastelen mee bouwden, dat je er alleen maar van kon genieten. Het klonk in elk geval heel anders dan ik mij had voorgesteld. Misschien omdat ik van ander papier in de fabriek het romantische idee had meegekregen, dat het bij een concert gaat om akoestische muziek in een zaal vol zittende mensen die hun oor te luister leggen bij wat er in het gedimde licht op het podium gebeurt. Er werd mij ook een weinig florissante toekomst voorspeld. Het zou al direct bij binnenkomst van het stadion misgaan. ‘Die controleurs aan de deur hebben helemaal geen respect voor ons’, had een papierrol mij toegeroepen. ‘Jouw controlestrook heeft straks weliswaar een gekartelde rand, maar daar houden ze bij het afscheuren nauwelijks rekening mee. Kijk maar wat er na afloop van je is overgebleven’.
 
Streepje voor
 
Wel jammer, dat ik hem niet kan vertellen, dat al mijn controlestroken er nog aan zitten. Mijn bezitter had blijkbaar een streepje voor op anderen. Hij werd steeds opnieuw vriendelijk begroet en hij mocht overal gewoon doorlopen. Het enige dat hij deed, was mij steeds even omhooghouden. Wat mij vooral aanstond, was hoe mooi ik glom. Ik dacht eerst, dat het de gewoonste zaak van de wereld was. Totdat ik, na afloop van het optreden, in een doos met honderden andere concertkaarten terechtkwam. Daar zag ik niet alleen hoe sommige kaarten waren behandeld, maar ook dat die glans helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Plagend riep ik tegen andere kaartjes: ‘ik mag met tevredenheid vaststellen dat mijn uiterlijk mijn status als memorabel kaartje benadrukt’. Dat was natuurlijk onzin. Waar het om draait zijn de verrichtingen op het podium. Dat geeft ons kaartjes zijn waarde, zorgt er bij een terugzien van de eigenaar voor of herinneringen worden opgehaald. Bovendien waren er veel meer concertkaarten met zo’n glans. Op een avond zijn we bij elkaar gaan zitten en bleek al snel, dat we vooral zijn gebruikt voor toegang tot een stadionconcert of een muziekfestival. Soms doen de grote hallen ook mee zoals Ahoy’ in Rotterdam, de Jaap Edenhal in Amsterdam en de niet meer bestaande Statenhal in Den Haag. Het oudste kaartje met een glans bleek afkomstig uit 1979. Lou van Rees is er als organisator verantwoordelijk voor. Hij bracht John Denver op 11 april van dat jaar naar de bomvolle Jaap Edenhal van de
Portret niet uitgegroeid tot standaard.
                            Foto: eigen archief.
 hoofdstad. Waar het kaartje trots op is, ook omdat het hem hierdoor enigszins bijzonder maakt, is dat er een portret van de Amerikaanse zanger-gitarist op staat afgebeeld. Wie de toegangskaarten in de doos bekijkt, zal vaststellen dat die aanpak niet is uitgegroeid tot standaard. Het komt eigenlijk maar heel weinig voor. Je zou kunnen zeggen dat het slechts sporadisch afbeelden van de muzikanten op het toegangsbewijs in 1989 is begonnen. De ooit statige Statenhal in de Residentie lijkt er patent op te hebben met foto’s van onder anderen Joe Cocker en Eric Clapton. Maar, ook op latere concertkaarten zoals van Michael Jackson, Keith Sweat, Rod Stewart, Bryan Adams, Phil Collins, René Froger, Fleetwood Mac, Genesis en Laura Pausini is een beeltenis aanwezig. Hoewel hij de voorloper was, heeft zijn bijzondere positie het John Denver-kaartje niet echt vrolijk gestemd. Misschien niet geheel ten onrechte. Een medewerker van de organisatie heeft zijn uiterlijk nogal fors beschadigd met een zwarte stift. Zo is de toegangsprijs doorgekrast en staat er in plaats van een nummer heel groot ‘pers’ geschreven. Om zijn status toch nog wat op te vijzelen, kan hij het niet nalaten om bij elke nieuwe ontmoeting te benadrukken hoe de Amerikaan op een uitgebalanceerde wijze zijn country-ballades met bluegrass en rock and roll mengde.
 
Aantrekkelijker
 
Als ik onze geschiedenis bekijkt, kan ik met tevredenheid vaststellen, dat we met het verstrijken van de tijd, een steeds aantrekkelijker uiterlijk hebben gekregen. Hadden we eerst een grove structuur, later wordt deze steeds fijner. Ook worden we meer en meer een informatieverstrekker. Alsof die ontwerpers de herinneringen van de bezitter, bij het opnieuw bekijken van het kaartje, levend willen houden. Wat ik in de loop der jaren tevens leerde van de bezoekers van de doos was, dat niet direct het uiterlijk telt, maar eerder wie er op de kaart genoemd staat. Bij het ‘wanneer was het ook alweer’ gaat het eerder om bijvoorbeeld Paul McCartney, The Rolling Stones, U2, Chris Rea, Kate Bush of Tori Amos
dan om Shabba Ranks of Allez Allez. Wat sneu blijft, is dat heel wat kaarten hun verhalen
Verschillende kaarten voor concerten van Tori Amos.
                                                     Foto: eigen archief.

niet kunnen staven 
met op hun lijf geschreven teksten. Ik bedoel, als er niets anders op te vinden is dan ‘Invitatie’, Paul Acket Concerts of ‘Vrijkaart’, sportpaleis Ahoy’ dan kun je nog zulke mooie herinneringen hebben, maar is er niemand die je gelooft. Zo’n Ahoy’-kaartje, met alleen de datum, 30 november 1992, weet dat hij toegang gaf tot het concert van de Franse zanger Patrick Bruel. Zo nu en dan probeert hij zijn herinneringen uit te dragen, doet hij zijn best eenzelfde romantische sfeer op te roepen als tijdens het optreden. Hij verhaalt dan over hoe het publiek, dat voornamelijk uit tieners bestond, elkaar tijdens de muzikaal intiemste momenten stond te knuffelen, maar massaal uit zijn dak ging bij nummers als ‘J’te l’dis quand même’. Maar je ziet de andere kaartjes denken, ‘Ik zie nergens Bruel op dat minuscule strookje staan. Zo’n mooi verhaal kan iedereen ophangen’. Soms is het heerlijk om zo’n concertvertegenwoordiger met niet meer dan een datum te zijn. Als het kaartje, met de vermelding 9 maart 1993 naar de artiest, die hij vertegenwoordigde, werd gevraagd, bleef het stil. Jaren later tijdens een discussie over mislukte concerten kwam het hoge woord eruit. Het was Little Richard die op die datum optrad in Ahoy’ in Rotterdam. Goede herinneringen had hij er niet aan overgehouden. Behalve dat de zestigjarige rockkoning stond te spelen voor een vrijwel lege zaal, had hij tussen elk nummer tijd nodig om op adem te komen. Bovendien was de kracht uit zijn stem verdwenen waardoor nummers als ‘Good golly miss Molly’ en ‘Bama lama Bama loo’ geen enkele passie vertoonden. Volgens het kaartje werkten de zeven musici die hij bij zich had, op plichtmatige wijze, zonder enig gevoel, het repertoire af waarbij de gitaarsolo’s, dankzij een slecht afgestelde geluidsinstallatie, zo hard waren dat de kaartbezitter er pijn van in zijn oren kreeg. Logisch dat je die herinnering liever niet vertelt. 

Punkrocker 

Het toegangsbewijs van het eerste Nederlandse optreden van de 30-jarige Iggy Pop in Rotterdam verhaalt liever ook niet over die gebeurtenis. De punkrocker stond op 14 september 1977 op het podium. Wat het kaartje vermeldt, is dat het om de Doelen gaat. Op een aanhangsel staat, dat het optreden in de grote zaal is, waar de eigenaar ring B en zitplaats Bc63 toegewezen heeft gekregen. De naam van Pop is nergens te vinden waardoor hij nooit spontaan tegen anderen kan roepen: ‘Ik heb de punkrocker zijn publiek bezorgd’. Alleen de datum op het kaartje en de zaal maakt dat duidelijk. Het is overigens maar zeer de vraag of hij op grote schaal ruchtbaarheid zou willen geven aan dat optreden. Echt boeien deed het concert, dat maar matig was bezet, namelijk niet, zo liet het kaartje zich een keer ontvallen. De verrichtingen van Pop onder de schijnwerpers werden ervaren als chaotisch, de geluidsinstallatie viel regelmatig uit en hij was binnen 55 minuten weer van het podium verdwenen. Volgens het toegangsbewijs was het optreden een ultieme poging de bezoeker een blijvende gehoorbeschadiging te bezorgen, zoveel geluidsoverlast werd er in die luttele minuten geproduceerd. Hij was in elk geval blij in een binnenzak te zijn verdwenen. Het concertkaartje dat een half jaar later, op 19 mei 1978, Pop vertegenwoordigde bij zijn optreden in de Jaap Edenhal in Amsterdam wist ook niets positiefs te melden. Volgens hem wist de Amerikaan het kleine beetje krediet dat hij bij de Nederlandse fans nog had, helemaal te verspelen. Dat de zaal slecht gevuld was, had voor de muzikant reden moet zijn zich extra uit te sloven. Zeker omdat het concert door een verkoudheid al was verplaatst. Hij zou eerst op 3 mei in Ahoy’, Rotterdam optreden. Zijn gemoedstoestand zorgde ervoor dat hij, mede gevoed door een zeer slecht afgestelde geluidsinstallatie, soms helemaal niet was te verstaan. ‘Na elk nummer was Iggy buiten adem’, had de kaartbezitter op weg naar huis vastgesteld. Bovendien beperkte de punker zich tot het zingen van voornamelijk
De verschillende kleuren in de eenduidige      
concertkaarten van Vredenburg. Foto: archief.
bluesachtige liedjes. 
In het verleden hebben we wel eens plagend tegen het sober ogende concertkaartje geroepen dat je al aan zijn uiterlijk kon zien dat het niks zou worden. Wat natuurlijk onzin is. Het toegangsbewijs voor Rory Gallagher is minstens zo karig aangekleed, maar het publiek in het Nederlands Congresgebouw heeft nog maanden vol enthousiasme nagepraat over het Haagse optreden van deze Ierse zanger-gitarist, componist en tekstdichter. Een staande ovatie viel hem op 4 april 1978, na ruim tweeënhalf uur koude rillingen, ten deel vanwege de schoonheid in spel en zang. Tenminste, dat zegt het toegangsbewijs. 
Duidelijk is wel, dat concertorganisatoren zoals Paul Acket, Lou van Rees, Wim Bosman en Berry Visser en Leon Ramakers van Mojo Concerts, zeker in het begin, maar weinig waarde aan ons hechtten. Waarschijnlijk speelde het idee, dat de concertbezoeker geen interesse in ons had. We waren bedoeld om de club, het theater, de concertzaal, de sporthal, het stadion of festivalterrein binnen te komen. Daarna was onze rol uitgespeeld. Dat werd beter vanaf het moment dat wij meer en meer een informatieverstrekker werden. Mogelijk was dat weer een gevolg van het feit, zo heb ik vernomen, dat we steeds vaker in dagboeken en schriften terecht kwamen. Nadeel was wel dat er een soort eenheidsworst ontstond. Zo heeft het Vredenburgkaartje een standaardontwerp. Alleen de kleur wordt in de loop der jaren aangepast. Tot en met 1988 was het blauw, vervolgens tot 1992 rood en daarna groen. In 1995 koos de Utrechtse muziekzaal voor een ander, fors groter kaartje. Die trend zie je ook bij de andere grote zalen in ons land. Het enige verschil zit hem in de op het kaartje afgedrukte artiest, datum en aanvangstijd. Reden voor sommige jonge toegangsbewijzen om jaloers te zijn op de al wat oudere kaartjes. Ze menen, niet geheel ten onrechte, dat er meer nostalgie kleeft aan zo’n anders ogend, ouder exemplaar. Gekleurd door de tijd, dragen zij namelijk vaak de naam van een sponsor met zich mee, zoals veel jongere toegangsbewijzen in de hoek het logo van Ticket Master tonen.

Illustratie

Het neemt niet weg dat we nog altijd dienen als illustratie bij die persoonlijke verhalen. Waar ik die wijsheid vandaan heb! Van een Tina Turnerkaartje. Hij ving het op terwijl hij gereedlag om te worden verstuurd. De verzender werd opgedragen niet te ruw met de bewijzen om te springen. Volgens een David Bowie-kaartje was die meer dan tijdelijke belangstelling ook af te lezen aan de groei in verkochte programmaboeken.
Ik moet zeggen, er zijn prachtige exemplaren bij. Dat merkte ik op een dag dat wij, de toegangskaartjes, op een tafel werden uitgestrooid en er verwoede pogingen werden ondernomen om er het juiste programmaboek bij te zoeken. Geen gemakkelijke klus omdat veel musici hier meer dan een keer hebben opgetreden. Zo stond Prince tijdens zijn zeven tournees achttien keer op een Nederlands podium. De Ierse groep U2 tijdens de acht
Tina Turner komt tijdens haar wereldtournee in 1990
vier keer terug naar de grote stadions.   Foto: archief.
concertseries tot 2005 twaalf keer. Chris Rea en Tina Turner acht keer. Bob Dylan, Diana Ross en David Bowie, wanneer je zijn concerten met Tin Machine meerekent, ieder zeven keer, INXS zes keer en Tori Amos, Melissa Etheridge en Elton John ieder vijf keer. In dat kaartenfestival is nogal een verschil terug te vinden. Zo biedt Prince zijn fans volop kans hem te zien optreden door soms drie, vier avonden achter elkaar in dezelfde, veelal grote zalen, als Ahoy’ in Rotterdam of de Brabanthallen in Den Bosch, te staan. In augustus 1987 tijdens zijn ‘Sign of the Times’-reeks staat hij zelfs vier keer in het steeds uitverkochte Utrechtse stadion Galgenwaard. U2 toont zijn status als publieksfavoriet in de Europahal van de Rai in Amsterdam. De Ieren geven daar in december 1989 drie concerten. Voor het merendeel van de artiesten is dat echter niet weggelegd. Wat je soms wel ziet, is dat ze in hetzelfde jaar terugkeren zoals INXS in 1988 en Tina Turner in 1990 zelfs vier keer.
Grappig is dat de kaartjes, die toegang tot een bepaalde artiest hebben verschaft, nog wel eens bij elkaar komen om herinneringen uit te wisselen. Als je dan stiekem meeluistert, hoor je hoe de Bowie-kaartjes soms tegen elkaar opbieden als het bijvoorbeeld gaat om de aankleding van de show. Dan laat het Kuip-kaartje van 1 juni 1987 weten dat de Glass Spidershow weliswaar door de choreografieën van Tony Basil en daarmee de op het podium aanwezige dansers en danseressen werd gedomineerd, maar dat de glazen kleurrijke spin die met zijn naar beneden hangende, verlichte poten het dak van het podium in Rotterdam vormde, een ijzersterke vondst was. Het toegangsbewijs van 31 maart 1990 is het daar dan
Toegangskaart van Bowie waarbij een glazen spin het dak
van het podium in Rotterdam vormde.          Foto: archief.
helemaal niet mee eens. Het concert van de Brit in Ahoy’ Rotterdam was weliswaar kleiner van opzet, maar dankzij een revolutionaire videotechniek groots in beeld en geluid, aldus het kaartje. ‘Door op een scherm, dat op elk moment naar beneden kon worden gerold, projecties te tonen, was Bowie in staat om voor of achter dat scherm met zijn eigen imago te spelen. Zo werden fantasie en realiteit met elkaar verbonden en werd het publiek in vertwijfeling gebracht naar wie ze moest kijken: de levende Bowie of de zwart-witbeeltenis’. Het kaartje uit 1983 heeft bij zo’n bijeenkomst wel eens met enige trots gemeld dat de muzikant al veel eerder met video experimenteerde. Tijdens zijn 
Serious Moonlight-concert had hij voor zijn optreden in de Kuip een volledige videostudio in gebruik genomen om op het immense scherm de podium-verrichtingen nog aantrekkelijker te maken. Zo was er de mogelijkheid verrichtingen vertraagd weer te geven en beelden te mixen.
 
Ontdekkingstocht
 
Bij U2 heeft veelal het toegangsbewijs van 15 juni 1992 het hoogste woord. Dat concert, tijdens de Zoo TV-tournee, wordt inmiddels ook door de andere U2-kaartjes beschouwd als een absoluut hoogtepunt mede omdat zanger Bono tijdens dat optreden grof vermaak aan subtiele humor en sensualiteit aan schoonheid koppelde. Het concert was, volgens het kaartje, een ontdekkingstocht van kijken en luisteren. Dat alles werd mede gevoed door de vier videowallen. Tijdens het nummer ‘Better than the real thing’ illustreerde de voetbalwedstrijd Nederland – Rusland de muziek, maar ook de video-animaties, bedacht door Brian Eno, gaven de bezoeker een warm gevoel. De andere kaartjes vinden dat de muzikale schoonheid en gedrevenheid van het kwartet tijdens eerdere en latere concerten, hoe hoogstaand ook, daar toch wat schril tegen afsteken als ultieme belevenis.
Bij Tina Turner speelt gedrevenheid veelal een hoofdrol terwijl het bij Chris Rea vooral gaat over de sfeer die de Engelsman met zijn muziek steeds weet op te roepen. De Prince-kaartjes willen nog wel eens discussiëren over de funkaanpak van de Amerikaan, maar hebben inmiddels met zijn allen vastgesteld dat het enige echt legendarische Prince-concert op 18
Prince: messcherpe en hemelse solo's.
                           Tekening: Hans Piët
augustus 1988 om half drie ’s nachts in het Paard plaatsvond. Net terug in Den Haag, na zijn tweede Kuipconcert in Rotterdam in het kader van zijn
Lovesexy-tour, besloot de zanger en multi-instrumentalist dat hij nog niet naar zijn bed in Hotel Des Indes wilde. Tijdens het twee uur durende optreden dat volgde, koos Prince voor materiaal dat tijdens de concertreeks niet aan bod kwam en zorgde de kleine man ervoor dat niet alleen hij maar de hele, dansende zaal door middel van improvisaties en gefreak volledig uit zijn dak ging. ‘Wie ooit vierhonderd mensen daadwerkelijk in extase heeft willen aanschouwen, had erbij moeten zijn’, aldus het kaartje. En dat kon mede gebeuren dankzij de messcherpe en hemelse gitaarsolo’s van de meester en de strakke ritmes van Sheila E. Dat optreden stond overigens in schril contrast met zijn komst op 11 augustus 1998 naar Ahoy’. De inmiddels als The Artist door het leven gaande Prince leverde volgens het toegangsbewijs funk met een groot gaap-gehalte af.
Waar ik altijd erg om moet lachen, is die concurrentie-strijd tussen verschillende toegangsbewijzen. Een aantal doet steeds opnieuw een verwoede poging aan te tonen dat zij staan voor het beste concert dat ooit in Nederland is gegeven. Nou ja, dat lijkt mij erg moeilijk te bewijzen. Ik bedoel, smaak speelt daarbij een belangrijke rol. Zo zal de Rolling Stonesfan, die in het Paard aanwezig was, er heilig van overtuigd zijn dat het ‘ik ga nog even niet naar bed’-optreden van Mick Jagger en gitarist George Thorogood, in 1982, muzikaal ver uitstak boven dat van Prince. Maar ook tijd heeft invloed. Niet zelden heb ik bezoekers van de doos hun mening over een bepaald concert horen bijstellen.
 
Akoestiek
 
Wat ik zie, is dat de kaartjes van dezelfde zaal nog wel eens samenkomen. Met een zekere trots vertellen ze dan dat het concert in geen andere gelegenheid had kunnen plaatsvinden. Daarbij speelt de akoestiek of juist de intieme entourage vaak de hoofdrol. Zo wordt als er een orkest aan te pas moet komen, al snel voor het Concertgebouw in Amsterdam gekozen. Het kaartje dat op 24 juni 1992 toegang bood aan de première van ‘Hjuvi, A Rhapsody in Time’ van The Nits vertelt graag over de speciale opstelling. Zo zat een klein, geselecteerd publiek op het podium en de zijbalkons terwijl het negentig man tellende Radio Symphonie
Manilow wilde zijn melodieuze muziek
voorzien van strijkers.       Foto: archief
 Orkest, dat, anders dan anders, was gestoken in vrijetijdskleding, in de zaal. Het Barry Manilow-kaartje benadrukt dan dat de keuze van de Amerikaanse zanger om op 16 oktober 1978 voor het gebouw te kiezen, samenhangt met het idee de melodieuze popmuziek, middels strijkers, nog wat extra glans te geven. Het toegangsbewijs van Shirley Bassey herinnert zich vooral hoe de Engelse zangeres haar concert op 21 mei 1985 ervoer als een bezoek aan de sauna. ‘Al snel kwamen er heel veel witte handdoekjes aan te pas om het bezwete gezicht en lichaam te drogen’. Het Andrea Bocelli-toegangs-bewijs kan het niet nalaten om over het concert van 15 juni 1996 te spreken als een droomdebuut. ‘Bij zijn afscheid zei de blinde, Italiaanse sopraan, die optrad met het Il Novecento orkest: ‘Nederland is een nieuw thuis voor mij geworden’. 
Het Bryan Ferry-kaartje van donderdag 17 februari 2000 vertelt liever niet over de gebeurtenissen op het podium van het Concertgebouw. Naar Nederland gehaald vanwege het Vocaal Festival zou hij de jaren dertig doen herleven, maar verviel in het bekende Roxy Music-materiaal. ‘Zijn stem miste de swing en soepelheid om zich rond die noten te kunnen buigen’, aldus het toegangsbewijs.
In de gesprekken tussen de Doelen-kaartjes uit Rotterdam komt steeds de knusse sfeer, die de zaal blijkbaar tijdens de concerten weet te creëren, naar voren. Bij Cliff Richard is het op 12 oktober 1987 zwijmelen. Op 6 november van dat jaar speelt bij Paolo Conte melancholie de hoofdrol en Suzanne Vega weet tijdens haar tweede bezoek aan de Doelen op 23 mei 1993 haar publiek na een mislukt begin, door een zee van stemmingen te leiden. ‘Ze klonk tijdens de ballades als een geliefde die zachtjes de meest intieme dingen in je oor fluistert’, aldus het entreebewijs. En Elvis Costello die op 22 juli 1991 samen met zijn Rude 5 langskwam in de zaal, bood zijn publiek een muzikaal lusthof. Volgens het toegangsbewijs streelde hij ieders oren.
Wat in het begin nogal eens speelde, was dat de buitenlandse concertkaarten, toch al snel zo’n dertig in getal, zich een vooraanstaande rol toebedachten. Mogelijk gebaseerd op onzekerheid. Ze hadden geen idee waar de bewijzen van dezelfde artiest met elkaar over spraken. Met de tijd kwam daar verandering in. Zeker toen ook voor hen duidelijk werd dat ze vooral als aanjager hadden gediend. Als Nederlandse kaartjes wilden we daar nog wel eens op plagende manier gebruik van maken. Als het Kate Bush-bewijs uit 1979 dan benadrukte hoe hij toegang had verschaft tot het Palladium in Londen, riepen wij in koor dat het slechts had gediend om de bezitter ervan in staat te stellen zijn sfeerverhaal over die gebeurtenis te schrijven. Dat hij de muzikante had aangekeken omdat de kaarteigenaar met hem in de hand in de coulisse met haar had staan praten, deden we af als grootdoenerij. Daar kwam verandering in na het vinden van een kerstkaart van Kate waarbij ze refereert aan die gebeurtenis.
Het toegangsbewijs voor het concert van zangeres Marianne Faithfull in de St. Anne’s Church in New York benadrukte, zeker in het begin, het bijzondere karakter van dat
Een kerk als decor voor een live-cd.
Illustratie: Susan Feldman, Hans Piët.

optreden uit 1989. ‘Natuurlijk’, riepen we dan in koor. Maar hij had wel gelijk. Tijdens een zoektocht in de doos, hoorden we dat de keuze voor de kerk, die blijkbaar prachtige glas-in-loodramen heeft, te maken had met de wonderschone akoestiek. En dat is toch behoorlijk belangrijk als je een live-cd opneemt (‘Blazing Away’). ‘En pater William D. Persell had er geen bezwaar tegen dat het altaar moest wijken voor een drumstel. Hij kon het geld goed gebruiken voor de restauratie van zijn kerk’, aldus het kaartje. ‘De geestelijke wist hoeveel dat zou worden, want wat maanden eerder had hij onderdak geboden aan de historische reünie tussen John Cale en Lou Reed’.
Bij Bob Dylan datzelfde jaar in de Globen in Stockholm, Zweden, AC/DC in 1991 in het Gentofte Stadion in Kopenhagen, Denemarken en bijvoorbeeld Peter Gabriel in 1993 in de Deutschlandhalle in Berlijn werd al snel uit de gesprekken duidelijk dat het uitgangspunt van die reisjes was geweest om de lezer een voorafje te bieden op wat zou komen. Hoewel! Een andere aanleiding van de organisatoren die, in tegenstelling tot het bezoek aan New York dat door de platenmaatschappij was geregeld, de uitnodiging hadden verstuurd, kan zijn geweest om hierdoor de kaartverkoop nog wat te stimuleren.
 
Programmaboeken
 
Dat al die concerten hun eigen programmaboeken hebben, wordt duidelijk bij de uitstalling op tafel. Wat dan direct opvalt, is dat de concertbegeleiders van vrouwelijke artiesten zoals Whitney Houston, Diana Ross, Tina Turner, Sade, Melissa Etheridge, Celine Dion en Janet Jackson, door de jaren heen, fors van omvang zijn. Bovendien lijken er steeds opnieuw verwoede pogingen te zijn ondernomen om de schoonheid in uiterlijk te benadrukken, zo blijkt bij het toekijken. De inhoud bestaat voornamelijk uit grote foto’s. Soms over twee
Een kleine collectie programmaboeken. Bij vrouwelijke artiesten
wordt veelal de schoonheid in uiterlijk benadrukt.   Foto: archief.
pagina’s uitgespreid. Het is alsof het niet om zangeressen, maar om mannequins gaat, die even hun langwerpige podium hebben verlaten voor een fotosessie. Celine Dion wijkt daar met haar tourboek uit 1995 enigszins vanaf. Ze neemt de kijker mee het podium op. Bovendien bieden haar uitgeschreven tekstblokjes een persoonlijke inkijk. Zo vertelt ze bijvoorbeeld hoe de huwelijksreis met haar kersverse man en manager René Angélil moest worden uitgesteld vanwege een groeiende belangstelling vanuit Europa. Bij Janet Jackson is er de verbazing over de enorme entourage die ze meeneemt tijdens 
The Velvet Rope’-wereldtournee in 1998. Het gaat om 55 personeelsleden, verantwoordelijk voor het licht en geluid, maar ook voor zaken als maaltijdverzorging en aankleding van het podium. Verder maakt ze gebruik van acht musici, negen dansers en heeft ze drie kledingontwerpers in dienst. Die verwondering vervalt als het Urban Jungle-boek van The Rolling Stones uit 1990 wordt opengeslagen. Hun tourpersoneel bestaat uit 235 mensen. Bovendien maakt de Engelse groep, die optrad in Rotterdam en daar, volgens het Kuip-concertkaartje, ‘een ‘stonegoed’ rock & roll-circus wist neer te zetten’, gebruik van tien extra muzikanten om de composities in te kleuren. Hoewel ook bij George Michael de foto’s overheersen in het Faith-tourboek uit 1988, wijkt de inhoud sterk af. De Engelse zanger beschouwt weliswaar, op een zeer ingetogen wijze, zijn leven, maar biedt tegelijkertijd een verhelderende kijk op verschillende aspecten als seks en roem.
Muzikanten zoals Tori Amos en k.d. Lang kiezen voor een artistieke interpretatie. Die tourboeken kunnen het niet nalaten om dat bij elke nieuwe confrontatie te benadrukken en het vol trots te laten zien. Laatstgenoemde koos, bij haar podiumpresentatie van 30 mei 1993 in het Muziektheater, Amsterdam, voor een geschrift van milieuvriendelijk papier. Bovendien reserveerde ze een pagina voor vier briefkaarten, die de fan zou kunnen versturen. Tori Amos, die op 15 maart 1996 in het Nederlands Congresgebouw in Den Haag optrad, kleurt een aantal belangrijke liedteksten in als ‘Horses’ en ‘Blood Roses’. Leonard Cohen, op 18 april 1988 aanwezig in het Muziektheater in Amsterdam, kiest niet zoals Tori voor schilderkunst, maar voor kleurentekeningen om een zestal teksten te begeleiden. Wat het boek speciaal maakt, is dat Cohen ze zelf heeft getekend. Ook Roxy Music maakt tijdens zijn Best of-uitstapje in 2001 gebruik van tekeningen. Ze worden op subtiele manier ingezet als achtergronddecor bij de foto’s die op de voorgrond blinken, maar zijn tegelijkertijd zo sprekend dat het de status van de groep extra benadrukt. Mode-illustrator Anthony Price is er verantwoordelijk voor.
 
Illustraties
 
Hoewel steeds uitdagender grafisch aangepakt, bestaan de rijke illustraties toch vooral uit foto’s van de musici. Ze vormen, al dan niet humoristisch bedoeld, de kern. Geheel onlogisch is dat natuurlijk niet, al valt wel op dat in veel van die boeken in het midden of bij de eerste of laatste pagina een uitklapbare foto wordt gebruikt. Mooi voorbeeld zijn de twee wereldtournee-boeken van Kiss. In zowel Worldwide (1996/97) als Psycho-Circus (1998/99) worden de pagina’s prominent gevuld met de schmink van de vier groepsleden. Logisch zou je zeggen, want vanaf 1983, het moment dat ze die schilderingen afwierpen, liep hun populariteit sterk terug. Met Worldwide was het clowneske element weer aanwezig.
Andere groepen gebruiken de leegte naast de foto’s met een over verschillende pagina’s uitgespreid vraaggesprek. Als het om een solist gaat, worden ook de begeleiders, vaak op
Zonder informatie valt er weinig
 te vertellen. Tekening Hans Piët
summiere wijze, voorgesteld. Bryan Ferry gebruikt zijn tourboek uit 1994 om zijn album 
Mamouna nog wat extra aandacht te geven. Hij verhaalt over zijn weerzien met Brian Eno “de twintig jaar dat we niet samenwerkte, verdween bij onze eerste ontmoeting in de studio als sneeuw voor de zon. Dat had ik nog nooit meegemaakt”, laat hij weten. Maar er is ook een overzicht van de platen die hij opnam en een tourschema in het enigszins artistiek aangeklede geschrift terug te vinden.
Wat ik wel merkte, was dat de tourboeken, door de tijd, steeds beter zijn aangekleed. De grafisch ontwerpers leven zich met de jaren, en waarschijnlijk geholpen door betere technische mogelijkheden, meer en meer uit. Zo lag er een geschrift op tafel om de tournee van Joe Cocker uit 1972 in te kleuren. Op het moment dat het werd opengeslagen, bleek het uit niet meer dan een paar zwart-wit foto’s te bestaan. Heel anders was dat bij het boek uit 1988 van Michael Jacksons wereldtournee. Daarin zijn prachtig uitgesneden pagina’s te zien. Voor mij was echter een van de meest in het oog springende geschriften The Naked Truth Tour uit 1991van Chris Rea. Ik heb wel eens gedacht ‘jammer dat ik niet voor dat concert ben bedrukt’. Er werd door het toegangsbewijs namelijk lyrisch gesproken over dat optreden. De flinke bewerkingen van zijn materiaal bracht het publiek, mede dankzij het fonkelende gitaarspel en die krakende, rondborstige zang, blijkbaar in extase. Tegelijkertijd moet ik bekennen heel blij te zijn dat het niet is gebeurd. De kaarten voor Ahoy’ in Rotterdam hebben ook een nogal standaard uiterlijk. Neemt niet weg, dat de gebruikte illustraties voor die concertserie, en de daaraan voorafgaande reeks Dancing with strangers, gerust indrukwekkend mogen worden genoemd. Het gaat om kunstwerken van Alan Fearnley en Mark Entwhistle en om komisch ogende foto’s. Vooral de eerste en de laatste in het Naked Truth-boek, dat als Auberge - naar het laatste album - het licht zag en waarbij een tuba de hoofdrol speelt, zorgen voor in elk geval een glimlach. Bovendien kan Chris het niet laten om onder meer te vermelden dat wanneer de tournee in 1992 eindigt, de ploeg 1500 hotelkamers heeft gebruikt, 52 concerten heeft gegeven, 6000 eieren en 2650 worstjes heeft verorberd en 14.840 theebuiltjes heeft gebruikt. Hoe bedoel je Brits!
Je zou bijna concluderen dat het na 1987 de goede kant is opgegaan met het tourboek. Niet alleen Chris Rea geeft de grafisch ontwerpers alle gelegenheid zich uit te leven. Ook Simply Red doet voor zijn The spirit of life-tour uit 2000 een geslaagde poging met veelzeggende treintekeningen. De grafische ondersteuning van de Zoo TV-tour van U2 uit 1992, met een optreden op 15 juni in Ahoy’, Rotterdam, blijkt jaren later nog de moeite waard door de invulling. Behalve dat het vraaggesprek met de vier Ierse musici verhelderend is, opent het boek met een opsomming. Grafisch ontwerpers Steve Averill, Shaughn McGrath en Brian Williams en schrijver B. P. Fallon hebben de drie maanden durende Noord-Amerikaanse tournee vervat in historische feiten. Een ervan is de komst van de eerste jazzplaat in Amerika op 7 maart 1917. De achterflap biedt vier kaarten om een goed doel te steunen. Maar die zijn nooit verstuurd. Bij de volgende boeken, Pop uit 1997 en Elevation uit 2001 zie je een steeds speelser karakter.
Jethro Tull die, zo vertelde het standaard groene Vredenburg-kaartje mij, tijdens de Roots and branches-tournee in 1995 hogelijk gewaardeerde muzikale eenakters vol drama op het podium bracht, had die concertserie voorzien van een grappig tourboek. Bij het openslaan blijkt namelijk, dat de musici de lezer een inkijk bieden in de koffer die ze tijdens de reeks meenemen.
 
Memorabel
 
Dat niet elk in het oog springend geschrift ook garant staat voor een memorabel concert, bewijst de uitvoering van The Wall op de Potsdamer Platz, op 21 juli 1990, in Berlijn. Van de getekende illustraties van Gerald Scarfe krijg je nooit genoeg. Dat lag anders bij de vocale souplesse van Roger Waters, de zanger-basgitarist van Pink Floyd, en voornaamste schrijver-componist van het grotendeels autobiografische meesterwerk. Hij blonk vooral uit in vals zingen, liet het concertkaartje zich op een onbewaakt moment ontvallen.
Hij was blij dat die omissie grotendeels verloren ging in het visuele spektakel, dat de 380.000 bezoekers, binnen en buiten de omheining van het plein en de miljoenen televisiekijkers, kregen voorgeschoteld. Zijn kaarthouder was onder de indruk van de enorme opblaasbare leraar die aan het begin over de muur kwam. Later was er het varken dat een deel van de muur kapot stootte en dan waren er ook die bergbeklimmers die langs de muur naar beneden kwamen. Muzikaal werd die zwakke zang van Waters goedgemaakt, zo is mij meerdere keren door het kaartje verteld, door de gastoptredens van Sinéad O’Connor, Joni Mitchell, Bryan Adams en Van Morrison.
De toegangskaart als hoeder over de herinnering.   Foto: Hans Piët 
Blijft jammer, dat er maar weinig van ons overleven. Na de euforie van ‘concertkaart worden’, volgt toch dat verlangen te worden gekoesterd. Het is zo’n heerlijk gevoel om liefdevol te worden vastgepakt. En dan die verhalen!
Vooral in het begin is overdrijven bijna troef. Jammer blijft, dat je samen in die zevende hemel vertoeft, totdat een volgend concert zich aandient. Heb je een echt fanatieke eigenaar dan is de kans aanwezig, dat je in een schrift terecht komt. Met een beetje geluk schrijft hij zijn ervaringen van die avond erbij. Aardig daaraan is, dat je nog wel eens wordt bekeken, dat herinneringen worden opgehaald. De geschiedenis leert echter, dat veelal de prullenbak wacht wanneer er tijd is verstreken, zo werd mij verteld vlak nadat ik was gedrukt. ‘Dat geldt zeker voor kaarten van slechte kwaliteit. Dan is na verloop van tijd nog nauwelijks te zien wie erop vermeld staat’, aldus een papierrol. Maar het komt ook voor dat zo’n bezitter denkt dat hij jou niet nodig heeft om zich de gebeurtenis te herinneren. Totdat hij oud of ouder is en zich vertwijfeld afvraagt: ‘wanneer was dat ook alweer’ en ‘ben ik er nu wel of niet geweest?’
Zo’n doos- of schriftervaring geeft wel een aardig overzicht van de liefde voor muziek van de bezitter. Je zou zelfs kunnen raden hoe zijn muzieksmaak in de loop der jaren is veranderd. Jammer is, dat dit in de doos waarin ik terecht ben gekomen, niet opgaat. Gezien de hoeveelheid mag je concluderen, dat mijn eigenaar in de afgelopen dertig jaar, naar zo’n beetje alle belangrijke popconcerten is geweest. Ook buiten Nederland. Elk muziekgenre is in mijn doos aanwezig. Hij had het laatst tegen iemand over zo’n negenhonderd concerten, de festivals niet meegerekend. Het zou zomaar kunnen als je de hoeveelheid concertkaarten ziet. Wat dat betreft, ben ik blij in die doos terecht te zijn gekomen. Wij hebben elkaar zoveel te vertellen, dat het aantal verhalen waarschijnlijk nooit zal opdrogen.


                                                                                  © Haags Nieuwsbureau 2025 

maandag 21 juli 2025

Bosjes van Poot


Architectonische schoonheid
in een bijzondere omgeving

door Hans Piët

DEN HAAG – Het idee, dat begin 1912 wordt geboren, om een verversingslokaal neer te zetten, waar het publiek na een flinke wandeling door de Westduinen in alle rust nog even kan genieten van een versnapering zoals een kop thee, is niet verkeerd. Bijkomende aardigheid is, dat voor een unieke plek wordt gekozen namelijk de 34 hectaren tellende Bosjes van Poot. Achteraf kan daarbij worden vermeld, dat voor het ontwerpen van het gebouw de keuze niet valt op de eerste de beste architect. Het is Johannes Jacobus Gort (geboren in Rotterdam op 02-06-1875), op dat moment werkzaam bij de gemeente en inmiddels stichter van monumentale panden.
Dat het om een bijzondere omgeving gaat, heeft te maken met de familie Poot. Willem (10-03-1857) treedt als 14-jarige in dienst bij groothertogin Sophie van Saxen Weimar, eigenares van landgoed Zorgvliet. Het latere Houtrust is daar een onderdeel van. De boswachter heeft als koddebeier, zoals dat vroeger werd genoemd, zoveel gezag, dat hij de soms baldadige jongeren, die de bosjes een verrukkelijk oord vinden, bij zijn aanwezigheid, moeiteloos in het gareel weet te houden. Gevolg is dat, in eerste instantie, Scheveningers en wat later ook de buurtbewoners van Duinoord en de zich snel ontwikkelende tuinstadswijk Houtrust spreken over de bosjes van Poot. Zo wordt al bij leven dat gebied naar Willem vernoemd. Daar komt geen raadsbesluit aan te pas. Dat geldt niet voor de Laan van Poot. De Haagse gemeenteraad, die het tot die tijd in officiële stukken steeds heeft over de ‘zogenaamde Boschjes van Poot’, noemt het in november 1914, bij het vaststellen van nieuwe straatnamen, gepast voor de weg langs het bos de naam van de familie Poot te gebruiken. Dat idee krijgt een extra impuls doordat op het moment van de beslissing Jacob (04-12-1863), de zes- en-een-half jaar jongere broer van Willem, er als boswachter rondwandelt. Inmiddels in dienst bij gemeenteplantsoenen aanvaardt hij die functie op 6 september 1907. Zijn werkzame leven begint als 16-jarige op Zorgvliet, waar hij ook is geboren. Als bouwondernemer Adriaan Eliza Herman Goekoop (Goedereede: 28-04-1859), door middel van zijn opgerichte maatschappij Park Zorgvliet, het landgoed in 1902 van de erven Saxen Weimar overneemt, blijft hij in dienst. Wanneer Willem zo’n vijf jaar voor zijn pensioen door gemeenteplantsoenen - de gemeente is inmiddels eigenaar - weer te werk wordt gesteld op Zorgvliet, neemt Jacob zijn taak, samen met boswachter Ari Stam, van hem over. Hij zwaait op 1 februari 1929, na 21 jaar, af. Jacob, die is getrouwd met Wilhelmina van der Zwan (03-05-1869) en vader is van negen kinderen onder wie medewerker groenvoorziening Pieter, overlijdt op 16 december 1933. Willem Poot, die in zijn leven twee keer weduwnaar wordt - in 1913 van Louisa Hendrika Hout en in 1926 van Johanna Christina Schreuder - overlijdt niet veel eerder, op 10 juni 1932 op 75-jarige leeftijd.

Grillig

De geschiedenis van het verversingslokaal (sectie AO nr. 108), kent een grillig verloop. Dat begint bij de tekeningen van architect Gort. De bouwkundige, die de grondbeginselen van het vak meekrijgt van zijn vader, eigenaar van een Rotterdams aannemersbedrijf, werkt vanaf 1909 bij Gemeentewerken. De regels geven echter aan dat het project zou moeten worden uitgevoerd door een architect van Stadsontwikkeling. Het gevolg is dat het pand niet onder de verantwoordelijkheid van de daarvoor aangestelde wethouder valt, op dat moment ir. Cornelis Lely.
Als huurder Jan Frederik Hendrik Greup (Wassenaar 10-03-1882) in januari 1916 vraagt om op de zolder van het gebouw, in verband met mogelijk toerisme, zes kamers te mogen aanbrengen, de
Het eerste ontwerp van het ververschingslokaal van architect Gort    
Op de tekening is het torentje nog zichtbaar.      Tekening Hans Piët. 
open veranda middels een glazenfront met schuifbare ramen te mogen veranderen in een gesloten serre en die te mogen voorzien van lambrisering, bestaan er bij B&W evenals bij de Commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigen-dommen, onder voorwaarden, geen bezwaren. Het is echter opnieuw een zaak voor Gemeentewerken, welke dienst resulteert onder de wethouder van Openbare Werken, op dat moment Jurriaan Kok. Zoals eerder, bij de bouw in januari 1914, de beslissing viel alsnog een kelder aan te brengen, die vanwege de stand van het grondwater niet hoger mocht worden dan twee meter (kosten 1100 gulden), zo besluit de gemeenteraad op 13 maart 1916 gelden beschikbaar te stellen welke nodig zijn voor deze uitvoering. Voorwaarden is wel, aldus burgemeester en wethouders, dat de jaarlijkse huurprijs wordt verhoogd met 7% van de op 3500 gulden geraamde verbouwingskosten. Jan Greup betaalt vanaf 14 mei 1916 jaarlijks 2481 gulden (€1125,83) voor het restaurant met tuin en kelder, in plaats van de oorspronkelijk afgesproken 2085 gulden (€946). Hierin zijn de kosten verrekend van de aansluiting aan de Duinwaterleiding (f 30,-), de huur van het door het Gemeentelijk Energiebedrijf geleverde transformatorstation en de benodigde kabels (f 275,-) en de erfpachtsom (f 100,-) van het 1200 centiaren tellende terrein. Niet verrekend is het elektriciteitsverbruik. Overeengekomen wordt dat het bedrag zal worden gestort in driemaandelijkse termijn van f 620,25 (€ 281,46), vooraf of op de eerste werkdag van elk kwartaal.

Charme

Het ontwerp van Gort, dat ook deze keer op de gebruikelijke wijze door de directie van Gemeentewerken voor toetsing wordt aangeboden aan het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, voldoet volledig aan de eisen der Bouw- en Woonverordening. Wat het gebouw, dat is ontworpen als een café met woning, deels zijn charme geeft, is de halfronde veranda, die de linker- en rechterhelft van het in t-vorm geschetste pand, met elkaar verbindt. Het middengedeelte wordt gedekt door een hoog schuin dak, terwijl gelijkvloers een grote zaal is aangebracht die zowel aan de voor- als achterzijde is afgesloten met grote opengaande glazendeuren. Op de eerste etage zijn zeven kamers en een keuken te vinden met links en rechts balkons. De zolder telt in eerste instantie drie kamers, dat worden er na de verbouwing vijf. Wat niet doorgaat, is het torentje dat boven het dak had moeten uitsteken waardoor aan alle kanten had kunnen worden uitgekeken over de Bosjes. Architect Gort levert begin 1912 zijn uitgewerkte tekeningen in. Op 26 juni van dat jaar wordt voor het maken van het pand met restauratielokalen een som van f 28.500 (€ 12.933) op de gemeentebegroting (volgnummer 378) genoteerd. Als de uitslag van de op 21 augustus 1913 gehouden openbare besteding binnenkomt, blijkt dat er een bedrag van f 35.900 (€ 16.291) nodig is. Het tekort bedraagt dus 7400 gulden (€ 3358). Wat blijkt, is dat enerzijds de oorspronkelijke globale raming te laag werd ingeschat. Anderzijds zijn de prijzen van materialen en de lonen sinds 1912 belangrijk gestegen. Onder de noemer ‘Geldlening ter voorziening in verschillende behoeften’ besluiten burgemeester en wethouders eind september van dat jaar de begroting van 1913 te verhogen met het tekort.
Tekening van de zuid-oostgevel met de door Greup gevraagde veranderingen. De rode
 panelen geven aan hoe de open veranda wordt omgevormd tot een gesloten serre.        
                                                                                Tekening: Haags Gemeente Archief
Dat die  beslissing valt, heeft niet alleen te maken met de schoonheid van het pand maar ook met de architect. De gemeente-
raadsleden beseffen zich maar al te goed met Gort een belangrijke bouwer in huis te hebben, die met zijn werk
de status van
’s-Gravenhage als regerings-stad nog wat extra glans kan bezorgen. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar zijn prestaties tijdens de samenwerking met Johannes Mutters jr. (Den Haag: 05-11-1858), een architect die tot een groep behoort die rond de eeuwwisseling zoekt naar vernieuwende bouwstijlen en zo bijdraagt aan de ontwikkeling van de art nouveau. Samen met hem ontwerpt Gort onder meer modehuis Kuhne op de hoek van de Plaats en Kneuterdijk, Hotel de Twee Steden (Buitenhof/hoek Hofweg), een gebouw met showroom voor meubelfabriek Mutters aan het Piet Heinplein 5 en verschillende villa’s. Dat Johs. J. Gort aanzien heeft, wordt in mei 1912 op een ludieke manier duidelijk wanneer directeur Jack Lindo bij de gemeenteraad het voorstel deponeert de architect te voorzien van een telefoonaansluiting. “Hij is belast met de uitvoering van verschillende grote bouwwerken als de Hogere Burgerschool aan de 3e van der Boschstraat en de vakschool voor meisjes aan de Louise Henriëttestraat 10. Het is zaak dat hij een aansluiting in zijn woning aan de Bazarlaan 9 verkrijgt”, aldus de directeur Gemeentewerken.
Een jaar eerder, in 1911, heeft hij zitting genomen in de commissie die het plan uitwerkt voor de bouw van een nieuwe schouwburg op de oude plaats, al wordt er – zonder succes - ook een handtekeningenactie georganiseerd om hem verplaatst te krijgen naar Zorgvliet. Gort dient twee ontwerpen in: een voor een geheel nieuw gebouw, de ander met behoud van de bestaande gevel. Hoewel ook andere architecten zoals het Oostenrijkse duo Fellner & Helmer, plannen inleveren, wordt uiteindelijk gekozen voor een verbouwing naar de ideeën van Gort.

Henri Evers

Aan het begin van zijn loopbaan werkt Gort bij verschillende architecten. Vervolgens vertrekt hij naar Boedapest waar hij twee jaar werkzaam is. Eenmaal definitief terug vestigt hij zich in 1900 als architect in Rotterdam. Kort daarop wordt hij de assistent van prof. Henri Evers op de afdeling Schone Bouwkunst aan de Technische Hogeschool in Delft. Als student heeft hij van Evers les gehad op de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. Gort is ook als leraar verbonden aan de Haagsche Academie. Bekende leerlingen zijn architecten zoals Slothouwer, Robbers, Verhagen, Bremer, Molière en Karsten. Als gemeentearchitect blijft hij tot 15 juli 1916 in dienst. De reden voor zijn eervol ontslag is de opdracht die hij krijgt van het gemeentebestuur van Utrecht. Gort wordt gevraagd plannen te maken voor een grote verbouwing van de schouwburg. Na het voltooien van de voorbereidingen maakt de Eerste Wereldoorlog de uitvoering onmogelijk. Dat betekent niet dat hij zonder werk zit, want met Den Haag is afgesproken, dat hij tot 1 januari 1918 de werken die hij bij vertrek onder handen heeft, zal afmaken, terwijl hij advies zal geven bij de projecten die in voorbereiding zijn. Logisch, want hij heeft tekeningen geleverd voor opdrachten als de Telefoon Centrale aan de Marnixstraat 18, de tijdelijke raadszaal in de Javastraat, tal van scholen zoals de Visserijschool, een woningbouwplan aan het Verversingskanaal in Scheveningen ofwel de bouw van een flinke rij huizen op de hoek van de Houtrustweg en de Zeezwaluwstraat. Hij ontwerpt ook straat-
Indeling van de begane grond van restaurant 'Boschjes van Poot'. In 
het midden is de grote zaal waar tijdens het seizoen wordt gedanst.  
                                                                                Tekening: HGA.
versieringen in onder meer de Prinsestraat in verband met de komst van het Deense konings-paar, maar ook ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van koningin Wilhelmina en het trouwen van prinses Juliana. Als zelfstandig architect zit hij o.a. in het hoofd-bestuur van de Nederlandsche Vereeniging Schoonheid en Opvoeding en in het bestuur der Haagse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst. In november 1926 wordt hij uitgenodigd tot het maken van schetsontwerpen voor de bebouwing van een van de hoofdstraten in plan Segbroek. Twee jaar eerder is hij verantwoordelijk voor de verbouwing van het magazijn van de firma J.D. Leupen en Zoon aan de Denneweg. Zijn curriculum vitae geeft aan dat hij veel magazijnen hier ter stede zowel als daarbuiten heeft ontworpen. In 1928 is hij de bedenker van een garage met kantoorgebouw in de 2e Lulofdwarsstraat voor de transport- en handelmaatschappij N.V. Het Haagsche Veem. Gort is medeoprichter van de Vredeskamer en een bekwaam aquarellist van onder meer stadsgezichten. Ondertussen wordt ook buiten Den Haag aansprak gemaakt op zijn talent als architect. Zo wordt hij bijvoorbeeld gevraagd voor de verbouwing van Musis Sacrum in Arnhem en Tivoli in Utrecht. Jacobus Gort is betrokken bij de Rotterdamse huishoudschool aan de Graaf Florisstraat en Sandeman Bodega aan de Coolsingel. Veel interieurs en winkelbetimmeringen worden naar zijn ontwerp uitgevoerd. Een ervan was terug te vinden in hotel-café-restaurant Sans Souci aan de Regentesselaan 317 in Den Haag. Architect Gort is door de Franse regering benoemd tot Officier d’ Acadèmie, terwijl hij ook de Deense onderscheiding Ridder in de Danebrogorde opgespeld heeft gekregen. Jacobus Gort is van 20-02-1907 tot 06-05-1930 getrouwd met Catharina Maria Spijkers (03-04-1883). Met haar heeft hij een dochter Hendrika Johanna (15-12-1907). Over zijn tweede vrouw Maria Catharina Celestina De Beugher is minder bekend. Ze is zijn voormalige huishoudster, oorspronkelijk afkomstig uit België. Verder is er een fors leeftijdsverschil. Hij overlijdt op 10 augustus 1950 op 75-jarige leeftijd in Den Haag.

Eerste huurder 

Het idee een pand neer te zetten in de Bosjes van Poot is afkomstig van Jan Greup, landbouwer in Scheveningen. Met een eerste aanzet tot het tekenen van het huurcontract op 3 september 1912 en met een, ook door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurde, definitieve overeenkomt op 19 januari 1914, hoeft de gemeente zich geen zorgen te maken over een eerste huurder van het pand dat later dat jaar als adres Laan van Poot 91 krijgt. Door de jaren heen aangemoedigd door zijn ouders, Jan Greup (opzichter bij de domeinen) en Margaretha van Bergen Henegouwen (huisvrouw), neemt de jongste, uit het gezin met drie kinderen, die beslissing met het idee van zijn theetuin net zo’n succes te maken als De Bataafsche Boer, die op 8 juni 1889 werd geopend in de Scheveningse Bosjes en theeschenkerij Duin en Dal aan de Waalsdorperweg 220. Dat laatste onderkomen, een oude boerderij, wordt sinds 1901 geleid door zijn zussen Gerarda Geertruida (Wassenaar: 18-02-1870) en Helena Johanna (Wassenaar: 24-10-1873).

Ansichtkaart van de theetuin in de Bosjes van Poot waarop een gezellige drukte is waar te nemen.
                                                                                                                            Kaart: eigen archief.

Wanneer Greup op 15 mei 1914 zijn onderkomen officieel opent - hij is twee dagen eerder met zijn eerste vrouw Cornelia Jacoba van de Heuvel (18-06-1883) getrouwd - blijkt het succesvol bestieren van zo’n theetuin lastiger dan gedacht. Er komt wel publiek maar het zijn geen grote aantallen. Mogelijke reden is omdat het pand wat verscholen ligt en er geen weg naartoe leidt. In november 1914 proberen burgemeester en wethouders dat op te lossen met het voorstel dat traject aan te leggen. Naast een klinkerbaan met een breedte van vijf meter zou langs een zijde een twee meter breed geteerd kolenaspad voor voetgangers moeten komen. Kosten 6600 gulden. Zijn komst blijkt nauwelijks invloed te hebben. De toeristen, die bij zijn zussen wel langskomen, weten zijn onderkomen niet echt te vinden. Greup probeert dat in positieve zin bij te sturen door soms matinees te organiseren en de start van verschillende sportwedstrijden dan wel de aankomst of beiden voor hotel ‘Boschjes van Poot’ te laten plaatsvinden. Het gaat dan om sporten als snelwandelen en veldloop, wandeltochten zoals georganiseerd door de Nederlandsche Dobermann Pincher Club en het door Excelsior bedachte wielrennen door de Westduinen. Hoewel hij in november 1920 nog op zoek gaat naar een werkvrouw, van zondag tot en met vrijdag van half 9 tot en met half zes, voor f 12,50 per week, besluit hij aan het einde van dat jaar er een punt achter te zetten. In hoeverre zijn scheiding van Cornelia (als eiseres) op 14 februari 1920 daarmee te maken heeft, vertelt de geschiedenis niet, al zal ook de huurovereenkomst daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld. Wel is duidelijk dat hij heel snel, op 22 december 1920 zijn ja-woord geeft aan Catharina Vierling (13-04-1898) met wie hij vier kinderen krijgt. Op 10 en 11 februari 1921 wordt ten overstaan van deurwaarder Willem Johannes Bikbergen (26-04-1866) in het gebouw ‘Boschjes van Poot’ een openbare verkoping tegen contante betaling georganiseerd. Het gaat om Jans ‘weinig gebruikte hotel-, café- en restaurantinventaris’ als ledikanten, beddengoed, dekens, tafels, linoleum, een ijsmachine, bestek, elektrische lampen, spiegels, schilderijen, klokken, stoelen, een pianino van Schiedmaijer uit Stuttgart, een biljart met toebehoren enzovoorts. Het betekent niet dat het onderkomen uit de familie verdwijnt. Cornelia van den Heuvel, inmiddels officieel de huurster van het pand, draagt deze per 15 februari 1921 over aan de dames Greup. De zussen Gerarda en Helena besluiten, naast de uitspanning ‘Duin en Dal’, ook deze theetuin te gaan leiden. 
Om ‘Boschjes van Poot’ meer bekendheid te bezorgen, vragen ze aan de gemeente of ze verwijsborden mogen plaatsen. Het gaat om vier richtingaanwijzers die komen te staan op de hoek van de Houtrustweg en de Sportlaan, op de hoek van de Sportlaan en het Mezenplein, op de hoek van de Houtrustweg en de Laan van Poot en bij de Bosjes van Poot-ingang. De gemeente bepaalt dat hiervoor jaarlijkse f14,60 moet worden betaald. De eerste keer is er een extra bedrag van 32 gulden. Het is geld dat nodig is voor het herstellen van de bestrating bij het verwijderen van de palen. 
De rode stippen zijn de plaatsen waar de dames Greup de richtingaanwijzer het liefst geplaatst zien.
                                                                                                  Plattegrond: Haags Gemeente Archief. 



Echt lang houden de zussen het niet uit. Ze vragen in november 1923 of ze de huur per 1 januari 1924 mogen overdragen aan de zogenaamde ‘combinatie Noordam’. Deze bestaat uit Cornelis Noordam (Zegwaart: 03-01-1875) sinds 16 maart 1914 directeur van melkinrichting ‘De Landbouw’ in 
’s-Gravenhage en boterhandelaar, Gerrit Frans Noordam (Zegwaart: 16-05-1855), directeur van melkinrichting ‘De Landbouw’ in Leiden en ook restaurateur in Oegstgeest, prof. Heime Remmelts (Assen:17-01-1867), inspecteur bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij is werkzaam bij de Veeartsenijkundige Dienst in Voorburg en buitengewoon hoogleraar bij de Utrechtse universiteit. Ook betrokken is de in Wassenaar woonachtige notaris Henri Constant Albert Vermeulen van Kruiningen (Amsterdam: 07-09-1877). Dat ‘De Landbouw’ in 1899 in Den Haag wordt opgericht heeft te maken met het voornemen om tot een eerlijkere verdeling van de inkomsten te komen. De maatschappij wordt om die reden bestuurd door ‘boeren’ en ‘heren’. Uitgangspunt is verbruikers van melkproducten te waarborgen tegen vervalsing en verontreiniging door ziektekiemen. Aan de andere kant wil het ook de belangen van melkleveranciers behartigen. Bestaande melkinrichtingen betalen namelijk steeds minder aan boeren voor de melk terwijl de winst in die bedrijven flink stijgt. De eerste fabriek van ‘De Landbouw’ wordt in 1900 neergezet aan de Gedempte Gracht 16-18 (sectie I nr. 1732 en nr. 229). Het is een ontwerp van Johannes Mutters jr. Hij voorziet het pand van een stoomketel met een verwarmd oppervlak van 21 m2 en een stoommachine van 15 paardenkracht. Het in fraaie Engelse stijl opgetrokken gebouw heeft aan de gevel decoratieve aan de landbouw ontleende elementen. Er is ook een melksalon. Deze wordt op 7 november 1910 geopend en heeft zo’n indrukwekkend interieur dat er niet alleen nog maanden over wordt gesproken, maar hij ook blijvend druk wordt bezocht.
Cornelis Noordam neemt de leiding over het pand in de Bosjes van Poot. De gemeente gaat alleen akkoord als de combinatie Noordam zich bij een op zegel gestelde verklaring tegenover de gemeente
’s-Gravenhage verbindt tot de juiste naleving van de voorwaarden der akte van verhuring van de derde september 1912, zoals die is gewijzigd bij akten van 12 maart 1914, 29 april 1915 en 14 februari 1917 en tot storting van de waarborgsom in bedoelde akten genoemd. Dat is het bedrag van 2500 gulden, welk bij de administrateur van de dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting zal blijven berusten tot twee maanden na het beëindigen van de huur. François van ’t Sant, hoofdcommissaris van politie, laat weten dat Noordam gunstig bekend staat. Hij is geen wanbetaler. Al snel is er een tegenslag. Op 20 juni 1924 bezwijkt er namelijk een zijbalkon. Dat er geen ongelukken plaatsvinden komt omdat er op dat moment geen bezoek aanwezig is.

Muziekuitvoeringen

Om publiek te trekken kiest Cornelis er nog hetzelfde jaar voor, overigens niet als enige Haagse uitbater, om muziekuitvoeringen en bijeenkomsten te organiseren. Hij krijgt daarbij een aantal aanwijzingen van de gemeente. Hij mag de beneden tussenlocatie gebruiken als danszaal (discotheek). In de ruimte mogen niet meer bezoekers aanwezig zijn dan het aantal beschikbare, behoorlijke zitplaatsen. De locatie moet gedurende de tijd dat publiek aanwezig is, steeds behoorlijk zijn verlicht en hij moet van alle kanten goed te overzien zijn. De aftrap van het concertseizoen is – ook de volgende jaren - in juni. Bij zijn eerste aanvraag spreekt hij over dagelijkse uitvoeringen tussen 3 en 6 uur. De bedoeling is deze door een pianist, violist en cellist op de begane grond te laten plaatsvinden. Bij de gemeente bestaat geen bezwaar al zijn er regels. Zo mag op zondagen en algemeen christelijke feestdagen niet worden aangevangen dan na het volkomen eindigen van alle voormiddag godsdienstoefeningen. Mogen er in de inrichting geen kelnerinnen worden gehouden. Mag de muziek niet te veel geraas maken en is het verboden strooibiljetten die betrekkingen hebben op het restaurant uit te delen, ook buiten het pand. 
Aankondiging van de openingsavond van concertseizoen 1928.
                                                  Biljet: Haags Gemeente Archief. 
Twee jaar later worden de optredens georganiseerd op woensdag, zaterdag en zondag van 8 tot 11 uur. Op zaterdag en zondag zijn er ook matinees om drie uur en om half zes. Zo is er bijvoor-beeld in september 1926 een Oud-Hollandsche Liederenavond door het ensemble van Jacob Trump. In juli 1928 geeft het Haagse kwartet en fanfarekorps Excelsior onder leiding van Henri Verhaar een concert in de theetuin en herhaalt die exercitie de jaren erna nog regelmatig. In augustus 1929 komt de ’s-Gravenhaagsche Turnbond onder leiding van Thomas Kneifer langs. Het biedt het publiek direct een kans gebruik te maken van het nieuw ingerichte restaurant en terras op de eerste etage van het gebouw. Elk jaar is er wel een bezoek van het strijk- en koperkwartet Oude Jagerband dat dan onder leiding van Antonie Wilhelmus Huguenin optreedt in de tuin. Het dubbel mannenkwartet Zanglust, dat bestaat uit personeel van de Gemeentetelefoondienst onder leiding van Cornelis Buytendijk jr. laat ook graag van zich horen. In juli 1930 komt het symfonieorkest Meyerbeer onder leiding van Josephus Leonardus Koens langs. Eind juli 1931 treedt het Fries gemengd koor Stanfries op met medewerking van het Haags strijkkwartet Con Amore onder leiding van violist Willem Buiteveld. Begin september 1932 is er de laatste openlucht zanguitvoering van ‘Ons Hollandsche Lied’ onder leiding van gymnastiekonderwijzer Jacob Dirk van Ramshorst met medewerking van zangclub Con Amore, Anton Goodman en het publiek. Openbare bijeenkomsten worden georganiseerd door onder meer de Liberale Staatspartij afdeling ‘s-Gravenhage. In juni 1931 zijn er drie sprekers jhr. mr. dr. Eeltjo Aldegondus van Beresteijn, Willem Eymers en mr. Gerardus Cornelis Johannes Varenkamp. Een jaar eerder, in april 1930, geeft de Vereeniging Planten- en Vogelwijk een bal in de zalen van het restaurant. The Dutch Orpheans verzorgen het dansprogramma. Datzelfde jaar is er een openbare vergadering van de Vrijheidsbond.
In al die jaren levert ook voor Noordam het betalen van de huur steeds vaker problemen op. Volgens de gemeente vooral vanaf 1929. Hoewel elke keer opnieuw het aflossen van de huur wordt toegezegd, blijft het achterwege. Het is reden om een advocaat van de gemeente in te schakelen. De uitkomst is, dat alle achterstallige huur zal worden betaald wanneer de huurovereenkomst vanaf 15 mei 1934 kan worden overgenomen door zijn zoon Cornelis Adriaan Noordam (Zegwaart: 03-11-1907). Deze is bereid hetzelfde huurbedrag van 2481 gulden per jaar te betalen in kwartalen van f 620,25. Het raadsbesluit van 19 maart 1934 bevestigt die wisseling. Cornelis jr. krijgt een huurovereenkomst tot 14 mei 1939. Er zijn wel voorwaarden aan verbonden. Zo mag hij het gebouw en terrein uitsluitend bezigen als hotel, koffiehuis en restaurant. Zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders mag het gehuurde niet worden veranderd. Het onderhoud van het gebouw is voor rekening van de gemeente. Het verzorgen van het terrein en de daarop aanwezige beplanting geschiedt voor rekening van Noordam. Hij zal moeten gedogen dat aan, op of in het gebouw of op het terrein van gemeentewegen werkzaamheden worden verricht, zoals het leggen van kabels in verband met de elektriciteit. Als hij zich handelingen veroorlooft strijdig met de hem opgelegde voorwaarden, een of meerdere voorwaarden niet naleeft of niet voldoet aan de hem opgelegde betalingsverplichting, is hij door de enkele overtreding of het enkel verloop van de gestelde termijn in gebreke en zijn burgemeester en wethouders zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, bevoegd de huurovereenkomst direct te beëindigen zonder dat rechterlijke tussenkomst nodig is. Op grond van de geëindigde huur is hij verplicht tot ontruiming over te gaan. In dat geval wordt geen ontheffing of teruggave van huurpenningen en geen terugbetaling van de waarborgsom (groot 2500 gulden) verleend. Burgemeester en wethouders behouden ook na die huurbeëindiging het recht tot verordening van vergoeding voor alle schade en nadelen welke door handelingen en verzuimen van Noordam zijn veroorzaakt.

Betaler

Cornelis jr. blijkt een nog slechtere betaler te zijn dan z’n vader. Al bij de eerste termijn wordt de huur niet op tijd afgedragen en ook bij de volgende termijn kost het innen de grootste moeite. De gemeente stelt zich, gezien de moeilijke tijdsomstandigheden - crisis – soepel op. Cornelis laat in een brief weten dit te waarderen. ‘Ik ben u zeer erkentelijk voor de grote soepelheid, welke u toont bij het innen van de huur. De komende wintermaanden zullen nog moeilijk zijn. Zijn die echter voorbij dan kom ik financieel ruimer te zitten, daar ik dit jaar voor grote kosten heb gestaan’.
Het lunchmenu van september 1928.
                                             Archief.
Op 3 december 1934 organiseert Cornelis jr. een bespreking met de gemeente. Daarin vraagt hij om de aanleg van centrale verwarming in het pand. Het voorstel wordt afgewezen om de simpele reden dat eerst de huurschuld moet worden ingelost. Helaas. Wel beloftes maar geen geld. Begin mei 1935 laat Noordam jr. weten de schuld te zullen afbetalen. In augustus vraagt hij om nog wat geduld. In een brief laat hij weten een uitstekende maand augustus tegemoet te gaan. ‘Mijn hotel is nagenoeg volgeboekt, zo zelfs dat ik moet uitbreiden. Ik kan u dan ook de absolute zekerheid geven dat de achterstand op 15 augustus is afbetaald’. In juli 1936 blijkt de schuld te zijn opgelopen tot 2500 gulden. Onderzoek wijst uit dat er tussen september 1934 en mei 1936 tien schriftelijke aanmaningen tot afbetaling naar Noordam zijn verzonden.
In augustus van dat jaar gaat mr. Willem Roelof Gerardus Cornelis van Solinge zich er, namens de gemeente, mee bemoeien. Hij krijgt nog dezelfde maand een voorstel van de accountant van Noordam. Daarin is te lezen dat de jaarlijkse huur zou moeten worden verminderd met 1000 gulden (met terugwerkende kracht), dat er verschillende onderhoudswerkzaamheden nodig zijn en de aanleg van een centrale verwarming. Om dit te benadrukken wordt het opgemaakte rapport van ir. Nicolaas Johannes Kruizinga, architect te Rijswijk, meegestuurd. Op het voorstel wordt niet ingegaan. Mr. Van Solinge laat weten dat die verwarming wordt aangelegd zodra de huurachterstand is weggewerkt. Er verandert niets. Reden voor de gemeente per 1 oktober 1936, wegens wanprestatie, de huurovereenkomst te beëindigen en op advies van mr. Van Solinge te besluiten in rechte op te treden ten einde de ontruiming van het perceel per 1 november te verkrijgen. Aan die eis tot ontruiming geeft Cornelis Noordam jr. geen gehoor. Hij schakelt een verslaggever van dagblad Het Vaderland in die op 6 februari 1937 met een paginagroot artikel komt onder de titel ‘De gemeente als model van een slechte huisbaas’. Dat levert in de raadsvergadering van 8 februari weer vragen op van mr. dr. William Marten Westerman, Franciscus Johannes Paans, Antoon van Kesteren en mr. Pierre Charles Louis Eschauzier, die door Machiel Vrijenhoek, wethouder voor Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, worden beantwoord. Wat blijkt, is dat de vordering op 15 februari 1936 is opgelopen tot f 2.821,51 wegens achterstallige huur plus f 930,38 schadeloosstelling wegens wederrechtelijk in gebruik houden na 1 november 1936. Het gaat dus om een totaal van f 3.751,89 (1702,53). Vrijenhoek: “Hiervan is 2.632,64 gulden gedekt door een door de huurder gestorte waarborgsom, met inbegrip van de daarvan gekweekte rente. Dat bedrag is uiteraard vervallen verklaard”.
Hij benadrukt dat het krantenartikel wemelt van de onjuistheden en verkeerde voorstellingen. Zo is het bijvoorbeeld onjuist dat het pand niet solide is gebouwd. Er is sprake van anderhalf steens buitenmuren. De woonkamer is met zijn 16 vierkante meter oppervlakte inclusief een stookplaats en twee kasten groter dan wettelijk voorgeschreven. “Dat hij door de huurder wordt gebruikt voor ijs-fabricage en zich in een onbeschrijflijke rommelige toestand bevindt, is zijn keuze”, aldus Vrijenhoek.
Dat de badkamer geen aansluiting aan de waterleiding en geen afvoer heeft, is onjuist. Beide zijn aanwezig evenals voor de vaste wastafels en wc’s. Wat in het verhaal breed wordt uitgemeten is dat zich op het buffet een spiritustoestel bevindt om warme dranken te bereiden. De wethouder vraagt zich hardop af: “waarom daar? Onmiddellijk achter dat buffet bevindt zich namelijk een grote keukenruimte met stenen vloer en twee fornuizen”.
 
Pannendak

Hij vertelt dat het onderhoud van gemeentewege niet is verwaarloosd. Zo is het pannendak in 1934 vernieuwd en zijn er drie ventilatoren aangebracht. Het perceel is in 1935 van buiten geheel geverfd en in 1936 zijn nieuwe elektrische leidingen aangebracht. “Vermeld mag worden dat de gemeente in sommige opzichten zelfs meer heeft ondernomen dan waartoe ze strikt genomen verplicht was ingevolge artikel 1587 van het Burgerlijk Wetboek. Wanneer de toestand van het perceel minder bevredigend is, komt dat door een onjuist gebruik van het gehuurde door de huurder, of het niet verrichten van werkzaamheden door de huurder welke volgens artikel 1619 van het Burgerlijk Wetboek zouden moeten worden uitgevoerd”, aldus de wethouder.
Om twee voorbeelden te noemen: Noordam laat het na om dertig gesneuvelde ruiten van de serre te vervangen. Daarom besluit de gemeente in1935 alle ruiten opnieuw te zetten. Het mastiek plat boven de serre wordt door Cornelis jr. niet onderhouden. Gevolg is een plateau vol rottende bladeren en ander vuil, waardoor plantengroei welig tiert. Op die manier wordt de mastiek bekleding aangetast. Gevolg, lekkage. Wethouder Vrijenhoek noemt het vreemd dat Noordam jr., vóórdat de zaak afgelopen zomer door de gemeente in handen van mr. Van Solinge werd gesteld, nooit heeft geklaagd over de door hem in het artikel genoemde misstanden. Integendeel. “Hij heeft herhaaldelijk zowel schriftelijk als mondeling zijn dank betoond over de coulance die hij heeft ondervonden”.
Op 23 december 1936 mag de kantonrechter zich uitspreken. Noordam jr., als de gedaagde, heeft eerder aangevoerd dat door de wanprestaties van de gemeente, zoals het schromelijk verwaarlozen van haar verplichting tot onderhoud, hij aanzienlijke schade heeft geleden. Het is volgens hem de reden waarom de betaling van de huur vanaf 15 augustus 1935 achterwege bleef. Het was immers onmogelijk het hotel en café-restaurant behoorlijk te exploiteren. Daarbij stelt Cornelis zonder verder bewijs vast, dat die schade de verschuldigde huur overtreft. Hij wil een tegenvordering daar hij meent dat burgemeester en wethouders niet gerechtigd waren de huur als geëindigd te beschouwen. De kantonrechter gaat nergens in mee. Deze veroordeelt Noordam op 19 mei 1937 tot ontruiming van het gehuurde. Dat leegmaken vindt, onder het toeziend oog van een deurwaarder, plaats op 21, 22 en 24 mei. Directeur Pieter Bakker Schut van de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting (jaarsalaris f 9800) laat weten: “De 24e de sleutel ontvangen en de 25e met het schoonmaken en het opknappen van het pand begonnen. Het is in een ongelooflijk smerige toestand achtergelaten. Bergen vuil en afval moeten worden verwijderd”.
Er zijn werkzaamheden als het behangen van enkele kamers. De plafonds in de serres en in enkele kamers moeten worden geverfd, gebroken ruiten moeten worden hersteld en Frederik Pieter van der Lecq wordt ingehuurd om een nieuwe afdekking voor het plateau te maken. De wethouder schat de kosten tussen de 700 en duizend gulden.
Dat het zo mis heeft kunnen lopen, is volgens een expert voor een groot deel te danken aan de door Noordam jr. gevraagde prijzen. Mogelijk met het idee volop te kunnen profiteren van de inkomsten van de beter gesitueerden uit de buurt, vroeg hij voor een pot thee 40 cent. Limonade kostte 25 cent, vanille-ijs 50 cent. Een kogelflesje limonade 30 cent, bier 25 cent en melk 15 cent. Normaal gesproken zijn de prijzen in Haagse en Scheveningse theetuinen zoals deze 20 cent voor een pot thee, voor een kopje thee of koffie 15 cent, ijs 20 cent, limonade 15 cent, melk 10 cent en bier 20 cent.

School

De gemeente ziet er weinig in het gebouw opnieuw als hotel en café-restaurant te gaan verhuren. Ze wordt – min of meer - op haar wenken bediend, want op 14 maart 1938 komt er bij Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht een verzoek binnen van Johannes Aegidius Adolph Lisman, directeur van N.V. Instituut voor Lager en Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. Hij vraagt het café met woning te mogen verbouwen tot school met dienstwoning. Het gaat om de Haagse afdeling, een uit vier klassen bestaande instelling die op dat moment is gehuisvest in de Prins Hendrikstraat 21. Er worden drie tekeningen ingeleverd, die een heftige discussie doen ontstaan in de gemeenteraad. Wat als de school het na vijf jaar, of zelfs eerder, voor gezien houdt? De tekeningen laten onder meer zien dat de indeling moet
De eerste indeling van de begane grond van de school voor bijzonder onderwijs.
                                                                      Tekening: Haags Gemeente Archief.
worden gewijzigd. Verder zijn er onderhoudswerken en de aanleg van een centrale verwarming. Alles bij elkaar al snel een uitgave van 10.500 gulden. De gemeenteraadsleden vragen zich af of de gemaakte kosten van die veranderingen wel opwegen tegen de opbrengsten van de betaalde huur. Afgesproken wordt, dat de huur in de eerste vijf jaar 2000 gulden per jaar zal zijn. Voor een volgende periode staat 2500 gulden per jaar genoteerd. Uiteindelijk wordt het raadsvoorstel over de verbouwing met 27 tegen 11 stemmen aangenomen. De vergunning wordt verkregen wanneer door Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht een verklaring zal zijn afgegeven waaruit blijkt dat is voldaan aan alle voorschriften. Burgemeester mr. Salomon Jean René de Monchy tekent deze overeenkomst op 20 april 1938.
Aannemer van het werk is de N.V. Haagsche Bouw Maatschappij (Habo) uit de Ruyterstraat 48. Wat onder meer moet worden aangepast, is dat er een deurkozijn moet worden gemaakt in de zijgevel op de begane grond en een nieuwe toegangsdeur naar de kelder. Kosten 1500 gulden. Voor de aanleg van de centrale verwarming is de gemeente zo’n 8000 gulden kwijt. Het pand bestaat na zijn renovatie op de begane grond uit een entree aan de achterkant, waarbij aan beide zijden kamers, een garderobe, een groot en klein gymnastieklokaal, handenarbeidlokaal en twee klaslokalen in de voorbouw (serre). Op de eerste etage (deels de dienstwoning) twee kamers, een keuken, een huishoudlokaal, twee klaslokalen met aan weerszijden een balkon en een plateau. De bovenetage bestaat uit een zolder en vijfkamers met bergingen. Spijtig is dat directeur Lisman de opening van het gebouw op 8 oktober 1938, waarbij eveneens het 30-jarig jubileum van het instituut wordt gevierd, niet meemaakt. Hij overlijdt op 1 oktober van dat jaar in zijn woning aan het Sweelinckplein 71. In maart 1939 wordt het verzoek ingewilligd een muur met toegangshek te bouwen. Daarachter wordt een ijzeren fietsenrek neerzet en van golfplaten een hok gebouwd, zodat de fietsen, volgens de directeur ‘niet in weer en wind hoeven te staan en gevrijwaard blijven van gemakkelijke diefstal’. Op 24 mei wordt vastgesteld dat hij is gebouwd volgens de tekening.
Echt lang plezier heeft de Vereniging voor Individueel Onderwijs in eerste instantie niet van haar onderkomen. In november 1940 wordt het gebouw namelijk gevorderd door de Duitse Wehrmacht. Reden voor de huurster om bij de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting een verzoek in te dienen tot het terugontvangen van de huur van de maanden november en december. Directeur Pieter Bakker Schut laat in februari 1941 weten dat geld ter beschikking te stellen. Het gaat om een bedrag van f 333,33. Voorts zal, zolang de vordering duurt, een schadeloosstelling van 1500 gulden per jaar worden betaald. Echt netjes gaan de Duitser niet met het gebouw om. Na de Tweede Wereldoorlog treft de directie een totaal uitgewoond pand aan.

Vergroten

De eerste grote verandering na de oorlog vangt aan in september 1969 wanneer er bij Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht een aanvraag van de Vereniging voor Individueel Onderwijs, per adres Nassau van Zuilensteinstraat 4, binnenkomt om de school te mogen vergroten en verbouwen. De tekeningen van ingenieur Jan Mehrtens en ingenieursbureau Grabowsky & Poort N.V. laten zien dat de school met bovenwoning wordt vergroot door een flinke uitbreiding aan de zijgevels op zowel de begane grond als de eerste etage en zolderverdieping. De balkons bijvoorbeeld, vervallen. “De vleugel aan weerszijden bestaat uit een houten kap en zolderbalklaag. De kap en alle vloeren van het bestaande deel tussen de beide vleugels blijven gehandhaafd”, aldus Merthens.
Muur met toegangshek als bescherming voor
de daar achter gestalde fietsen.                     
                                       Tekening: Hans Piët.
Een eerste schatting van de bouwsom bedraagt 454.176 gulden (€ 206.096). Gelet op de Woningwet, de bouwverordening en nadere regels stelt wethouder Geert Wolter Hijlkema van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vast dat voldaan moet worden aan een aantal voorschriften. Zo moet bijvoorbeeld de waterleiding-installatie waarop de brandkranen worden aangesloten één leidingstelsel vormen met de installatie van het drinkwater. Ook moeten de transparanten van de noodverlichtingsinstallatie boven elk daartoe aan te wijzen uitgang voorzien zijn van het opschrift ‘Uit’ met zo nodig een richtingspijl. Die transparanten moeten tijdens het branden der normale verlichting eveneens zichtbaar zijn. Op 30 januari 1970 laat Marius Johannes Gillis Adriaan Haringman, hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting weten dat met al deze werkzaamheden zoals ook het uitvoeren van de verschillende constructies in staal en beton, het leggen van de fundering, het plaatsen van gevelonderdelen en het verankeren daarvan niet eerder mag worden begonnen voordat de daarop betrekking hebbende tekeningen en berekeningen door het Bouwtoezicht zijn goedgekeurd. Eerder heeft ir. Frits van der Sluys, directeur van de gemeentelijke dienst van Stadsontwikkeling, laten weten vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar te hebben. Vervolgens stelt wethouder Hijlkema een bedrag van 550.000 gulden (€ 249.579) beschikbaar, zijnde de totaal geraamde kosten voor de onderhavige voorzieningen. Het schoolbestuur onder leiding van zenuwarts dr. Gerard Dirk Swanenburg de Verve, woonachtig aan de Laan van Meerdervoort 707, krijgt vervolgens het verzoek de waarborgsom, groot 10 procent van het bedrag, ofwel 55.000 gulden, binnen een maand te storten ten name van de gemeenteontvanger. De opdracht voor het uitvoeren luidt, van de zes genomineerden, de laagste inschrijver te zoeken. Die wordt gevonden bij aannemingsbedrijf A. van Doorn. Hij begroot de werkzaamheden op f 414.176,- exclusief installaties, maar inclusief btw. Het eindresultaat is, dat de begane grond van de Laan van Poot 91 bestaat uit een in de serre gemaakte hoofdentree met rechts een garderobe en links een overblijflokaal, in het midden de gymnastiekzaal met links en rechts werklokalen en achter een huishoudlokaal, een kamer voor het personeel en een kamer voor het hoofd. Op de eerste etage bevinden zich niet langer de balkons. Dat zijn door het vergroten zowel links als rechts uitgebreide theorie-werklokalen geworden, een kamer waar onder andere de huisarts gebruik van kan maken, een personeelskamer, een keuken, een woonkamer en twee slaapkamers. De hoogste verdieping bestaat uit een zolder, een lokaal voor film- en dia-uitvoeringen en een slaapkamer.
De huidige situatie van de school die verscholen ligt in de Bosjes Van Poot.
                                                                                               Foto: Hans Piët.
Het architecten- en ingenieursbureau van ir. J. Mehrtens, gevestigd aan de Anna Paulownastraat 35, vraagt in januari 1972 of de noodverlichting in dit filmlokaal niet behoeft te worden aangebracht. De toezichthouder ziet geen bezwaar. De reden: er kunnen slechts een beperkt aantal leerlingen – tussen de 15 en 20 - in die ruimte. Bovendien wordt het lokaal overdag slechts sporadisch gebruikt. Op 20 februari 1978 dient ingenieur Hans Heydemann het verzoek in de zolderetage zowel in- als uitwendig te mogen veranderen. Kosten 15.000 gulden. Heydemann krijgt de mededeling dat uit bouwkundig en esthetisch oogpunt de verbouwing van een zodanige ondergeschikte betekenis is dat voor uitvoering geen vergunning is vereist. De aanvraag op 5 september 1979 om de toiletgelegenheid op de tweede verdieping aan te passen kan ook zonder meer gebeuren. Ook hiervoor is geen bouwvergunning nodig. Kosten 9800 gulden.

Asbest

Een omvangrijkere klus is in 1996 het verwijderen van het asbest uit de school voor bijzonder lager onderwijs. In april van dat jaar stelt Ingenieursbureau voor Bouwmanagement Milieutechniek & Engineering B.V. vast hoe omvangrijk die aanwezigheid van het asbest is. Zo is er ongeveer 50 m2 aan asbest-cementplaten boven de plafondranden te vinden De brandwerende beplating beslaat 300 m2. In de 47 vensterbanken is c.a. 12 m2 aan asbest aanwezig. Vijftig stuks van de paneeltjes in de borstwering en overige beplating is geïnjecteerd. Er is sprake van asbesthoudend vloerzeil (12 m2), besmette kunststof vloertegels (1,5 m2) evenals 35 meter onbruikbaar geworden bekleding van de dak oversteken. Het uitgangspunt bij het plan van aanpak is, dat het schoolgebouw tijdens de saneringswerkzaamheden niet in gebruik is. Dat betekent dat het werk, dat wordt uitgevoerd door Schero B.V. (Zichtenburglaan 30), tijdens de schoolvakanties zal moeten plaatsvinden of als het schoolgebouw buiten gebruik is. De werkzaamheden worden verdeeld over 10 fasen. Als eerste worden de leslokalen op de begane grond aangepakt. Vervolgens is de sanering van de hal, de vensterbanken, de brandwerende beplating van de plafonds en de zijkanten van de gymzaal en de toestellen aan de beurt. Zo wordt het schoolgebouw van de begane grond tot de zolder gereinigd. In oktober 1969 is de opdracht voor 61.500 gulden (€ 27.907) volbracht. De legeskosten bedragen f 2201,70.
In juni 1997 heeft de school behoefte aan een stookruimte. L. Dijkxhoorn B.V. (Zinkwerf 49) wordt ingeschakeld. Besloten wordt dit vertrek, dat absoluut niet storend mag zijn voor de omgeving, aan de achterzijde van de school te plaatsen. Daarvoor moet de bouwvallige, uit golfplaten opgebouwde fietsenberging geheel of gedeeltelijk worden afgebroken. Voor het plaatsen huurt L. Dijkxhoorn B.V. de firma Spijker Klimaatservice B.V. uit Den Haag in. Afgesproken wordt dat de Vereniging voor Individueel Onderwijs 35 procent van de aanneemsom bij opdracht betaalt, het restant, afhankelijk van de voortgang van de werkzaamheden, kan na voltooiing worden voldaan. De kosten bedragen
f 24.444,70 (€ 11.092).
De school in de Bosjes van Poot gaan bekijken, kan nog altijd. Wie een klassiek gebouw verwacht, zal teleurgesteld worden. Het is niet meer dat restaurant met zijn theetuin maar een school die om licht vraagt. Tegelijkertijd zijn er genoeg elementen van de bouwstijl van architect Gort overgebleven om er volop van te kunnen genieten. 

                                                                                  © Haags Nieuwsbureau 2025