donderdag 23 november 2023

Gedenknaald

Zeulen met een gedenknaald

door Hans Piët

DEN HAAG – Bij de naam Gevers Deynoot zal eenieder eerder aan de burgemeester van
’s-Gravenhage denken dan aan jonkheer, mr. Dirk Rudolph Gevers Deynoot, kantonrechter in Rotterdam. Hoewel de eerstgenoemde, jhr. en mr. François Gerard Abraham Gevers Deynoot, tijdens zijn ambtsperiode van 1 juni 1858 tot en met 31 mei 1882 diepe indruk maakt, wat onder meer op 18 juni 1882 tot uiting komt bij zijn begrafenis op 68-jarige leeftijd ‘wanneer een dichte menigte heeft post gevat voor de woning van de oud-burgemeester om hem vervolgens in samenhang met een lange stoet vol hoogwaardigheidsbekleders naar bergraafplaats Eik en Duinen te begeleiden’, is het Dirk, of liever een uit dankbaarheid vervaardigde gedenknaald, die in de eerste helft van de vorige eeuw veel stof doet opwaaien.
De medeoprichter en vervolgens algemeen secretaris van de op 19 april 1847 in Amsterdam gestichte Hollandsche Maatschappij van Landbouw maakt al die heisa niet mee. Hij overlijdt op 3 april 1877 op 77-jarige leeftijd in zijn kasteel op z'n landgoed Rusthoek nabij Loosduinen. Dat Dirk in de 24 jaar als secretaris veel voor de maatschappij en daarmee de agrarische sector in ons land heeft betekend, wordt op begraafplaats Crooswijk, waar hij drie dagen later in het bijzijn van familie, vrienden en dorpsbewoners wordt bijgezet in het familiegraf, op treffende wijze onder woorden gebracht door de voorzitter van het hoofdbestuur (de organisatie telt inmiddels 87 afdelingen).
Houtgravure van de gedenknaald uit 1878
door Hendrikus Franciscus Adam Bal.     

Deze mr. Willem van der Vliet benadrukt daarbij vooral zijn verdiensten voor de landbouw in de provincie Zuid-Holland. Maar ook in het buitenland doet hij van zich spreken. Zo is hij in 1851 aanwezig op de wereldtentoonstelling in Londen en in 1856 herhaalt hij dat uitstapje, maar nu naar Parijs. In eigen land is hij vanaf het begin nauw betrokken bij de grote landbouwtentoonstelling die vrijwel jaarlijks plaatsvindt, maar hij bezoekt ook de Nederlandsche Landhuishoudkundige Congressen en werkt mee aan de totstandkoming van de bijeenkomsten van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid. Spreker benadrukt dat de Hollandsche Maatschappij van Landbouw zijn troetelkind was, ‘die hij tot bloei en ontwikkeling heeft gebracht’. Een voorbeeld van het stimuleren van die vooruitgang is de prijs die de maatschappij in 1857 uitschrijft op initiatief van de jonkheer, die ook lid is van de Staten van Zuid-Holland en de decoraties Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en van het Legioen van Eer opgespeld heeft gekregen. Er is  honderd gulden (€ 45) en een gouden medaille te winnen voor de meest volledig gedane proefneming van drooglegging van laag of middelmatig gelegen land in Noord- en Zuid-Holland. Maar Dirk, die tevens kolonel-commandant der Schutterij is, heeft ook zitting in talloze commissies die zich bezighouden met de ontwikkeling van landbouwwerktuigen, de bloembollenteelt en de veehouderij. In 1848 verschijnt er onder zijn leiding de eerste editie van een jaarboekje waarin naast de gebruikelijke handigheden over bijvoorbeeld kermissen, jaar-, paarden- en beestenmarkten ook allerlei wetenswaardigheden zijn te vinden. Zo wordt de eerste waterwindmolen van Nederland in 1430 geplaatst in de Polder Bon Repas in de Krimpener Waard, is de tabaksteelt omstreeks 1615 en de aardappelteelt omstreeks 1735 in ons land begonnen. De boekjes zijn nog altijd in te zien in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Nagedachtenis

Het hoofdbestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw concludeert dat ‘mannen zoals Gevers Deynoot schaars voorkomende types zijn bij wie je nooit tevergeefs om hulp of bijstand hoefde aan te kloppen’. Er wordt een commissie van ‘invloedrijke mannen’ samengesteld, die uit bijdragen van Nederlandse landbouwers een gedenkteken moet doen verrijzen. ‘Wij zijn verplicht zijn nagedachtenis in levendige herinnering te bewaren’, aldus Van der Vliet. De afdeling Leiden en omstreken komt als eerste over de brug. Zij storten 25 gulden (€ 11). Na een aantal vergaderingen krijgt de op 15 januari 1842 in Rotterdam geboren architect Andreas Johannes Hermanus van den Brink de opdracht een gedenkteken te ontwerpen. Hij voorziet een naald van Bollendorfer zandsteen met witmarmeren wapenschild en vier witmarmeren inscriptieplaten. Dit alles wordt op een brede voet geplaatst. De inscriptieplaten zijn, evenals de kransen, met bronzen spijkers vastgehecht. De voet, de banden en hekpalen zijn uit Escausinesteen vervaardigd, terwijl het van koper gegoten hek is opgebouwd uit landbouwsymbolen. De naald heeft een hoogte van 7 ½ meter en wordt vervaardigd door de Dordtse steenhouwer Anthonie Pieter Schotel. De onthulling is op 27 mei 1878 op hofstede Rusthoek, waar de naald aan het begin van het Geversstraatje is geplaatst. Aanwezig zijn naast Dirks broers Willem, François, Adriaan en Eduard, het bestuur, met name afdeling Westland, vertegenwoordigers van de (bloembollen)vereniging Floralia, waarvan burgemeester François Gevers Deynoot erevoorzitter is, en het gemeentebestuur van Loosduinen. Afgesproken is dat Pieter Frederik Leonardus Waldeck, de nieuwe secretaris van de maatschappij, zorgdraagt voor het onderhoud. Dat gaat goed totdat hij op 21 juni 1897 overlijdt.
In samenhang met de ontwikkelingen van het terrein tot bouwgrond, dat inmiddels eigendom is geworden van tuinder en koopman Johannes Frederik Zuiderwijk, is de gedenknaald niet meer beschermd. Hij ligt, nadat op 20 juni 1900 drieëntwintig percelen bouwgrond zijn geveild, aan de geprojecteerde nieuwe oprijlaan naar Rusthoek, de latere Oude Haagweg. Het is wel de enige plek die niet mag worden bebouwd. In een brief van 30 maart 1906 aan het gemeentebestuur van ’s-Gravenhage verontschuldigt Klaas Jansz. Breebaart, voorzitter van het hoofdbestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, zich dat het in orde houden van het gedenkteken niet meer mogelijk is sinds het aan die openbare weg ligt. ‘Er is toen overwogen om het bijvoorbeeld anderhalve meter te doen rijzen waardoor het uit de put zou raken waarin het door het verhogen van de straatweg, terecht is gekomen. Die daling heeft er namelijk voor gezorgd dat het monument hinderlijk is om te aanschouwen. Ook is bekeken of het verplaatst zou kunnen worden naar Rotterdam om het op het graf van jhr. mr. Gevers Deynoot neer te zetten, als de familie hiertoe haar toestemming zou verlenen. Beide plannen zijn gestrand op de hoge kosten die aan de uitvoering zouden zijn verbonden. Het hoofdbestuur heeft besloten het gedenkteken te laten staan maar wel opnieuw schoon te maken en waar nodig te restaureren. Verder hebben we de hulp van het hoofd der politie te Loosduinen ingeroepen om beschadiging en verontreiniging zoveel mogelijk te weren. Het hoofdbestuur vreest evenwel dat het laatste niet wel mogelijk zal zijn met het oog op de nabijgelegen volksbuurt’, aldus de in Winkel wonende voorzitter die ook lid is van de Provinciale Staten van Noord-Holland en beheerder van het grote landbouwbedrijf Johannes Kerckhovenpolder in noordoost Groningen.

Gehavend

De Officier in de Orde van Oranje-Nassau krijgt gelijk, want twee jaar later treffen bewoners het gedenkteken ernstig gehavend aan. De inscriptieplaten zijn geschonden en alle bronzen en koperen versierselen zijn er afgebroken en door dieven meegenomen. Het blijkt het begin te zijn van het zeulen
Logo van de landbouwmaatschappij. Foto: HGA
 
met een openbaar kunstwerk.
Want, voor het zomaar bij de asbak zetten, voelt zowel de Hollandsche Maatschappij van Landbouw als de familie Gevers Deynoot niets. Er moet een oplossing komen, maar die is niet zomaar voor handen. De Verfraaiingscommissie is in oktober 1908 de eerste die er weinig voor voelt het gedenkteken over te brengen naar het door de familie Gevers Deynoot geopperde Valkenbosplein en anders het Copernicusplein. In algemene zin is de commissie van oordeel ‘dat het vanuit esthetisch oogpunt zeer te betreuren zal zijn als een van de pleinen door dit ver van fraaie gedenkteken zal worden ontsierd’.
De pech is dat burgemeester en wethouders, in samenspraak met de Commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigendommen, de familie al toestemming hebben gegeven het gedenkteken over te brengen naar ’s-Gravenhage. Dat neemt niet weg, dat er discussies in de gemeenteraad plaatsvinden. Pieter Hendrik van der Kemp, gemeenteraadslid voor de vrijzinnige vereniging ’s-Gravenhage, meent dat ‘de pleinen der residentie beschikbaar behoren te blijven voor monumenten van betekenis. Dit behoeft echter niet de producten van beeldende kunst van slechts beperkte waarde uit te sluiten. De straten der stad moeten door haar inbuigingen daarvoor gelegenheid bieden. Daar zijn dergelijke stukken te plaatsen. Zij breken op een aangename wijze het eentonige gezicht van huizenrijen en verlevendigen het aanzien der wegen’. Hij ziet als beste plaats voor het beeld de Loosduinseweg op de hoek met de Fahrenheitstraat.
De in Middelburg geboren ingenieur Joseph Jean Leonard Bourdrez laat tijdens de raadsvergadering van 15 maart 1909 weten dat hij zich schaart aan de zijde van Pieter van der Kemp waar hij de keuze van het Copernicusplein voor het monument afkeurt en het liever geplaatst ziet aan de Loosduinseweg. ‘Ik zou nog een eind verder willen gaan en het in zijn geheel niet plaatsen. Wordt het monument als gedenkteken beschouwd en moet het dus een groot publiek aanspreken, dan is er reden het neer te zetten op een opvallende plaats. Zonder de verdiensten van hem voor wie de gedenknaald is opgericht te kort te doen, laat dit monument het grote publiek volkomen koud, misschien een enkele landbouwer uitgezonderd. Ik zal tegenstemmen. Tegelijkertijd wil ik opmerken dat ik het niet eens ben met de gang van zaken. De enige vraag die wordt gesteld is: kost het geld en zo niet dan is men te beleefd het te weigeren. Daar protesteer ik tegen. Wij moeten onze pleinen zo goed mogelijk versieren’.
Architect Jurriaan Jurriaan Kok merkt op dat het ‘met monumenten al net zo gaat als met sigaren: de goede moeten worden gekocht, de slechte krijgt men cadeau’. Even verderop in de discussie kan hij het niet laten op te merken: ‘het plaatsen zou een beleefdheid tegenover de maatschappij zijn. Wel nu, ik kan meedelen, zo ik thans goed ben ingelicht, dat die maatschappij 500 gulden (€ 227) heeft betaald om van de gedenknaald af te zijn’. Niet veel later blijkt het iets anders te liggen. Het bedrag is een financiële bijdragen van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw voor het kunnen verplaatsen en opnieuw opbouwen van het monument.
Ingenieur Cornelis Lely, wethouder van Openbare Werken, gaat verder niet in op de artistieke waarde onder de noemer ‘ik ben geen artiest, dus ik onthoud mij van een beschouwing. Bovendien zijn kunstenaars het in de regel ook niet met elkaar eens. Het is indertijd door een bekwaam architect gemaakt en mooi gevonden en het bestaat uit kostbare materialen’. Hij ziet het plaatsen als een beleefdheid tegenover de familie. ‘De man had nauwe relaties met Den Haag, heeft de stad ook economische voorspoed gebracht door het organiseren van bijvoorbeeld tentoonstellingen’.
Het voorstel de zuil aan het einde van de Fahrenheitstraat te plaatsen wordt met 24 tegen 13 stemmen verworpen. Het voorstel van burgemeester en wethouders het op het Copernicusplein neer te zetten wordt met 26 tegen 10 stemmen aangenomen. Saillant detail is, zo leert documentatie, dat de familie Gevers Deynoot helemaal niet tegen het neerzetten op de Loosduinseweg was. Ook blijkt dat Pieter van der Kemp zijn voorstel in de gemeenteraad pas doet na overleg met de familie. ‘En zij was ingenomen
met die plaats’, aldus het gemeenteraadslid.
Plaats waar de raadsleden het monument graag    
geplaatst zien. Tekening: Haags Gemeente Archief

Eigenlijk willen zowel B&W als Van der Kemp hetzelfde, de familie tegemoet treden en haar wens eerbiedigen. Daarom kiezen burgemeester en wethouders bewust voor het Copernicusplein. Het ligt in het zuidwesten van de stad, in een deel dat ooit tot Loosduinen behoorde, en waar Dirk eigenaar is geweest van een nabijgelegen uitgestrekte lap grond.
Wanneer jonkheer en mr. Willem Theodore Gevers Deynoot, spreekbuis van de familie, begin 1908 bij de gemeente een balletje heeft opgegooid over de verplaatsing, is het Isaac Anne Lindo (roepnaam Jack) als directeur van Gemeentewerken, die zich als eerste over de zaak buigt. Hij vindt het een mooi monument en ziet geen bezwaren het in de stad neer te zetten. ‘Het Valkenbosplein is echter niet geschikt met het oog op de wijzigingen die dit plein zal moe-ten ondergaan in verband met de snijding ervan door de Ceintuurbaan’. Het Copernicusplein, vernoemd naar de Poolse arts, wiskundige en astronoom Nicolaus Copernicus (1473-1543), komt wel in aanmerking. Jack Lindo: ‘Maar het zou kunnen zijn dat het publiek wellicht tot de conclusie komt dat het geplaatste monument betrekking heeft op Copernicus. Een geschiktere plaats schijnt mij een aan de Loosduinseweg, bij de samenkomst met de Fahrenheitstraat, te maken pleintje. Het is een punt waarlangs veel verkeer komt, zodat het monument ook meer gezien zal worden dan op het Copernicusplein’. Burgemeester en wethouders zien die verwarring niet ontstaan. ‘Er staat met grote letters op dat het om Gevers Deynoot gaat. Bovendien is het niet het enige monument in de stad dat niet overeenkomt met de straatnaam. Zo is er het borstbeeld van componist en dirigent Richard Hol op de Stadhouderslaan’.

Kosten

In zijn schrijven naar wethouder Lely, voorzitter van de Commissie voor de Plaatselijke Werken, verwoordt Lindo direct wat voorwaarden. Zo moet de gedenknaald worden geplaatst onder toezicht en ten genoegen van de directie der Gemeentewerken. Moet het monument na plaatsing in volle en vrije eigendom aan de gemeente worden overgedragen. Alle kosten van de wijzigingen aan gazon, plantsoen, wandelpaden, bestrating of riolering, die nodig mochten worden geacht in verband met het plaatsen, komen voor rekening van de familie Gevers Deynoot. Zij gaat akkoord, zoals ze ook de toegevoegde voorwaarde goedkeurt dat het gemeentebestuur zijn volle vrijheid van handelen behoudt wanneer te eniger tijd het gedenkteken mocht blijken bouwvallig te worden of verplaatsen raadzaam mocht voorkomen. Op 21 april 1909 adviseert de Commissie van Bijstand in het Beheer van Plaatselijke
Werken en Eigendommen de vastgestelde plaats goed te keuren. Ze heeft er geen bezwaar tegen dat wanneer de definitieve inrichting tot plantsoen door de tijd van het jaar niet meer mogelijk is, het
Unieke werktekening van de naald. Tekening: Hans Piët

bestemde terrein voorlopig met graszoden wordt bedekt.
Het is de firma van steenhouwer Gerardus Keuzekamp die, samen met aannemers Zegert Gelens en Jan van de Wal, het kunstwerk afbreekt. Voorzichtigheid is daarbij geboden omdat het door de baldadige dorpsjeugd ernstiger dan in eerste instantie gedacht, is beschadigd. Architect Fredericus Maria Nieuwerkerk en beeldhouwer Emilius Alphonsius Franciscus Bourgonjon krijgen de uitnodiging het opnieuw te modeleren. Het gaat hierbij niet om zomaar een tweetal. Zo groeit Frits Nieuwerkerk, ontwerper van onder meer het R.K.-ziekenhuis Westeinde, in zijn arbeidzame leven uit tot een van de meest deskundige architecten op het gebied van ziekenhuisbouw in ons land en is de in Brugge (België) geboren Bourgonjon van grote betekenis voor de monumentale beeldhouwkunst in Nederland. In Den Haag zijn karaktervolle gevelversieringen onder meer te vinden aan het gebouw van justitie, de St. Jacobskerk, de Ridderzaal en de kerk van Pierre Joseph Hubert Cuypers in de Parkstraat. Ook de Cremerbank bij de Waterpartij is van zijn hand.
Om het monument te herscheppen kiezen ze, meer aangepast aan de tijd, voor een obelisk in een neoklassieke revivalstijl waarbij wederom gebruik is gemaakt van onder meer Bollendorfer zandsteen, een witmarmeren wapenschild en vier witmarmeren platen met gouden inscripties. Er zijn nieuwe bronzen versierselen en het monument heeft een grondige schoonmaakbeurt ondergaan. Op 28 september 1909 wordt het overgebracht naar het Copernicusplein en voorzien van een houten huisje om de laatste werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Als dat omhulsel op 9 oktober verdwijnt, krijgen omwonenden voor het eerst de pilaster te zien. Ondertussen heeft jhr. mr. Willem Gevers Deynoot, sinds 26 maart 1878 doctor in de rechten op een proefschrift over inkwartieringen, een rekening gekregen die aangeeft dat er de nodige werkzaamheden aan het Copernicusplein hebben plaatsgevonden. Het terrein is opgehoogd, de toegangskoker van de riolering is vernieuwd, maar ook een gedeelte van het plantsoenhek is weggenomen en opnieuw geplaatst. Deze kosten bedragen 23 gulden en 92-en-een-halve cent (€ 11). Bij de aanleg van het plantsoen is Pieter Westbroek, directeur der gemeenteplantsoenen, niet over een nacht ijs gegaan. Zo is het vak waarin het beeld staat (a), met groenblijvende planten gevuld. Aan de rand (b) heeft hij klimop evenals struikrozen (c) voorzien. Een pluk sierplanten (d) staat tegenover het beeld en in de uiterste rand zijn boompjes geplant (e). De som voor de aanleg bedraagt 163 gulden (€ 74). Willem, die aan de Mauritskade 23 woont en is getrouwd met Maria Ariane van Wassenaar van Sint Pancras, wordt gevraagd het eerste bedrag naar de gemeenteontvanger te sturen. De tweede schuld moet worden betaald aan de directeur der gemeenteplantsoenen.

Familieleden

Terwijl er druk maar onzichtbaar voor de buurt op het Copernicusplein wordt gewerkt, besluit burgemeester Emile Claude baron Sweerts de Landas Wyborgh (1904-1911) dat de overhandiging een feestelijke gebeurtenis moet worden. Om die reden nodigt hij alle familieleden uit die het verzoek hebben ondertekend om de gedenknaald naar Den Haag te krijgen. Het gaat naast Willem en zijn vrouw om jhr. Willem Anton, gepensioneerd generaal-majoor der artillerie, om jhr. Dirk Rudolph, gepensioneerd kapitein der infanterie, om jonkvrouw Martha Maria Jacoba Adriana, echtgenote van jhr. Frans Agathus Gerard Beelaerts van Blokland, gepensioneerd majoor der infanterie, om jkvr. Quirina Jacoba Louisa, om jkvr. Margaretha Catharina, echtgenote van jhr. Paulus Ocker Hendrik Gevaerts van Simonshaven, oud hofmaarschalk en oud-wethouder van ’s-Gravenhage, om jhr. Edmond Arnold Louis, kapitein bij de Grenadier en Jagers, om jkvr. Theodora, echtgenote van Sebald Godfried Manger Cats, burgemeester van het Hof van Delft en om jhr. François Gerard Abraham, een van de zonen van de overleden Haagse burgemeester en zelf oud-burgemeester van Kethel en Spaland.
Probleem is opnieuw dat de Haagse ambtelijke molen hapert. Er wordt geen datum geprikt met als gevolg, dat er van een onthulling geen sprake kan zijn. Het houten huisje verdwijnt, waardoor de gedenknaald voor iedere Hagenaar zichtbaar wordt, zonder dat burgemeester Sweerts de Landas Wyborgh, op vriendelijke wijze heeft kunnen terugblikken op de geschiedenis van het monument. Het is reden voor Willem Gevers Deynoot, inmiddels gemeenteraadslid, om op 27 december 1909 een brief naar de burgemeester te schrijven. ‘B&W wilden naaste familie uitnodigen ten stadhuize als de overdracht van het monument zou plaatsvinden. In verband daarmee gaf ik u de namen van diegenen die tot overplaatsing van het gedenkteken hebben bijgedragen. Thans schrijven we welhaast 1910. Enkele leden zijn op dit ogenblik uitstedig, anderen voor enkele dagen in het buitenland. Het is reeds drie maanden geleden dat het van zijn omhulsel werd ontdaan. Ware het niet beter de plechtigheid, hoe vriendelijk ook bedoelt, geheel achterwege te laten en aan de familie een schrijven te richten dat het monument in volle eigendom is overgenomen’.

De gedenknaald zoals hij is te vinden op het Burgemeester Françoisplein.                        Foto: Hans Piët



De burgemeester beslist anders. Op 4 januari 1910 nodigt hij de familie alsnog uit om op 11 januari in het stadhuis langs te komen. Jhr. François laat al snel weten, dat hij niet op de gekozen datum aanwezig kan zijn. ‘Ik zou het erg op prijs stellen als de ondertekening van de akte van overdracht bij mij thuis zou kunnen plaatsvinden’, meldt hij in een schrijven. En dat gebeurt. Jhr. Willem en zijn vrouw Johanna Wilhelmina Pels Rijcken haken af wegens ongesteldheid en ook jkvr. Martha Beelaerts van Blokland Gevers Deynoot kan niet komen. De ondertekening vindt bij haar thuis plaats in de Van der Spiegelstraat 14. De rest van de familie is op de bewuste dag wel aanwezig. Tijdens een plechtige bijeenkomst in de burgemeesterskamer wordt het kunstwerk ten overstaan van burgemeester en wethouders overgedragen aan de gemeente van ’s-Gravenhage. Na het tekenen van het op de overdracht betrekking hebbende protocol houdt baron Sweerts de Landas Wyborgh een rede waarin hij herinnert aan de geschiedenis van het monument en hoe B&W zal proberen de oprichter in duurzame herinnering te houden.
Echt lang staat het Gevers Deynootmonument niet op het Copernicusplein. De nieuwe tramroute van lijn 12 is aan begin van 1928 de spelbreker. Met de komst van de baan tussen de Fahrenheitstraat en de Paul Krugerlaan wordt het Copernicusplein een kruising van de lijnen 12 en 14. De pech daarbij is, dat de ruimte ontbreekt om de tramsporen om het plantsoen te leiden. En aangezien de verkeersbelangen zwaarder wegen dan een openbaar kunstwerk moet het verdwijnen. Er wordt gekozen voor het Burgemeester Françoisplein in Loosduinen. Daarmee wordt het min of meer teruggezet in zijn oude omgeving al heeft deze een behoorlijke metamorfose ondergaan dankzij Franciscus Lodewijk Johannes Lourijsen. De op 5 februari 1934 op 44-jarige leeftijd overleden architect is in 1923 namelijk de ontwerper van 216 beneden- en bovenwoningen met plat dak in deze burgemeestersbuurt. De gedenknaald wordt op het plein neergezet in wat eerder het middelste bloemenperk was. Sindsdien is het niet meer verplaatst. De laatste werkzaamheden vonden in 2005 plaats. In dat jaar is het opnieuw gerestaureerd.

© Haags Nieuws Bureau 2023