dinsdag 6 november 2012

Postpakket


Zonder inlogcode

geen postpakket


door Hans Piët


DEN HAAG – PostNL. Je wilt er liever niet mee te maken hebben. Dat blijkt ook uit de laatste jaarcijfers. En die weerstand is geheel aan het bedrijf zelf te danken. Neem bijvoorbeeld de pakketservice. Niets in Nederland lijkt slechter geregeld.
Hoezo? Ze komen het toch netjes aan de deur afleveren! Natuurlijk. Maar als er dan kosten aan het pakket verbonden zijn, moet er direct worden afgerekend. Ook daar is niks mis mee. Maar wat zijn de mogelijkheden? “Ik wil het bedrag graag in contanten ontvangen. Oh, en ik ben niet in staat wisselgeld te geven”, laat de bezorger op vrolijke toon weten.
Maar kan ik niet pinnen? “Nee, dat gaat helaas niet”, laat hij weten.
Wonderlijk voor een bedrijf dat mobiliteit door zijn aderen heeft stromen. Bovendien… het is toch 2012 en niet 1950. “U heeft het niet in contanten? Maak u geen zorgen. U krijgt deze kaart van mij, zodat ik mijn plicht heb gedaan en morgen rond dezelfde tijd bieden we het pakket gewoon nog een keer bij u aan”, zegt hij met dezelfde glimlach.
Nou ja, dat moet dan maar.
Wanneer hij weg is, blijkt op de kaart een ‘niet-thuis-code’ te staan. Handig, want als je de volgende dag niet thuis bent, kun je de afspraak verzetten door op je computer naar www.postnl.nl/ontvangen te gaan.

Frustratie
 Wat uren later blijkt, dat de bezorging de volgende dag zeer slecht uitkomt. Gelukkig is dat geen punt. Het is een kwestie van even digitaal regelen. Zo simpel. Je gaat naar bovenstaand adres, tikt de op de kaart staande code in en voor je het weet is een nieuwe datum en tijd een feit. Aardige bijkomstigheid is, dat je frustratie in beide kampen (aanbieder en klant) voorkomt.
Was het maar zo gemakkelijk. De code biedt inzicht in allerlei zaken zoals wie het moet ontvangen, waar diegene woont enzovoort. Ook wordt duidelijk, dat de eerste poging om het te bezorgen is mislukt. Op de rechter zijde van de pagina staat een overzichtje voor een nieuwe poging. Er zijn drie mogelijkheden: datum en tijd (nieuwe bezorging), buren en postkantoor.
Vervolgens blijkt dat PostNL is vergeten te investeren in bekwame ICT’ers. Want, voor het maken van die nieuwe afspraak is een inlogcode nodig. “U kunt hem aanvragen als u daar nog niet over beschikt”. Hoezo een inlogcode aanvragen? Als er twintig pakjes per maand worden bezorgd, valt er misschien nog iets voor te zeggen. Dan zou je, voor de pakketbezorger voor de deur staat, de zending vanaf het verzendadres kunnen volgen en de dag voor de bezorging kunnen besluiten dat een dag of vijf dagen later beter uitkomt. Maar, wanneer je één pakje in de drie jaar ontvangt, lijkt zo’n inlogcode ernstig overbodig. Wat PostNL, en met haar al die andere bedrijven, niet schijnen te begrijpen, is dat te veel aardbewoners inmiddels omkomen in de inlogcodes. Waar laat je ze? Natuurlijk, je kunt ze digitaal opslaan en, om bij een crash van de computer te voorkomen dat je ernstig om het hand zit, ze ook nog noteren in een opschrijfboekje. Maar, als je inmiddels over 534 codes beschikt, waarvan je er slechts 15 regelmatig gebruikt, doemt de vraag op: kan dat niet anders worden geregeld?
Het lijkt erop, dat PostNL aan het einde van het jaar in de prijzen wil vallen. Het bedrijf aast waarschijnlijk op de ‘Belangrijkste verstrekker van nutteloos werk award’.  Nou ja, als daar een prijsbedrag van een paar miljoen euro tegenover staat!

Te lastig
 Dat idee doemt op omdat veel klanten bij het ontvangen van de bezorgkaart zullen denken: “Ik ben er morgen ook niet. Even kijken wat er op postnl.nl is te regelen. Oh, weer een inlogcode… , weer een aanval op mijn privacy. Dit is veel te lastig allemaal. Weet je wat. Ik haal dat pakje de dag er na wel op het postkantoor op”.
Gevolg is, dat de pakkettenbezorger twee keer voor niets voor de deur staat. En dat is vooral zonde van zijn tijd. Ook omdat de ‘niet-thuis-code’ inzicht geeft in alle gewenste gegevens en daarmee al persoonsgebonden lijkt. Meest voor de hand ligt dus, dat de pagina de mogelijk biedt om (zonder inlogcode) te kunnen doorklikken naar een van de drie mogelijkheden (datum met tijd, buren, postkantoor) om zo de afspraak voor een nieuwe aanbieding probleemloos te regelen. Had PostNL vaklui in huis gehad, dan was die mogelijkheid al lang doorgevoerd. Nu wordt de bezoeker op de pagina misleid met een pakket ‘meest gestelde vragen’ waarvan de antwoorden zeer te wensen overlaten.
Het is niet moeilijk om uit te rekenen hoeveel kosten er op jaarbasis worden bespaard wanneer die bezorging op een 2012-manier wordt geregeld. In zo’n ‘moderne wereld’ heeft de bezorger een mobiele betaalmogelijkheid bij zich. En bij afwezigheid van de klant krijgt deze de mogelijkheid om zonder veel moeite en zonder aanslag op zijn privacy, een nieuwe afspraak via internet te maken. Maar, vooralsnog lijkt het de directie van PostNL niets te kunnen schelen. Alle aandacht lijkt voorlopig uit te gaan naar de reorganisatie die voor de deur staat.

© Haags Nieuws Bureau 2012

vrijdag 5 oktober 2012

Marike Jager


Zo mooi als de nacht

Concert van Marike Jager met: Marike Jager (zang, gitaar),
Henk Jan Heuvelink (toetsen, bas, gitaar, zang), Ruben 
van Asselt (drums, percussie, zang) en Geert Jonkers (diversen).
Gehoord: 4 oktober 2012. Theater De Regentes, Den Haag. 
Nederlandse tournee 'Here comes the night' tot begin december 2012.

door Hans Piët

Er waren veel ontwapenende momenten tijdens het try-out concert van Marike Jager in Theater De Regentes in Den Haag. Zeker als de liefde onderwerp was. Hoogtepunt in de reeks vormde, tegen het einde, de glim-lach op het gezicht van de Nederlandse singer-songwriter. Het uitbundige, staande  applaus van de maar matig gevulde zaal deed haar bijna letterlijk zweven. Ze genoot volop en moest constateren dat het eigenlijk te lang geleden was dat ze die blijk van waardering had ontvangen.
‘Vaker optreden’ zou de nuchtere Hagenaar opmerken. Alleen... er is zoveel meer in het leven dan de warmte van die schijnwer-pers. En gezien de Haagse belangstelling is het maar de vraag of theaters blijvend vol-stromen. Vooralsnog lijkt de keuze voor een ruim twee maanden durende 'Here comes the night'-theaterserie (ook artistiek) voldoende. Duidelijk werd wel, dat er sprake is van een gemiste kans voor wie er donderdag 4 oktober niet bij was. Marike en haar drie begeleiders (van wie er één – Geert Jonkers – alleen in instrumentarium aanwezig is) weten een publiek probleemloos te betoveren. Maar, waarschijnlijk wil de Hagenaar niet worden meegezogen in die muzikale, fantasieprikkelende verhalen. Het is immers crisis. Tenminste dat wordt steeds verteld. En voor de hippe Hagenees ontbreekt bij Marike de monotonie. Zoveel schoonheid, gevat in liefderijke luisterliedjes, kan hij gewoon niet aan. Het gevolg was, dat alleen de echte Haagse muziekliefhebber zich bij de kassa van het door sluiting nog maar even functionerende, Haagse theater meldde. Toch zo’n honderd man die, opvallend genoeg, allemaal werden geboren in een periode dat muziek en haar emotionele kracht een eenheid vormden. Jonger dan 35 jaar was afwezig.

Verhalen

Bij Marike Jager gaat het om haar muzikale verhalen.  Ze krijgen op het podium een speelse bewerking die naar meer blijft smaken.
Natuurlijk, het was een try-out, maar wat minder spraak en wat meer muzikale improvisaties zou het concert ten goede komen. Uiteindelijk zit het publiek in de zaal voor de composities en blijft het zuur dat het wegdromen steeds wordt verstoord door verhalen die weliswaar aardig zijn, maar tegelijkertijd geen wezenlijke bijdrage leveren, anders dan dat ze een inkijkje bieden in het leven van Marike. Het blijft leuker om te horen hoe materiaal van parels als ‘The beauty around’ en ‘Celia Trigger’ worden gevangen door het moment. De bewerking verlenging krijgt omdat de omgeving inspireert. Aan instrumentale vaardigheid ontbreekt het in elk geval geen moment bij zowel Marike, als Henk Jan Heuvelink en Ruben van Asselt. Het verrassingselement blijft groot.

Jonkers

Wat het uitgelaten en ingetogen optreden, met een nachtelijke sfeer mede dankzij de summiere belichting,  een bijzondere tint geeft, is de inbreng van audiomachinist Geert Jonkers. Zijn uitzonderlijke, zelf ontworpen, veelal mechanische instrumenten geven de composities nog meer kleur. Bovendien dragen ze bij aan de opmerkelijke, visuele aankleding van het concert. ‘Wat een zooitje’ is namelijk de eerste gedachte bij het aanschouwen van het podium. Totdat het water, het fietswiel en de pijpen tot leven komen en de ontdekkingstocht – wat zijn dat voor decorstukken – zijn geheimen onthult. En dan blijkt ook, dat een jerrycan een toepasselijk ritme-instrument is.
Het ruim anderhalf uur durende concert krijgt een conceptachtige opzet doordat het titelnummer van de laatste cd ‘Here comes the night’ zowel het in- als het outro van het optreden vormt. Tegelijkertijd ontstaat bij de laatste tonen van de toegiften een gevoel van heimwee. Was elke nacht maar zo mooi.

© Haags Nieuws Bureau 2012

 


donderdag 6 september 2012

Christelijk College De Populier


DRS. JAN VAN ANDEL VERDIENT PLAATS IN HAAGSE GESCHIEDENIS

Een bevlogen directeur zet
christelijke hbs op de kaart

Christelijk College de Populier in Den Haag bestaat honderd jaar. Om oud-leerlingen de kans te geven herinneringen op te halen, is op 13 oktober (2012) een reünie georganiseerd. Dat de school, een ontwerp van de Haagse architect Thomas Anema, er staat, is voor een zeer belangrijk deel te danken aan drs. Jan van Andel. Als directeur van deze voormalige 1ste Christelijke Hoogere Burger School van ’s Gravenhage streed hij vanaf september 1912 niet alleen, zeer succesvol, om de gunst van de leerlingen. Hij initieerde (vorstelijke) nieuwbouw om zich vervolgens, tot zijn pensioen in 1949, als inspecteur der lycea voor het hele Nederlandse onderwijs dienstbaar te maken.  

door Hans Piët
 
DEN HAAG – Echt veel thuis, is drs. Jan van Andel in zijn werkzame leven niet geweest. Als bevlogen directeur van de Eerste Christelijke Hoogere Burger School van Den Haag en later als inspirerend inspecteur der lycea leek hem steeds één doel voor ogen te staan: een bijdrage leveren aan een optimaal leerplan voor kinderen. En in zijn beleving paste daar een Christe-
lijke invloed bij.
Drs. Jan van Andel. Onder zijn
bezielende leiding was er sprake
van een gestage groei. Foto: archief.
Hoewel Van Andel, als leraar natuurkunde – hij was in 1909 aan de Stedelijke Universiteit van Amsterdam geslaagd voor zijn doctoraal examen wis- en natuurkunde – het reuze naar zijn zin had op de gemeentelijke hbs in Schiedam, twijfelde hij geen moment toen hem, nog geen jaar na zijn officiële benoeming in augustus 1910, een baan werd aangeboden als directeur van een nog te stichten christelijke hbs met 5-jarige cursus in Den Haag. Zoals hij op 5 september 1912 ’s middags, tijdens de officiële opening van de school aan de Sweelinckstraat 53, zou memoreren: “Na bijna een halve eeuw wordt van christelijke zijde eindelijk ingezien, dat er aan een eigen inrichting van middelbaar onderwijs behoefte is".
En die leerlingen stonden in de rij. “Er kwamen er zoveel dat we gemakkelijk een parallelklas 1 hadden kunnen vormen”, aldus dr. De Moor in zijn openingswoord.

Meeste aanmeldingen

Hoewel Den Haag niet de eerste stad was met een christelijke hbs – Rotterdam (1901) en Amsterdam (1910) gingen haar voor – was het wel de school met de meeste aanmeldingen voor het eerste jaar. Lag dat gemiddelde op 10, in Den Haag ging het om 35 leerlingen. Dat aantal zou in twaalf jaar uitgroeien tot 365 leerlingen. De bezielende leiding van Jan van Andel zorgde – mede door zijn keuze in leraren en een weloverwogen leerplan - voor een hoog percentage geslaagden. Slechts 25 procent had meer dan 5 jaar nodig voor de hele cursus. Het werd dus al snel dringen in het verbouwde huis. Gevolg was, dat in 1915 Sweelinckstraat 51 en een jaar later nummer 49 werd aangekocht en geschikt gemaakt voor onderwijs.
Dat drs. Van Andel hart en ziel legde in zijn – ook buiten de Residentie geprezen – directeurschap (het aantal te geven lezingen was fors, net als het aantal nevenfuncties) was niet zó vreemd. Uiteindelijk doet goed voorbeeld goed volgen. En hij kreeg het aansturen van mensen en het onderwijs met de paplepel ingegoten door zijn vader: Jan van Andel, aan het begin van de twintigste eeuw een bekende persoonlijkheid op het gebied van christelijk onderwijs. Zo was Van Andel (geboren in 1856) de laatste vijf jaar voor zijn pensioen directeur van de door hem zelf in het leven geroepen Christelijke Normaalschool in Bodegraven. Maar gedurende zijn loopbaan, die in Dinteloord - waar Jan jr. op 4 mei 1884 werd geboren - aanving, bekleedde hij veel functies. Zo had hij als oprichter zitting in het hoofdbestuur der Vereniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen en zat hij in het hoofdbestuur van het Gereformeerde Schoolverband. Hij was bestuurslid van de schoolraad van de Scholen met de Bijbel en hij had zitting in enkele onderwijsorganisaties in de Rijnstreek. Tijdens zijn zeer druk bezochte begrafenis in Rijswijk in 1926 memoreerden sprekers vooral zijn liefde voor land en volk, kerk en school. “Zijn betekenis voor het totale christelijke onderwijs in ons vaderland is met geen paar woorden te schetsen”, aldus een van de sprekers.

Montessori-onderwijs

Jan van Andel jr. had eenzelfde bevlogenheid. Zo stond hij ook aan de wieg van het christelijk Montessori-onderwijs in Den Haag. Bij de oprichting van de vereniging Christelijke Montessorischool (1921) werd hij gekozen tot voorzitter. Een jaar eerder had hij zich in Rotterdam sterk gemaakt voor een 2-jarige cursus natuur, plant, dier en scheikunde. Doel van de opleiding was het vormen van leerkrachten in genoemde vakken voor mulo en kweekschool. De lessen werden naast Van Andel gegeven door J.P. de Gaay-Fortman en J. Reitsma (directeur chr. hbs Rotterdam). Naast deze functies was hij voorzitter van de Vereniging van Leraren bij het christelijk middelbaar onderwijs, gecommitteerde bij diverse eindexamens en (net als zijn vader) actief in de A.R. Zo was hij bestuurslid van de centrale Anti-Revolutionaire-kiesvereniging Nederland en Oranje. Dat de directeur ook over een scherpe pen beschikte mag blijken uit verschenen publicaties als ‘De pacificatie en de H.B.S. (1919), waarin hij de gewenste verhouding van de overheid tot de hbs bespreekt, ‘Geloven en opvoeden’ (1921) en ‘Volksschool of staatsschool (1925). Geschriften die veel discussie losmaakten in de rest van het land. Ook was hij redacteur bij het orgaan van de Vereniging van Leraren bij het Christelijk Middelbaar Onderwijs en verschenen er bijdragen in het tijdschrift Anti-Revolutionaire Staatkunde en het weekblad De Reformatie.


Originele tekening, die architect Thomas Anema in 1923 maakte van de
1e Christelijke Hoogere Burgerschool in Den Haag. Foto: PR.

Drs. Jan van Andel was getrouwd. Hij werd, studerend aan de universiteit van Amsterdam, verliefd op de bijna drie jaar oudere Johanna Bijleveld, dochter van dr. Hendrik Bijleveld, korte tijd minister van Marine. Van Andels oudste zoon Jan zou in 1937 het voorbeeld van zijn vader volgens door als leraar natuur- en scheikunde in het huwelijk te treden met de ruim drie jaar oudere Anna de Wilde, dochter van Jacob de Wilde, op dat moment minister van financiën. Een misschien aardig detail is, dat minister Bijleveld een voorstander was van grote gezinnen. En dat droeg hij publiekelijk graag uit. Zijn belangrijkste redenen daarvoor waren de statistieken dat er minder echtscheidingen voorkwamen bij echtparen met veel kinderen, en dat alle belangrijke figuren uit de geschiedenis afkomstig zijn uit grote gezinnen.
Johanna en Jan van Andel gaven graag gehoor aan die wens tot een groot gezin. Zij kregen tussen 1911 en 1922 acht kinderen, van wie de laatst levende, de ongetrouwde Marianne van Andel, in december 2009 op 91-jarige leeftijd stierf. Zij is net als haar jongere zus Adriana (70), haar ouders en erg vroeg gestorven broer Piet (18 jaar) begraven in het familiegraf op Oud Eik en Duinen in Den Haag. De omvang van de familie zorgde er wel voor dat  het gezin in 1928 moest verhuizen van de Malakkastraat 67 (het pand werd te koop aangeboden voor 12.000 gulden) naar de Riouwstraat 128.

Populierstraat

Dat de verbouwde woonhuizen aan de Sweelinckstraat niet functioneerden – al wees onderzoek later uit dat scholen gevestigd in een noodgebouw in plaats van een schoolpaleis tot de beste scholen van het land behoorden – werd enkele jaren na de start al duidelijk. Er bestaan prachtige anekdotes over de conciërge en de gymnastiekleraar. Kortgezegd: beiden konden niet naar behoren hun werk doen. Met de nieuwbouw kreeg de conciërge zijn eigen woning en de gymnastiekleraar een eigen sportveld achter de school tussen Hanenburglaan en Ahornstraat (huur 400 gulden per jaar). Omdat op dat duinzand geen gras wilde groeien, werd de gemeente ingeschakeld om, op haar kosten, het veld geschikt te maken voor gymnastiek.  

Christelijke symboliek aan
 de gevel: moeder met kind.
Foto: Quietsong Production.
Toch duurde het tot 2 november 1923 voordat de  bouw van een school aan de Populierstraat voor een bedrag van 278.000 gulden werd aanbesteed aan de aannemers Groeneboom en Kolpa. Architect was Hagenaar Thomas Anema, die veel lof kreeg toegezwaaid voor zijn krachtige ontwerp. Vier  jaar later zou hij ook de tweede christelijke hbs in Den Haag, Zandvliet, vorm geven. Dat opnieuw erg voorzichtig werd gehandeld blijkt uit de omvang. De school - met conciërgewoning en rijwielbergplaats - die op een terrein van 4350 m2 werd neergezet, paste, door het toepassen van vlakbouw, weliswaar perfect in de (zich ontwikkelende) omgeving, maar bood met haar 14 lokalen slechts plaats aan 400 leerlingen. Dat leverde kritische geluiden op. Zo schreef het Haagse dagblad Het Vaderland: ‘de school beschikt over de nieuwste snufjes zoals centrale verwarming en elektrische verlichting. Bovendien zijn in de kabinetten voor natuur- en scheikunde de nieuwste vindingen toegepast. Tegelijkertijd echter moeten we constateren dat de nieuwe school nauwelijks groot genoeg is om de leergierige jeugd te herbergen’.
De krant suggereerde op dat moment dat er bij de (verwachte) forse groei uitgeweken zou kunnen worden naar de achterkant van het gebouw. “Door de afplatting op te heffen, kunnen er nog lokalen bij komen”, aldus Het Vaderland. En dat is later ook gebeurd. De officiële opening vond – na het nodige oponthoud onder meer door een staking - op 31 oktober 1925 plaats door de minister van onderwijs, Rutgers. Hij sprak de wens uit dat “vele jongelieden mogen worden gevormd met Gods hulp tot knappe, goede mensen’’.

Afscheid

Dat Jan van Andel door zijn leerlingen op handen werd gedragen, blijkt bij zijn vertrek in 1931. In mei benoemd tot rijksinspecteur der lycea werd er dat jaar in twee etappes afscheid genomen. In juli was er een druk bezocht feest in de aula aan de Populierstraat waarbij dr. K. Dijk als oud-voorzitter, de directeur namens het bestuur een bureaustoel aanbod. Uit handen van Jan van Wageningen kreeg hij, namens de leerlingen, een grammofoon. In september volgde een bijeenkomst met oud-leerlingen. De aula bleek te klein. Na de opvoering van ‘De Journalist’, waarin allerlei aardige herinneringen uit het schoolleven en leuke toespelingen op personen en voorvallen zaten, kregen Jan en zijn vrouw Johanna een volledige cassette tafelzilver en een album met namen van oud-leerlingen aangeboden.

    De kracht en wijsheid die
    dit gevelbeeld uitstraalt,
    gingen aan J.W. Mekking
    voorbij. Foto: Q.P. 
In hoeverre het vertrek van drs. Jan van Andel echt vrijwillig was, is moeilijk te achterhalen. Eind 1930 werd namelijk duidelijk dat penningmeester J.W. Mekking, die voorzitter was geweest van de bouwcommissie van de hbs en tegelijkertijd directeur-generaal was van de in Anti-Revolutionaire Partij-kringen zeer geliefde N.V. Handels- en Landbouwbank, fraude en valsheid in geschrifte had gepleegd. Volgens de boeken was er zo’n 700.000 gulden uitgegeven ten behoeve van onder meer de christelijke hbs in Den Haag. De school wist van niets.
Mekking verschuilde zich in eerste instantie achter de rijkssubsidie. Hij zou zijn vergeten deze aan te vragen. Een aantal maanden later bleek echter, dat de corrupte penningmeester zo’n 350.000 gulden had aangewend tot dekking van wat ongelukkige grondspeculaties, maar dat bedrag had toegeschreven aan de hogere burgerschool. De bank ging op 16 februari 1931 failliet. Tijdens de behandeling van de zaak - waarbij Mekking, die ook lid was van de Commissie van Bestuur van de Gereformeerde Kerk Oost, uiteindelijk 1 jaar en zes maanden gevangenisstraf kreeg opgelegd, onder meer voor tweemaal gepleegde verduistering - werd de roep tot het ontslaan van het voltallige bestuur van de christelijke hbs echter steeds luider. Algemeen werd aangenomen dat zij even schuldig was als de penningmeester. Ze had namelijk onvoldoende opgelet.

Esperanto

Jan van Andel wachtte niet af. Hij ging gretig in op de hem aangeboden functie van inspecteur van de lycea. In dat werk, hem in 1937 opnieuw toegewezen, was hij tijdens officiële gebeurtenissen vaak de vertegenwoordiger van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap. Zo opende hij in 1933 het nieuwe gebouw van het Internationaal Esperanto Instituut in Den Haag, werd in dat jaar voorzitter van de Commissie voor rijks hogere burgerscholen, maar vormde (in 1940) ook een commissie die onderzoek deed naar welke maatregelen moesten worden genomen om de kans te vergroten op een aanstelling in een lerarenbetrekking voor jonge officieren.
Heel blij was hij met de aanstelling tot lid van de staatscommissie voor dramatische kunst. Hij stond (in 1939) vierkant achter het idee van een aantal leraren tekenen en kunstgeschiedenis en leden van de Federatie van Beeldende Kunstenaarsverenigingen om schooljeugd nader met beeldende kunst in contact te brengen. Onderzoek had uitgewezen, dat jongeren totaal geen interesse toonden. En niet alleen op het gebied van beeldende kunst. Ook theaters maakten zich, met de enorme groei aan grijze hoofden, zorgen. De vele discussies, die op landelijke schaal volgden, leverden een aantal actiepunten op namelijk: het organiseren van kleine tentoonstellingen in scholen, bezoek brengen aan musea, maar ook aan ateliers. Het in klassen aanbrengen van boeiende en afwisselende reproducties van meesterwerken en zelfarbeid in tekenen en boetseren. Tot een officieel schrijven kwam het, dankzij de Tweede Wereldoorlog, niet.
In 1949 ging drs. Jan van Andel met pensioen. Zijn verdiensten vonden erkenning in zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje Nassau en ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij stierf, tien jaar na de dood van zijn vrouw, na een langdurige ziekte op 7 februari 1958 in Den Haag. Hij was 73 jaar.

© Haags Nieuws Bureau 2012



zondag 2 september 2012

Krantenbedrijf


Nederlands krantenbedrijf
kent zijn abonnees niet

door Hans Piët

DEN HAAG – Dat voor het verdienen van geld, wanneer je een product aanbiedt, tevreden klanten nodig zijn, lijkt nog altijd niet te zijn doorgedrongen tot het moderne Nederlandse krantenbedrijf. Denken vanuit de consument! Ze heeft geen idee meer hoe dat moet. Logisch misschien. Uiteindelijk ging het lang heel goed. En dan hoef je niet te kijken op een abonnee meer of minder.


De Trouw-mail om spijt te betuigen over
het onbezorgde dagblad. Foto: pr.
Dat tijden zijn veranderd, is weliswaar zichtbaar aan krimpende redacties en daarmee (deels) de kwaliteit, maar is niet te merken aan de bediening van haar klant. Te gemakkelijk wordt bij een misstap gekozen voor de digitale uitweg. Zo wordt, wanneer de krant niet in de bus is gevallen, het digitale exemplaar aangeboden. “Logisch”, zegt de kenner, want de distributie van zo’n dagblad is vaak de grootste verliespost op de jaarbegroting. Bovendien is dat uitdelen niet alleen lastig in logistiek, maar ook in uitvoering omdat je afhankelijk bent van bezorgers.
Vraag is of je daar als abonnee iets mee te maken hebt. Er wordt je voor een bepaald bedrag per maand een dagblad aangeboden. Als je daar mee instemt dan is het niet meer dan logisch, dat die krant elke dag opnieuw op de mat valt. Gebeurt dat niet, dan is het aanbieden van een digitaal exemplaar geen alternatief. Mocht je namelijk de behoefte voelen het nieuws op je ipad of een andere digitale voorziening te willen lezen, dan neem je een ander abonnement of je leest het ‘illegaal’.

Verlengd

Als geruststellend idee heeft een aantal uitgevers verzonnen, dat bij het niet bezorgen van de krant het abonnement met een dag wordt verlengd. Dat kost namelijk minder dan alsnog die krant bezorgen. Dat de abonnee daar helemaal niets mee is geholpen, hebben al die marketingbewuste cijferaars nog niet ontdekt. “Wij bieden toch een mooi alternatief voor het niet ontvangen van de krant. Hij kan de digitale versie lezen en krijgt uiteindelijk het aantal kranten waarvoor hij heeft betaald”, was de reactie van één van hen.
Vooralsnog werkt het volkomen negeren van de abonnee, door hem niet alsnog van de niet verkregen krant te voorzien, in het voordeel van de uitgever. Zo zijn er geen extra kosten voor nabezorging. Bovendien is de kans groot, dat bij het opzeggen van het abonnement, die ex-abonnee helemaal niet meer geïnteresseerd is in het ontvangen van die ‘alternatieve’ exemplaren. Je zegt uiteindelijk niet voor niks je abonnement op.
Dat er bovendien veel mis is met het lezen van de digitale versie voor de echte krantenlezer lijkt bij uitgevers geen punt van aandacht. Zo brengt het digitale exemplaar met zich mee, dat er heel wat moet worden geklikt om bijvoorbeeld verhalen te vergroten, een overzicht te krijgen van wat er op de pagina’s staat of ze om te slaan. Rustig de krant lezen is er eigenlijk niet bij.
Maar, dat is niet alles. Neem Trouw bijvoorbeeld. Daar krijg je na het invullen van je gegevens (zodat het abonnement automatisch met een dag wordt verlengd) de mogelijkheid om direct de digitale krant open te slaan. Wanneer je na een half uur denkt: ‘de rest lees ik straks wel’, dan heb je pech gehad. Om even later die krant verder te kunnen lezen, is registratie verplicht. Maar welke reden heb je daarvoor. Waarom zou je al die moeite moeten doen om een krant, waarop je bent geabonneerd, te lezen. Bovendien! Misschien is die keuze voor papier bewust voortgekomen uit het feit, dat je zo min mogelijk op internet geregistreerd wilt staan.

Flauwekul

Uitgevers staan, met veel andere zakenlieden, in de rij om de flauwekul van zo’n bewering in hun voordeel uit te leggen. “Ach, zo’n registratie is zo geregeld”.
Denken ze er wel eens over na, dat bij een behoorlijke distributie de digitale snelweg onbereden kan blijven. Bovendien ga je er als abonnee van uit dat je ‘eens een keer’ geen krant krijgt. Dus hoezo registreren!Eigenlijk is het heel logisch dat iemand, na bijvoorbeeld een maand van problemen, zijn abonnement opzegt. Bij die keuze speelt dan wel meer mee dan alleen de distributie en verplichte keuze voor de digitale versie. Dan gaat het ook over: ‘hoeveel eigen nieuws heb ik eigenlijk gelezen’ – reden waarom het AD van haar algemeen verslaggevers eist, dat ze een x-aantal keren per maand met eigen nieuws voor de voorpagina komen. Waren de verhalen, die in de bijlagen stonden, wel interessant genoeg. Zijn het lekker leesbare exemplaren. En, word ik op enigerlei wijze geprikkeld door wat er in staat?
Binnen het Nederlands krantenbedrijf lijkt het nauwelijks een zorg. Prioriteit heeft het bezuinigen ‘om de krant betaalbaar te houden’, terwijl het vinden van een gezond alternatief in drukinkt voor de dagelijkse digitale aanvallen, de prikkel zou moeten zijn.


© Haags Nieuws Bureau 2012








donderdag 26 juli 2012

Waterpop


‘Waterpop is om te zoenen’


                       Waterpop beleeft dit jaar haar 35ste editie.
                       Hoewel veel andere festivals in de loop der jaren
    moesten afhaken omdat het publiek wegbleef, wordt 
   de geschiedenis van het Wateringse festijn gekleurd
door successen. Toch wordt het affiche dit jaar 
gekenmerkt door een wel erg triest kijkende vis.
Wat is er aan de hand! 



Een ongefundeerde mineurstemming markeert de 35ste aflevering van Waterpop.




















door Hans Piët

Wateringen - Wat een somberheid. Tenminste! Wie naar de poster van het Waterpop Festival kijkt, kan bijna geen andere conclusie trekken, dan dat er iets goed fout zit. De vis, die in verschillende ‘kunststreken’, al 35 jaar het symbool vormt van wat al snel te boek stond als ‘het gezelligste festival van Nederland’ en die reputatie jaarlijks ook ruimhartig waarmaakt, heeft nooit eerder zó somber gekeken. Tussen een sprankelende programmering maakt hij de indruk de diepte in te willen duiken om nooit meer aan de oppervlakte terug te keren.
Wat is er aan de hand? Heeft de economische crisis ook Waterpop, dat zich dit jaar op 10 en 11 augustus opnieuw afspeelt in het Hofpark in Wateringen, in haar greep. Dient de vis als voorbode voor de slotmededeling dit jaar, dat editie zesendertig er helaas niet kan komen omdat de financiële middelen ontbreken en alle sponsors hebben afgehaakt. Dat lijkt vrijwel onmogelijk. De rechtgeaarde Westlander houdt van traditie. Bovendien is zo’n financiële injectie goed voor de reputatie van een bedrijf. Het toont hoezeer de firma hart heeft voor de (lokale) samenleving, waar hij al dan niet deel van uitmaakt. Daarbij gaat het bij zo'n contract niet om tienduizenden euro's. En wat is er mooier, dan op bijvoorbeeld een bijeenkomst, te worden aangesproken met: “ik begrijp dat jij Waterpop financieel ondersteunt. Gelukkig maar, want ik heb dit jaar weer zo genoten”.

Eerste plattegrond voor de pers om
zijn weg door het park te vinden.   
  De gemoedelijkheid en charme, die een flinke
  injectie krijgen door de bomenhaag en die antieke    molen als decor – hij waakt als een oude man over    het wel en wee in het park – laat ook de artiesten    niet ongemoeid. Zelfs jaren later is er, bij het
  noemen van Waterpop, soms sprake van een met
  weemoed gevulde terugblik. Spelen op Waterpop is
  niet zomaar optreden op een festival, zo blijkt. De    onbevangenheid van de toehoorder en het
  enthousiasme van dat zeer gemêleerde publiek, als
  iets goed uitpakt, maken een onuitwisbare indruk.    Om die reden rangschikt een groot aantal muzikan-
  ten de prestatie in Wateringen vaak, en dan zonder
  aarzeling, bij zijn beste. Praat met John Watts,
  zoals in mei dit jaar voorafgaande aan het
  Bevrijdingsfestival aan het Spuiplein in Den Haag,
  en je hoort hoe Waterpop zijn carrière een nieuwe
  injectie gaf. De wisselwerking met het publiek was
  zo goed, dat hij, anders dan bij concerten die aan
  Waterpop voorafgingen, ouderwets stond te vlammen met zijn nieuwe begeleiders (The Cry). Toeval wilde, dat er een aantal vertegenwoordigers van platenmaatschappijen aanwezig was. Na dat optreden stonden ze in de rij om de contractloze Watts een overeenkomst aan te bieden.

Reputatie

Zou die vis zo somber kijken omdat hij omringd had willen worden door meer klinkende namen. Dat zou de reputatie van Waterpop geen goed hebben gedaan. Wat het festival deels zijn glans geeft, is juist dat affiche met (voor niet muziekliefhebbers) onbekende namen. Het succes en daarmee de charme ligt hier verscholen in de ontdekkingstocht (‘nooit van gehoord, maar wat is dit goed!’). Bovendien is er de brugfunctie. Ook hier wordt door musici in gesprekken naar gerefereerd. “Waterpop gaf mij als eerste de kans voor een groot publiek op te treden”.
Affiche van dit jaar: 2012
En vergeet niet: doordat de musici aan het begin van een ontluikende (hopelijk succesvolle) carrière staan, kan het, in tegenstelling tot andere initiatieven, blijvend een gratis festival zijn. Als toehoorder gloort daarbij de eer de groep of artiest al te hebben ontdekt voor het grote publiek zich erop stort. En dat blijft erg leuk.
De kracht van de programmeurs, die in feite een uit de hand gelopen familiefeest organiseren waarin ook een rol is weggelegd voor theater, ligt niet bij het opstuwen van het bezoekersaantal. Vast gegeven is namelijk, dat het Hofpark bij 25.000 liefhebbers vol is. Komen er veel meer dan betekent dat waarschijnlijk het einde van Waterpop. In 1989 was die angst even aanwezig. Len Mostert, in de jaren tachtig en negentig Waterpop-woordvoerster, herinnert zich hoe in dat jaar De Dijk optrad. De bekendheid van de Amsterdamse groep schoot in de weken voor het optreden als een speer omhoog. “Het gevolg was, dat het publiek massaal toestroomde. Zozeer zelfs dat het uit de hand dreigde te lopen. Niet alleen het park stond bomvol, ook de langs het festivalterrein gelegen Heulweg moest, voor het eerst, worden afgesloten voor verkeer omdat hij helemaal was gevuld met mensen”.
Ruud van Luyk, de ex-voorzitter van de Stichting Waterpop zegt, gevraagd om een reactie, lachend, dat wel eens overwogen is de twee programmeurs uit die tijd; Aad van Rijn en Henny van der Klaauw, te ontslaan. “Dat tweetal had een bijzondere neus voor opkomend talent. Ik herinner mij hoe ze in 1996 Slagerij van Kampen hadden gecontracteerd. Op dat moment wees niets op een doorbraak. Een paar maanden later werd bekend, dat de groep was gevraagd voor de muzikale omlijsting bij de opening van de Arena in Amsterdam. Opeens wilde iedereen Slagerij van Kampen zien. Het is zelden zo druk geweest in zowel het Hofpark als in Wateringen”.

Gras

Eigenlijk heeft die vis geen enkele reden om triest te zijn. Hij zou, met een gitaar in de hand, vrolijk over het affiche moeten huppelen. Want tja, zelfs de gemeente is er in die 35 jaar van overtuigd geraakt dat Waterpop in een belangrijke behoefte voorziet. Om die reden zijn onlangs nog zes bomen, geïnfecteerd met de watermerkziekte, gekapt, “want stel je voor dat zo gevaarte tijdens het festival op Waterpoppers terecht komt”, aldus een gemeentelijke woordvoerder. Dat was in 1995 wel anders.
"In dat jaar besloot de gemeente drie maanden voordat het festival zou plaatsvin-
                                          den, het gras te vernieuwen", aldus Ellen Mostert.
Affiche uit 1998. De vis is een
ontwerp van Dennis van Schie.
 “Het Hofpark werd gedraineerd en het gras verdween    onder een laag kleibonken. Ik kreeg bijna een hart-      verzakking toen ik het hoorde. Omdat het vreselijk      heet was, dacht heel Wateringen mee over de groei      van het gras. We kregen van allerlei kanten sugges-    ties; ‘de gemeente moet gaan sproeien’, was een          veel gehoorde kreet. Gelukkig ging het regenen en      kregen de kenners alsnog gelijk. Zij hadden op            laconieke toon laten weten, dat we ons geen zorgen    hoefde te maken. ‘Dat gras groeit echt wel’.
  Dus gelukkig ondervond het festival, dat plaatsvond
  onder een stralende hemel, geen enkele hinder van      deze gemeentelijke actie”.
  Eigenlijk zou die vis fier, met zijn borst vooruit en
  met een brede glimlach om de lippen, de wereld
  moeten inkijken. Want, erkenning is er volop. Zo was
  er in 2005 nog De Loftrompet. Deze onderscheiding van de gemeente Westland - een bronzen beeldje en een   geldbedrag - kreeg Waterpop omdat de jury van deze vrijwilligersprijs, het een fantastische prestatie vond dat ‘een muziekfestijn van een dergelijke omvang nog steeds gratis toegankelijk is’. Tien jaar eerder (in 1995) wilde de wethouder van cultuur mevrouw Roorda van Eijsinga, samen met burgemeester Van den Bos, laten weten hoezeer ze zelf, jaarlijks, genoten van het festival. Om die reden werd de Wateringse Cultuurprijs bedacht, waarvan Waterpop het eerste exemplaar ontving. De bokaal, ontworpen door de Nederlandse kunstenaar Niek Zwartjes en gemaakt in Tsjechië, ging vergezeld van een oorkonde met onder meer de opmerking: ‘de inspirerende en enthousiaste wijze waarop de Stichting Waterpop de popcultuur uitdraagt, is een bewijs van het bloeiende en culturele leven in de gemeente Wateringen’. Zou die vis vinden dat hij weer een prijs verdiend!
Een van de eerste (vrolijke) vissen, die de Waterpop-organisatie gebruikte om affiches en persinformatie in te kleuren.

Zwemmen

Misschien is de mooiste onderscheiding wel de waardering van het publiek. Zij laat in een enquête weten Waterpop zeer op prijs te stellen. ‘Het is een festival om te zoenen, zo gaaf’. Een andere invuller meent: ‘Het Hofpark biedt de juiste entourage om lekker te zoenen, zeker als de muziek een zwoele ondertoon heeft en de zon haar warmte spreidt’. Ook dat het terrein wordt omringd door water, wordt gezien als een pluspunt.
Vraag dat maar aan Richard Ashcroft, de zanger van de Verve. Hij besloot in 1994, na een partijtje voetbal, waarvoor in de plaatselijke speelgoedwinkel een bal werd gekocht, nog even te gaan zwemmen. Ashcroft liet zich enigszins voorzichtig in het water glijden, deed enkele slagen en werd toen verrast door de enorme stank, die zo’n veredelde open riool voortbrengt. Zelden stond iemand zo snel weer op de kant. Tijd om te douchen was er niet. De stank was enorm, maar omdat het publiek op veilige afstand van het podium was te vinden, hadden alleen zijn collega’s er last van.






© Haags Nieuws Bureau 2012