donderdag 6 september 2012

Christelijk College De Populier


DRS. JAN VAN ANDEL VERDIENT PLAATS IN HAAGSE GESCHIEDENIS

Een bevlogen directeur zet
christelijke hbs op de kaart

Christelijk College de Populier in Den Haag bestaat honderd jaar. Om oud-leerlingen de kans te geven herinneringen op te halen, is op 13 oktober (2012) een reünie georganiseerd. Dat de school, een ontwerp van de Haagse architect Thomas Anema, er staat, is voor een zeer belangrijk deel te danken aan drs. Jan van Andel. Als directeur van deze voormalige 1ste Christelijke Hoogere Burger School van ’s Gravenhage streed hij vanaf september 1912 niet alleen, zeer succesvol, om de gunst van de leerlingen. Hij initieerde (vorstelijke) nieuwbouw om zich vervolgens, tot zijn pensioen in 1949, als inspecteur der lycea voor het hele Nederlandse onderwijs dienstbaar te maken.  

door Hans Piët
 
DEN HAAG – Echt veel thuis, is drs. Jan van Andel in zijn werkzame leven niet geweest. Als bevlogen directeur van de Eerste Christelijke Hoogere Burger School van Den Haag en later als inspirerend inspecteur der lycea leek hem steeds één doel voor ogen te staan: een bijdrage leveren aan een optimaal leerplan voor kinderen. En in zijn beleving paste daar een Christe-
lijke invloed bij.
Drs. Jan van Andel. Onder zijn
bezielende leiding was er sprake
van een gestage groei. Foto: archief.
Hoewel Van Andel, als leraar natuurkunde – hij was in 1909 aan de Stedelijke Universiteit van Amsterdam geslaagd voor zijn doctoraal examen wis- en natuurkunde – het reuze naar zijn zin had op de gemeentelijke hbs in Schiedam, twijfelde hij geen moment toen hem, nog geen jaar na zijn officiële benoeming in augustus 1910, een baan werd aangeboden als directeur van een nog te stichten christelijke hbs met 5-jarige cursus in Den Haag. Zoals hij op 5 september 1912 ’s middags, tijdens de officiële opening van de school aan de Sweelinckstraat 53, zou memoreren: “Na bijna een halve eeuw wordt van christelijke zijde eindelijk ingezien, dat er aan een eigen inrichting van middelbaar onderwijs behoefte is".
En die leerlingen stonden in de rij. “Er kwamen er zoveel dat we gemakkelijk een parallelklas 1 hadden kunnen vormen”, aldus dr. De Moor in zijn openingswoord.

Meeste aanmeldingen

Hoewel Den Haag niet de eerste stad was met een christelijke hbs – Rotterdam (1901) en Amsterdam (1910) gingen haar voor – was het wel de school met de meeste aanmeldingen voor het eerste jaar. Lag dat gemiddelde op 10, in Den Haag ging het om 35 leerlingen. Dat aantal zou in twaalf jaar uitgroeien tot 365 leerlingen. De bezielende leiding van Jan van Andel zorgde – mede door zijn keuze in leraren en een weloverwogen leerplan - voor een hoog percentage geslaagden. Slechts 25 procent had meer dan 5 jaar nodig voor de hele cursus. Het werd dus al snel dringen in het verbouwde huis. Gevolg was, dat in 1915 Sweelinckstraat 51 en een jaar later nummer 49 werd aangekocht en geschikt gemaakt voor onderwijs.
Dat drs. Van Andel hart en ziel legde in zijn – ook buiten de Residentie geprezen – directeurschap (het aantal te geven lezingen was fors, net als het aantal nevenfuncties) was niet zó vreemd. Uiteindelijk doet goed voorbeeld goed volgen. En hij kreeg het aansturen van mensen en het onderwijs met de paplepel ingegoten door zijn vader: Jan van Andel, aan het begin van de twintigste eeuw een bekende persoonlijkheid op het gebied van christelijk onderwijs. Zo was Van Andel (geboren in 1856) de laatste vijf jaar voor zijn pensioen directeur van de door hem zelf in het leven geroepen Christelijke Normaalschool in Bodegraven. Maar gedurende zijn loopbaan, die in Dinteloord - waar Jan jr. op 4 mei 1884 werd geboren - aanving, bekleedde hij veel functies. Zo had hij als oprichter zitting in het hoofdbestuur der Vereniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen en zat hij in het hoofdbestuur van het Gereformeerde Schoolverband. Hij was bestuurslid van de schoolraad van de Scholen met de Bijbel en hij had zitting in enkele onderwijsorganisaties in de Rijnstreek. Tijdens zijn zeer druk bezochte begrafenis in Rijswijk in 1926 memoreerden sprekers vooral zijn liefde voor land en volk, kerk en school. “Zijn betekenis voor het totale christelijke onderwijs in ons vaderland is met geen paar woorden te schetsen”, aldus een van de sprekers.

Montessori-onderwijs

Jan van Andel jr. had eenzelfde bevlogenheid. Zo stond hij ook aan de wieg van het christelijk Montessori-onderwijs in Den Haag. Bij de oprichting van de vereniging Christelijke Montessorischool (1921) werd hij gekozen tot voorzitter. Een jaar eerder had hij zich in Rotterdam sterk gemaakt voor een 2-jarige cursus natuur, plant, dier en scheikunde. Doel van de opleiding was het vormen van leerkrachten in genoemde vakken voor mulo en kweekschool. De lessen werden naast Van Andel gegeven door J.P. de Gaay-Fortman en J. Reitsma (directeur chr. hbs Rotterdam). Naast deze functies was hij voorzitter van de Vereniging van Leraren bij het christelijk middelbaar onderwijs, gecommitteerde bij diverse eindexamens en (net als zijn vader) actief in de A.R. Zo was hij bestuurslid van de centrale Anti-Revolutionaire-kiesvereniging Nederland en Oranje. Dat de directeur ook over een scherpe pen beschikte mag blijken uit verschenen publicaties als ‘De pacificatie en de H.B.S. (1919), waarin hij de gewenste verhouding van de overheid tot de hbs bespreekt, ‘Geloven en opvoeden’ (1921) en ‘Volksschool of staatsschool (1925). Geschriften die veel discussie losmaakten in de rest van het land. Ook was hij redacteur bij het orgaan van de Vereniging van Leraren bij het Christelijk Middelbaar Onderwijs en verschenen er bijdragen in het tijdschrift Anti-Revolutionaire Staatkunde en het weekblad De Reformatie.


Originele tekening, die architect Thomas Anema in 1923 maakte van de
1e Christelijke Hoogere Burgerschool in Den Haag. Foto: PR.

Drs. Jan van Andel was getrouwd. Hij werd, studerend aan de universiteit van Amsterdam, verliefd op de bijna drie jaar oudere Johanna Bijleveld, dochter van dr. Hendrik Bijleveld, korte tijd minister van Marine. Van Andels oudste zoon Jan zou in 1937 het voorbeeld van zijn vader volgens door als leraar natuur- en scheikunde in het huwelijk te treden met de ruim drie jaar oudere Anna de Wilde, dochter van Jacob de Wilde, op dat moment minister van financiën. Een misschien aardig detail is, dat minister Bijleveld een voorstander was van grote gezinnen. En dat droeg hij publiekelijk graag uit. Zijn belangrijkste redenen daarvoor waren de statistieken dat er minder echtscheidingen voorkwamen bij echtparen met veel kinderen, en dat alle belangrijke figuren uit de geschiedenis afkomstig zijn uit grote gezinnen.
Johanna en Jan van Andel gaven graag gehoor aan die wens tot een groot gezin. Zij kregen tussen 1911 en 1922 acht kinderen, van wie de laatst levende, de ongetrouwde Marianne van Andel, in december 2009 op 91-jarige leeftijd stierf. Zij is net als haar jongere zus Adriana (70), haar ouders en erg vroeg gestorven broer Piet (18 jaar) begraven in het familiegraf op Oud Eik en Duinen in Den Haag. De omvang van de familie zorgde er wel voor dat  het gezin in 1928 moest verhuizen van de Malakkastraat 67 (het pand werd te koop aangeboden voor 12.000 gulden) naar de Riouwstraat 128.

Populierstraat

Dat de verbouwde woonhuizen aan de Sweelinckstraat niet functioneerden – al wees onderzoek later uit dat scholen gevestigd in een noodgebouw in plaats van een schoolpaleis tot de beste scholen van het land behoorden – werd enkele jaren na de start al duidelijk. Er bestaan prachtige anekdotes over de conciërge en de gymnastiekleraar. Kortgezegd: beiden konden niet naar behoren hun werk doen. Met de nieuwbouw kreeg de conciërge zijn eigen woning en de gymnastiekleraar een eigen sportveld achter de school tussen Hanenburglaan en Ahornstraat (huur 400 gulden per jaar). Omdat op dat duinzand geen gras wilde groeien, werd de gemeente ingeschakeld om, op haar kosten, het veld geschikt te maken voor gymnastiek.  

Christelijke symboliek aan
 de gevel: moeder met kind.
Foto: Quietsong Production.
Toch duurde het tot 2 november 1923 voordat de  bouw van een school aan de Populierstraat voor een bedrag van 278.000 gulden werd aanbesteed aan de aannemers Groeneboom en Kolpa. Architect was Hagenaar Thomas Anema, die veel lof kreeg toegezwaaid voor zijn krachtige ontwerp. Vier  jaar later zou hij ook de tweede christelijke hbs in Den Haag, Zandvliet, vorm geven. Dat opnieuw erg voorzichtig werd gehandeld blijkt uit de omvang. De school - met conciërgewoning en rijwielbergplaats - die op een terrein van 4350 m2 werd neergezet, paste, door het toepassen van vlakbouw, weliswaar perfect in de (zich ontwikkelende) omgeving, maar bood met haar 14 lokalen slechts plaats aan 400 leerlingen. Dat leverde kritische geluiden op. Zo schreef het Haagse dagblad Het Vaderland: ‘de school beschikt over de nieuwste snufjes zoals centrale verwarming en elektrische verlichting. Bovendien zijn in de kabinetten voor natuur- en scheikunde de nieuwste vindingen toegepast. Tegelijkertijd echter moeten we constateren dat de nieuwe school nauwelijks groot genoeg is om de leergierige jeugd te herbergen’.
De krant suggereerde op dat moment dat er bij de (verwachte) forse groei uitgeweken zou kunnen worden naar de achterkant van het gebouw. “Door de afplatting op te heffen, kunnen er nog lokalen bij komen”, aldus Het Vaderland. En dat is later ook gebeurd. De officiële opening vond – na het nodige oponthoud onder meer door een staking - op 31 oktober 1925 plaats door de minister van onderwijs, Rutgers. Hij sprak de wens uit dat “vele jongelieden mogen worden gevormd met Gods hulp tot knappe, goede mensen’’.

Afscheid

Dat Jan van Andel door zijn leerlingen op handen werd gedragen, blijkt bij zijn vertrek in 1931. In mei benoemd tot rijksinspecteur der lycea werd er dat jaar in twee etappes afscheid genomen. In juli was er een druk bezocht feest in de aula aan de Populierstraat waarbij dr. K. Dijk als oud-voorzitter, de directeur namens het bestuur een bureaustoel aanbod. Uit handen van Jan van Wageningen kreeg hij, namens de leerlingen, een grammofoon. In september volgde een bijeenkomst met oud-leerlingen. De aula bleek te klein. Na de opvoering van ‘De Journalist’, waarin allerlei aardige herinneringen uit het schoolleven en leuke toespelingen op personen en voorvallen zaten, kregen Jan en zijn vrouw Johanna een volledige cassette tafelzilver en een album met namen van oud-leerlingen aangeboden.

    De kracht en wijsheid die
    dit gevelbeeld uitstraalt,
    gingen aan J.W. Mekking
    voorbij. Foto: Q.P. 
In hoeverre het vertrek van drs. Jan van Andel echt vrijwillig was, is moeilijk te achterhalen. Eind 1930 werd namelijk duidelijk dat penningmeester J.W. Mekking, die voorzitter was geweest van de bouwcommissie van de hbs en tegelijkertijd directeur-generaal was van de in Anti-Revolutionaire Partij-kringen zeer geliefde N.V. Handels- en Landbouwbank, fraude en valsheid in geschrifte had gepleegd. Volgens de boeken was er zo’n 700.000 gulden uitgegeven ten behoeve van onder meer de christelijke hbs in Den Haag. De school wist van niets.
Mekking verschuilde zich in eerste instantie achter de rijkssubsidie. Hij zou zijn vergeten deze aan te vragen. Een aantal maanden later bleek echter, dat de corrupte penningmeester zo’n 350.000 gulden had aangewend tot dekking van wat ongelukkige grondspeculaties, maar dat bedrag had toegeschreven aan de hogere burgerschool. De bank ging op 16 februari 1931 failliet. Tijdens de behandeling van de zaak - waarbij Mekking, die ook lid was van de Commissie van Bestuur van de Gereformeerde Kerk Oost, uiteindelijk 1 jaar en zes maanden gevangenisstraf kreeg opgelegd, onder meer voor tweemaal gepleegde verduistering - werd de roep tot het ontslaan van het voltallige bestuur van de christelijke hbs echter steeds luider. Algemeen werd aangenomen dat zij even schuldig was als de penningmeester. Ze had namelijk onvoldoende opgelet.

Esperanto

Jan van Andel wachtte niet af. Hij ging gretig in op de hem aangeboden functie van inspecteur van de lycea. In dat werk, hem in 1937 opnieuw toegewezen, was hij tijdens officiële gebeurtenissen vaak de vertegenwoordiger van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap. Zo opende hij in 1933 het nieuwe gebouw van het Internationaal Esperanto Instituut in Den Haag, werd in dat jaar voorzitter van de Commissie voor rijks hogere burgerscholen, maar vormde (in 1940) ook een commissie die onderzoek deed naar welke maatregelen moesten worden genomen om de kans te vergroten op een aanstelling in een lerarenbetrekking voor jonge officieren.
Heel blij was hij met de aanstelling tot lid van de staatscommissie voor dramatische kunst. Hij stond (in 1939) vierkant achter het idee van een aantal leraren tekenen en kunstgeschiedenis en leden van de Federatie van Beeldende Kunstenaarsverenigingen om schooljeugd nader met beeldende kunst in contact te brengen. Onderzoek had uitgewezen, dat jongeren totaal geen interesse toonden. En niet alleen op het gebied van beeldende kunst. Ook theaters maakten zich, met de enorme groei aan grijze hoofden, zorgen. De vele discussies, die op landelijke schaal volgden, leverden een aantal actiepunten op namelijk: het organiseren van kleine tentoonstellingen in scholen, bezoek brengen aan musea, maar ook aan ateliers. Het in klassen aanbrengen van boeiende en afwisselende reproducties van meesterwerken en zelfarbeid in tekenen en boetseren. Tot een officieel schrijven kwam het, dankzij de Tweede Wereldoorlog, niet.
In 1949 ging drs. Jan van Andel met pensioen. Zijn verdiensten vonden erkenning in zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje Nassau en ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij stierf, tien jaar na de dood van zijn vrouw, na een langdurige ziekte op 7 februari 1958 in Den Haag. Hij was 73 jaar.

© Haags Nieuws Bureau 2012



zondag 2 september 2012

Krantenbedrijf


Nederlands krantenbedrijf
kent zijn abonnees niet

door Hans Piët

DEN HAAG – Dat voor het verdienen van geld, wanneer je een product aanbiedt, tevreden klanten nodig zijn, lijkt nog altijd niet te zijn doorgedrongen tot het moderne Nederlandse krantenbedrijf. Denken vanuit de consument! Ze heeft geen idee meer hoe dat moet. Logisch misschien. Uiteindelijk ging het lang heel goed. En dan hoef je niet te kijken op een abonnee meer of minder.


De Trouw-mail om spijt te betuigen over
het onbezorgde dagblad. Foto: pr.
Dat tijden zijn veranderd, is weliswaar zichtbaar aan krimpende redacties en daarmee (deels) de kwaliteit, maar is niet te merken aan de bediening van haar klant. Te gemakkelijk wordt bij een misstap gekozen voor de digitale uitweg. Zo wordt, wanneer de krant niet in de bus is gevallen, het digitale exemplaar aangeboden. “Logisch”, zegt de kenner, want de distributie van zo’n dagblad is vaak de grootste verliespost op de jaarbegroting. Bovendien is dat uitdelen niet alleen lastig in logistiek, maar ook in uitvoering omdat je afhankelijk bent van bezorgers.
Vraag is of je daar als abonnee iets mee te maken hebt. Er wordt je voor een bepaald bedrag per maand een dagblad aangeboden. Als je daar mee instemt dan is het niet meer dan logisch, dat die krant elke dag opnieuw op de mat valt. Gebeurt dat niet, dan is het aanbieden van een digitaal exemplaar geen alternatief. Mocht je namelijk de behoefte voelen het nieuws op je ipad of een andere digitale voorziening te willen lezen, dan neem je een ander abonnement of je leest het ‘illegaal’.

Verlengd

Als geruststellend idee heeft een aantal uitgevers verzonnen, dat bij het niet bezorgen van de krant het abonnement met een dag wordt verlengd. Dat kost namelijk minder dan alsnog die krant bezorgen. Dat de abonnee daar helemaal niets mee is geholpen, hebben al die marketingbewuste cijferaars nog niet ontdekt. “Wij bieden toch een mooi alternatief voor het niet ontvangen van de krant. Hij kan de digitale versie lezen en krijgt uiteindelijk het aantal kranten waarvoor hij heeft betaald”, was de reactie van één van hen.
Vooralsnog werkt het volkomen negeren van de abonnee, door hem niet alsnog van de niet verkregen krant te voorzien, in het voordeel van de uitgever. Zo zijn er geen extra kosten voor nabezorging. Bovendien is de kans groot, dat bij het opzeggen van het abonnement, die ex-abonnee helemaal niet meer geïnteresseerd is in het ontvangen van die ‘alternatieve’ exemplaren. Je zegt uiteindelijk niet voor niks je abonnement op.
Dat er bovendien veel mis is met het lezen van de digitale versie voor de echte krantenlezer lijkt bij uitgevers geen punt van aandacht. Zo brengt het digitale exemplaar met zich mee, dat er heel wat moet worden geklikt om bijvoorbeeld verhalen te vergroten, een overzicht te krijgen van wat er op de pagina’s staat of ze om te slaan. Rustig de krant lezen is er eigenlijk niet bij.
Maar, dat is niet alles. Neem Trouw bijvoorbeeld. Daar krijg je na het invullen van je gegevens (zodat het abonnement automatisch met een dag wordt verlengd) de mogelijkheid om direct de digitale krant open te slaan. Wanneer je na een half uur denkt: ‘de rest lees ik straks wel’, dan heb je pech gehad. Om even later die krant verder te kunnen lezen, is registratie verplicht. Maar welke reden heb je daarvoor. Waarom zou je al die moeite moeten doen om een krant, waarop je bent geabonneerd, te lezen. Bovendien! Misschien is die keuze voor papier bewust voortgekomen uit het feit, dat je zo min mogelijk op internet geregistreerd wilt staan.

Flauwekul

Uitgevers staan, met veel andere zakenlieden, in de rij om de flauwekul van zo’n bewering in hun voordeel uit te leggen. “Ach, zo’n registratie is zo geregeld”.
Denken ze er wel eens over na, dat bij een behoorlijke distributie de digitale snelweg onbereden kan blijven. Bovendien ga je er als abonnee van uit dat je ‘eens een keer’ geen krant krijgt. Dus hoezo registreren!Eigenlijk is het heel logisch dat iemand, na bijvoorbeeld een maand van problemen, zijn abonnement opzegt. Bij die keuze speelt dan wel meer mee dan alleen de distributie en verplichte keuze voor de digitale versie. Dan gaat het ook over: ‘hoeveel eigen nieuws heb ik eigenlijk gelezen’ – reden waarom het AD van haar algemeen verslaggevers eist, dat ze een x-aantal keren per maand met eigen nieuws voor de voorpagina komen. Waren de verhalen, die in de bijlagen stonden, wel interessant genoeg. Zijn het lekker leesbare exemplaren. En, word ik op enigerlei wijze geprikkeld door wat er in staat?
Binnen het Nederlands krantenbedrijf lijkt het nauwelijks een zorg. Prioriteit heeft het bezuinigen ‘om de krant betaalbaar te houden’, terwijl het vinden van een gezond alternatief in drukinkt voor de dagelijkse digitale aanvallen, de prikkel zou moeten zijn.


© Haags Nieuws Bureau 2012