DRS. JAN VAN ANDEL VERDIENT PLAATS IN HAAGSE GESCHIEDENIS
Een bevlogen directeur zetchristelijke hbs op de kaart
Christelijk
College de Populier in Den Haag bestaat honderd jaar. Om oud-leerlingen de kans
te geven herinneringen op te halen, is op 13 oktober (2012) een reünie
georganiseerd. Dat de school, een ontwerp van de Haagse architect Thomas Anema,
er staat, is voor een zeer belangrijk deel te danken aan drs. Jan van Andel.
Als directeur van deze voormalige 1ste Christelijke Hoogere Burger
School van ’s Gravenhage streed hij vanaf september 1912 niet alleen, zeer
succesvol, om de gunst van de leerlingen. Hij initieerde (vorstelijke)
nieuwbouw om zich vervolgens, tot zijn pensioen in 1949, als inspecteur der
lycea voor het hele Nederlandse onderwijs dienstbaar te maken.
door
Hans Piët
DEN
HAAG – Echt
veel thuis, is drs. Jan van Andel in zijn werkzame leven niet geweest. Als
bevlogen directeur van de Eerste Christelijke Hoogere Burger School van Den Haag en
later als inspirerend inspecteur der lycea leek hem steeds één doel voor ogen
te staan: een bijdrage leveren aan een optimaal leerplan voor kinderen. En in
zijn beleving paste daar een Christe-
lijke invloed bij.
Drs. Jan van Andel. Onder zijn
bezielende leiding was er sprake
van een gestage groei. Foto: archief. |
Hoewel
Van Andel, als leraar natuurkunde – hij was in 1909 aan de Stedelijke
Universiteit van Amsterdam geslaagd voor zijn doctoraal examen wis- en
natuurkunde – het reuze naar zijn zin had op de gemeentelijke hbs in Schiedam,
twijfelde hij geen moment toen hem, nog geen jaar na zijn officiële benoeming
in augustus 1910, een baan werd aangeboden als directeur van een nog te
stichten christelijke hbs met 5-jarige cursus in Den Haag. Zoals hij op 5
september 1912 ’s middags, tijdens de officiële opening van de school aan de
Sweelinckstraat 53, zou memoreren: “Na bijna een halve eeuw wordt van christelijke
zijde eindelijk ingezien, dat er aan een eigen inrichting van middelbaar
onderwijs behoefte is".
En die leerlingen stonden in de rij. “Er kwamen er zoveel dat we gemakkelijk een parallelklas 1 hadden kunnen vormen”, aldus dr. De Moor in zijn openingswoord.
En die leerlingen stonden in de rij. “Er kwamen er zoveel dat we gemakkelijk een parallelklas 1 hadden kunnen vormen”, aldus dr. De Moor in zijn openingswoord.
Meeste aanmeldingen
Hoewel
Den Haag niet de eerste stad was met een christelijke hbs – Rotterdam (1901) en
Amsterdam (1910) gingen haar voor – was het wel de school met de meeste
aanmeldingen voor het eerste jaar. Lag dat gemiddelde op 10, in Den Haag ging
het om 35 leerlingen. Dat aantal zou in twaalf jaar uitgroeien tot 365
leerlingen. De bezielende leiding van Jan van Andel zorgde – mede door zijn
keuze in leraren en een weloverwogen leerplan - voor een hoog percentage
geslaagden. Slechts 25 procent had meer dan 5 jaar nodig voor de hele cursus.
Het werd dus al snel dringen in het verbouwde huis. Gevolg was, dat in 1915
Sweelinckstraat 51 en een jaar later nummer 49 werd aangekocht en geschikt
gemaakt voor onderwijs.
Dat
drs. Van Andel hart en ziel legde in zijn – ook buiten de Residentie geprezen –
directeurschap (het aantal te geven lezingen was fors, net als het aantal
nevenfuncties) was niet zó vreemd. Uiteindelijk doet goed voorbeeld goed
volgen. En hij kreeg het aansturen van mensen en het onderwijs met de paplepel
ingegoten door zijn vader: Jan van Andel, aan het begin van de twintigste eeuw
een bekende persoonlijkheid op het gebied van christelijk onderwijs. Zo was Van
Andel (geboren in 1856) de laatste vijf jaar voor zijn pensioen directeur van
de door hem zelf in het leven geroepen Christelijke Normaalschool in
Bodegraven. Maar gedurende zijn loopbaan, die in Dinteloord - waar Jan jr. op 4 mei 1884 werd geboren - aanving, bekleedde
hij veel functies. Zo had hij als oprichter zitting in het hoofdbestuur der
Vereniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen en zat hij in het
hoofdbestuur van het Gereformeerde Schoolverband. Hij was bestuurslid van de
schoolraad van de Scholen met de Bijbel en hij had zitting in enkele
onderwijsorganisaties in de Rijnstreek. Tijdens zijn zeer druk bezochte
begrafenis in Rijswijk in 1926 memoreerden sprekers vooral zijn liefde voor
land en volk, kerk en school. “Zijn betekenis voor het totale christelijke
onderwijs in ons vaderland is met geen paar woorden te schetsen”, aldus een van
de sprekers.
Montessori-onderwijs
Jan
van Andel jr. had eenzelfde bevlogenheid. Zo stond hij ook aan de wieg van het
christelijk Montessori-onderwijs in Den Haag. Bij de oprichting van de
vereniging Christelijke Montessorischool (1921) werd hij gekozen tot
voorzitter. Een jaar eerder had hij zich in Rotterdam sterk gemaakt voor een
2-jarige cursus natuur, plant, dier en scheikunde. Doel van de opleiding was
het vormen van leerkrachten in genoemde vakken voor mulo en kweekschool. De
lessen werden naast Van Andel gegeven door J.P. de Gaay-Fortman en J. Reitsma (directeur
chr. hbs Rotterdam). Naast deze functies was hij voorzitter van de Vereniging
van Leraren bij het christelijk middelbaar onderwijs, gecommitteerde bij
diverse eindexamens en (net als zijn vader) actief in de A.R. Zo was hij
bestuurslid van de centrale Anti-Revolutionaire-kiesvereniging Nederland en
Oranje. Dat de directeur ook over een scherpe pen beschikte mag blijken uit
verschenen publicaties als ‘De pacificatie en de H.B.S. (1919), waarin hij de
gewenste verhouding van de overheid tot de hbs bespreekt, ‘Geloven en opvoeden’
(1921) en ‘Volksschool of staatsschool (1925). Geschriften die veel discussie
losmaakten in de rest van het land. Ook was hij redacteur bij het orgaan van de
Vereniging van Leraren bij het Christelijk Middelbaar Onderwijs en verschenen
er bijdragen in het tijdschrift Anti-Revolutionaire Staatkunde en het
weekblad De Reformatie.
Drs. Jan van Andel was getrouwd. Hij werd, studerend aan de universiteit van Amsterdam, verliefd op de bijna drie jaar oudere Johanna Bijleveld, dochter van dr. Hendrik Bijleveld, korte tijd minister van Marine. Van Andels oudste zoon Jan zou in 1937 het voorbeeld van zijn vader volgens door als leraar natuur- en scheikunde in het huwelijk te treden met de ruim drie jaar oudere Anna de Wilde, dochter van Jacob de Wilde, op dat moment minister van financiën. Een misschien aardig detail is, dat minister Bijleveld een voorstander was van grote gezinnen. En dat droeg hij publiekelijk graag uit. Zijn belangrijkste redenen daarvoor waren de statistieken dat er minder echtscheidingen voorkwamen bij echtparen met veel kinderen, en dat alle belangrijke figuren uit de geschiedenis afkomstig zijn uit grote gezinnen.
Originele tekening, die architect Thomas Anema in 1923 maakte van de
1e Christelijke Hoogere Burgerschool in Den Haag. Foto: PR. |
Drs. Jan van Andel was getrouwd. Hij werd, studerend aan de universiteit van Amsterdam, verliefd op de bijna drie jaar oudere Johanna Bijleveld, dochter van dr. Hendrik Bijleveld, korte tijd minister van Marine. Van Andels oudste zoon Jan zou in 1937 het voorbeeld van zijn vader volgens door als leraar natuur- en scheikunde in het huwelijk te treden met de ruim drie jaar oudere Anna de Wilde, dochter van Jacob de Wilde, op dat moment minister van financiën. Een misschien aardig detail is, dat minister Bijleveld een voorstander was van grote gezinnen. En dat droeg hij publiekelijk graag uit. Zijn belangrijkste redenen daarvoor waren de statistieken dat er minder echtscheidingen voorkwamen bij echtparen met veel kinderen, en dat alle belangrijke figuren uit de geschiedenis afkomstig zijn uit grote gezinnen.
Johanna
en Jan van Andel gaven graag gehoor aan die wens tot een groot gezin. Zij
kregen tussen 1911 en 1922 acht kinderen, van wie de laatst levende, de
ongetrouwde Marianne van Andel, in december 2009 op 91-jarige leeftijd stierf.
Zij is net als haar jongere zus Adriana (70), haar ouders en erg vroeg
gestorven broer Piet (18 jaar) begraven in het familiegraf op Oud Eik en Duinen
in Den Haag. De omvang van de familie zorgde er wel voor dat het gezin in 1928 moest verhuizen van
de Malakkastraat 67 (het pand werd te koop aangeboden voor 12.000 gulden) naar de
Riouwstraat 128.
Populierstraat
Dat
de verbouwde woonhuizen aan de Sweelinckstraat niet functioneerden – al wees
onderzoek later uit dat scholen gevestigd in een noodgebouw in plaats van een
schoolpaleis tot de beste scholen van het land behoorden – werd enkele jaren na
de start al duidelijk. Er bestaan prachtige anekdotes over de conciërge en de
gymnastiekleraar. Kortgezegd: beiden konden niet naar behoren hun werk doen.
Met de nieuwbouw kreeg de conciërge zijn eigen woning en de gymnastiekleraar
een eigen sportveld achter de school tussen Hanenburglaan en Ahornstraat (huur
400 gulden per jaar). Omdat op dat duinzand geen gras wilde groeien, werd de gemeente ingeschakeld om, op haar kosten, het veld geschikt te maken voor gymnastiek.
Christelijke symboliek aan de gevel: moeder met kind. Foto: Quietsong Production. |
Toch
duurde het tot 2 november 1923 voordat de
bouw van een school aan de Populierstraat voor een bedrag van 278.000
gulden werd aanbesteed aan de aannemers Groeneboom en Kolpa. Architect was
Hagenaar Thomas Anema, die veel lof kreeg toegezwaaid voor zijn krachtige
ontwerp. Vier jaar later zou hij
ook de tweede christelijke hbs in Den Haag, Zandvliet, vorm geven. Dat opnieuw
erg voorzichtig werd gehandeld blijkt uit de omvang. De school - met
conciërgewoning en rijwielbergplaats - die op een terrein van 4350 m2 werd
neergezet, paste, door het toepassen van vlakbouw, weliswaar perfect in de
(zich ontwikkelende) omgeving, maar bood met haar 14 lokalen slechts plaats aan
400 leerlingen. Dat leverde kritische geluiden op. Zo schreef het Haagse
dagblad Het Vaderland: ‘de school beschikt over de nieuwste snufjes zoals
centrale verwarming en elektrische verlichting. Bovendien zijn in de kabinetten
voor natuur- en scheikunde de nieuwste vindingen toegepast. Tegelijkertijd
echter moeten we constateren dat de nieuwe school nauwelijks groot genoeg is om
de leergierige jeugd te herbergen’.
De
krant suggereerde op dat moment dat er bij de (verwachte) forse groei
uitgeweken zou kunnen worden naar de achterkant van het gebouw. “Door de
afplatting op te heffen, kunnen er nog lokalen bij komen”, aldus Het Vaderland.
En dat is later ook gebeurd. De officiële opening vond – na het nodige
oponthoud onder meer door een staking - op 31 oktober 1925 plaats door de
minister van onderwijs, Rutgers. Hij sprak de wens uit dat “vele jongelieden
mogen worden gevormd met Gods hulp tot knappe, goede mensen’’.
Afscheid
Dat
Jan van Andel door zijn leerlingen op handen werd gedragen, blijkt bij zijn
vertrek in 1931. In mei benoemd tot rijksinspecteur der lycea werd er dat jaar
in twee etappes afscheid genomen. In juli was er een druk bezocht feest in de
aula aan de Populierstraat waarbij dr. K. Dijk als oud-voorzitter, de directeur
namens het bestuur een bureaustoel aanbod. Uit handen van Jan van Wageningen
kreeg hij, namens de leerlingen, een grammofoon. In september volgde een
bijeenkomst met oud-leerlingen. De aula bleek te klein. Na de opvoering van ‘De
Journalist’, waarin allerlei aardige herinneringen uit het schoolleven en leuke
toespelingen op personen en voorvallen zaten, kregen Jan en zijn vrouw Johanna
een volledige cassette tafelzilver en een album met namen van oud-leerlingen
aangeboden.
De kracht en wijsheid die
dit gevelbeeld uitstraalt,
gingen aan J.W. Mekking voorbij. Foto: Q.P. |
In
hoeverre het vertrek van drs. Jan van Andel echt vrijwillig was, is moeilijk te
achterhalen. Eind 1930 werd namelijk duidelijk dat penningmeester J.W. Mekking,
die voorzitter was geweest van de bouwcommissie van de hbs en tegelijkertijd
directeur-generaal was van de in Anti-Revolutionaire Partij-kringen zeer geliefde N.V.
Handels- en Landbouwbank, fraude en valsheid in geschrifte had gepleegd.
Volgens de boeken was er zo’n 700.000 gulden uitgegeven ten behoeve van onder meer de
christelijke hbs in Den Haag. De school wist van niets.
Mekking
verschuilde zich in eerste instantie achter de rijkssubsidie. Hij zou zijn
vergeten deze aan te vragen. Een aantal maanden later bleek echter, dat de
corrupte penningmeester zo’n 350.000 gulden had aangewend tot dekking van wat
ongelukkige grondspeculaties, maar dat bedrag had toegeschreven aan de hogere
burgerschool. De bank ging op 16 februari 1931 failliet. Tijdens de behandeling van
de zaak - waarbij Mekking, die ook lid was van de Commissie van Bestuur van de Gereformeerde Kerk Oost, uiteindelijk 1 jaar en zes maanden gevangenisstraf kreeg opgelegd, onder meer voor tweemaal gepleegde verduistering - werd de roep tot het ontslaan van het voltallige bestuur van de
christelijke hbs echter steeds luider. Algemeen werd aangenomen dat zij even
schuldig was als de penningmeester. Ze had namelijk onvoldoende opgelet.
Esperanto
Jan
van Andel wachtte niet af. Hij ging gretig in op de hem aangeboden functie van
inspecteur van de lycea. In dat werk, hem in 1937 opnieuw toegewezen, was hij
tijdens officiële gebeurtenissen vaak de vertegenwoordiger van de minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschap. Zo opende hij in 1933 het nieuwe gebouw van
het Internationaal Esperanto Instituut in Den Haag, werd in dat jaar voorzitter
van de Commissie voor rijks hogere burgerscholen, maar vormde (in 1940) ook een
commissie die onderzoek deed naar welke maatregelen moesten worden genomen om
de kans te vergroten op een aanstelling in een lerarenbetrekking voor jonge
officieren.
Heel
blij was hij met de aanstelling tot lid van de staatscommissie voor dramatische
kunst. Hij stond (in 1939) vierkant achter het idee van een aantal leraren
tekenen en kunstgeschiedenis en leden van de Federatie van Beeldende
Kunstenaarsverenigingen om schooljeugd nader met beeldende kunst in contact te
brengen. Onderzoek had uitgewezen, dat jongeren totaal geen interesse toonden.
En niet alleen op het gebied van beeldende kunst. Ook theaters maakten zich,
met de enorme groei aan grijze hoofden, zorgen. De vele discussies, die op
landelijke schaal volgden, leverden een aantal actiepunten op namelijk: het
organiseren van kleine tentoonstellingen in scholen, bezoek brengen aan musea,
maar ook aan ateliers. Het in klassen aanbrengen van boeiende en afwisselende
reproducties van meesterwerken en zelfarbeid in tekenen en boetseren. Tot een
officieel schrijven kwam het, dankzij de Tweede Wereldoorlog, niet.
In
1949 ging drs. Jan van Andel met pensioen. Zijn verdiensten vonden erkenning in
zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje Nassau en ridder in de Orde
van de Nederlandse Leeuw. Hij stierf, tien jaar na de dood van zijn vrouw, na
een langdurige ziekte op 7 februari 1958 in Den Haag. Hij was 73 jaar.
© Haags Nieuws Bureau 2012
© Haags Nieuws Bureau 2012