maandag 10 juli 2023

De koe

 

       De Koe

 

Verscholen op een wei bij een ziekenhuis. Ooit gekomen om zieke
 kinderen een plezier te doen.                                   Foto: Hans Piët 


De speelse schoonheid van mijn zijn

kan zonder aanmoediging veranderen in pijn.

Dat is omdat niemand mij kan aanschouwen

en zo de kleurrijkste fantasieën kan ontvouwen.

Dan komt al snel de vraag, wat doe ik hier?

gaat het om niet meer dan, voor de mooie sier.

Eerlijk gezegd is een prominente plek meer gepast

zal er naar mij worden gekeken als welkome gast.

Wellicht biedt zo’n nieuw stuk groen meer geneugten

staat eenieder daar wel te springen van vreugde.

Volop gezien worden is ook als koe wat telt

daarvoor ruimt zelfs de grootste cynicus het veld.

Jammer blijft, dat ik niet voluit kan loeien

om zo de omstanders nog extra te boeien.

Ik kan ze de vreugde geven die in mij leeft

en de kijker zo het gevoel geven dat hij zweeft.

Uiteindelijk ben ik voor die taak geschapen

en niet, naar het schijnt, nutteloos te staan slapen.

           

           © Haags Nieuws Bureau 2023

maandag 3 juli 2023

Granieten expressie

 

Granieten expressie met
blijvende zeggingskracht

door Hans Piët

DEN HAAG – Een bruggenbouwer. Daar kun je ’s-Gravenhage in velerlei opzicht niet van betichten. Dat er soms letterlijk geen andere keus is, heeft in de loop der tijden heel wat hoofdbrekens gekost. Op het stadhuis zijn burgemeester en wethouders, maar bijvoorbeeld ook gemeentelijke organisaties als gemeentewerken en Bouw- en Woningtoezicht altijd heel dankbaar geweest dat er in de stad maar weinig open water is te vinden en er relatief dus weinig is te overbruggen. Tegelijkertijd leert de geschiedenis, dat bij die vaak zo belangrijke beslissing, er veelal jaren overheen gingen voordat de knoop definitief werd doorgehakt.
Opmerkelijk om te mogen constateren is dan dat in een economisch zware tijd er een brug tevoorschijn komt die nu nog altijd als een toeristische trekpleister geldt. Het gaat om een van de vijf overspanningen over het Afvoerkanaal namelijk die in de Laan van Meerdervoort. Dat hij een onweerstaanbare charme heeft gekregen, is te danken aan de op 10 juni 1890 in Haarlem geboren Dirk Johannes Wolbers. Wie zijn beeld van een overstekende moeder met haar twee kinderen bekijkt, zal constateren dat de kunstenaar erin is geslaagd om het hoofd van de vrouw een liefdevolle, beschermde blik mee te geven, terwijl beide kinderen een speelse onbevangenheid tonen. Misschien is het dan niet zo vreemd dat bij een aanblik er spontaan wat rijmelarij komt bovendrijven:

Een brug met karakter kom je in de Hofstad zelden tegen
de oorzaak is, dat andere aspecten zwaarder wegen.
De doorstroming van het verkeer speelt daarbij een rol
eist om die reden van de gemeente vaak een zware tol.
Is het efficiëntie of schoonheid die dient als rode draad
bij het stellen van deze toch steeds weer kostbare daad.
Zo is er de afweging hoe de toekomst te beschouwen
haar gedachteloos te negeren of er volop aan te bouwen.
Bij het Verversingskanaal komen veel aspecten samen
wat iedere voorbijganger zonder aarzeling zal beamen.
Ondanks zijn bejaarde leeftijd van bijna honderd jaar
raken de jaren ‘30-elementen nog altijd de juiste snaar.
Daarbij is de oplettende moeder een centraal gegeven
met het bieden van veiligheid aan haar kroost als streven.
Echt eenvoudig is dat niet met de toename van verkeer
en steeds vaker de vraag weerklinkt ‘wie is hier de heer?’
Zonder Dirk Wolbers was die expressie er nooit gekomen
had de oversteek zich geschaard onder verloren dromen.
Nu biedt hij aan tram, auto en passant de juiste sporen
terwijl de stadse omgeving onverminderd blijft bekoren.
 
De geschiedenis van deze overkluizing houdt nauw verband met de in Goedereede geboren grootgrondbezitter Cornelis Goekoop Davidszoon (22 april 1819). Na zijn komst naar ’s-Gravenhage bezorgt hij, met zijn vooruitziende blik, de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij in 1884 een stuk grond aan wat nu de Conradkade is. Hierdoor kan de verbinding Den Haag – Scheveningen tot stand komen. Vervolgens sluit hij op 28 juli 1885 bij notaris Wilhelmus Johannes Eikendal een overeenkomst met de gemeente. Burgemeester Jacob Gerard Patijn, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Officier van de Leopoldsorde van België, zijn wethouders en raadsleden zijn dan al zo’n vier jaar in overleg hoe zij de stankoverlast van de grachten in het centrum kunnen bestrijden. Er wordt een plan tot waterverversing bedacht waarin Johan van der Vegt, hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat der provincie Zuid-Holland een hoofdrol speelt. Verschillende scenario’s passeren de revue, waarbij uiteindelijk wordt besloten tot oppompen en afvloeien.
 
Stoomgemaal
 
Hiervoor is nodig om ten zuidwesten van de Meerdervoortse straatweg op korte afstand van de geprojecteerde stoomtramweg naar Scheveningen een stoomgemaal te plaatsen. De machine (kosten: 24.290 gulden / € 11.022) zal bestaan uit twee direct werkende centrifugaal pompen om zo twintig uur per etmaal 200.000 m3 water te verzetten. Het Haagse grachtenwater zal naar het stoomgemaal worden geleid door de bestaande vaart naar en langs de Gemeentelijke Gasfabriek aan de Gaslaan en vandaar door een te graven kanaal naar strandpaal 102 en de zee. Van der Vegt meent dat na enige tijd in werking ook de bodem van de grachten verbetering zal laten zien. ‘Of het voldoende is, moet de toekomst leren’. Om de medewerking te krijgen van Hare Koninklijke Hoogheid de Groot Hertogin van Saksen is geen probleem. Zij staat kosteloos de benodigde grond van haar Sorghvliet-domein af. Dat geldt niet voor Cornelis Goekoop. Hij vraagt vier gulden per centiare en dan lopen de kosten flink op als het gaat om een stuk grond van 1 hectare, 26 are en 83 centiare. Samen met de andere werkzaamheden die nodig zijn, komt Van der Vegt op een bedrag van zo’n 600.000 gulden (€ 272.268) voor de aanleg van het kanaal. Om die reden worden er drie alternatieven overwogen. Een ervan is de bestaande Afzanderijvaart (gelegen langs de Waldeck Pyrmontkade) te gebruiken en hem vervolgens door het terrein van Hare Koninklijke Hoogheid te laten lopen. Een tweede optie is om vanaf de Gasfabriek terreinen van verschillende eigenaren die aan de noordoostzijde van de Beeklaan liggen, op te kopen. Een derde mogelijkheid is hem een meer zuidwestelijke richting te geven.
Wanneer de rekenmeesters hun werk hebben gedaan, blijkt de Goekoop-optie, met zo’n tweehonderd gulden per strekkende meter, de beste. Een belangrijk element daarin is, dat het kanaal de richting van de spoorbaan van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij kan volgen en dus vrijwel in een rechte lijn naar zee kan worden gebracht. Alleen bij Houtrust is er een kleine ‘niet hinderlijke’ ombuiging. Voordeel is tevens dat hij met een breedte van twintig meter kan worden gebruikt als scheepvaartkanaal met een route van de geprojecteerde haven in Scheveningen naar de grachten en andersom. Onderhandelingen met Cornelis Goekoop Davidszoon resulteren in een overeenkomst die beide partijen behaagt. De as van het kanaal komt te liggen op zo’n 80 meter ten westen van de in aanbouw zijnde tramweg. Tussen die spoorbaan en het kanaal wordt een twaalf meter brede straat geprojecteerd. De aanleg en het graven van het kanaal is voor rekening van de gemeente. Daarbij wordt de gewonnen grond kosteloos aan Goekoop geleverd. Hij kan daarmee deels zijn stratenplan voor Duinoord en de aanleg van het plein in zijn brugplan uitvoeren. Voor de overspanning zal, vanaf het centrum komend, een station worden gebouwd. Zolang die bestrating niet is voltooid, is hij verantwoordelijk voor het onderhoud. Zijn de werkzaamheden gereed dan worden de straten kosteloos overgedragen aan de gemeente. Tegelijkertijd met het graven van het kanaal neemt de plaatselijke overheid de verplichting op zich tot de bouw en het onderhoud van een brug als verlengde van de Saxen Weimarstraat. Zij heeft daar de keuze tussen een vaste overspanning met een breedte van twaalf meter of een beweegbare overgang met een minimale breedte van zes meter. Hij mag in hoogte en in wijdte niet minder zijn dan de brug in de Meerdervoortse Laan over de Afzanderijvaart. Bij notaris Eikendal onderschrijft de gemeente ook de verplichting tot het maken en onderhouden van een overkluizing over het kanaal in de Laan van Meerdervoort. Hij moet zodanig worden gebouwd dat hij voor spoorwegverkeer geschikt is. Vastgelegd wordt, dat het gaat om een spoorbaan normaal profiel om zo in directe verbinding te kunnen komen met de spoor- en tramweg van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. Daarbij krijgt Goekoop of zijn erfgenamen de vrijheid om, in samenspraak met de gemeente, op eigen kosten in ‘zijn’ straten spoorbanen aan te leggen en te onderhouden die aansluiten op de brug in de Laan van Meerdervoort. Wel krijgt hij de opdracht alle sloten op het terrein te dempen. In juli 1887 is de oversteek een feit, al moet het tramdeel dan nog worden aangelegd.
Waar de gemeenteraad geen rekening mee heeft gehouden, is het snel toenemende verkeer. Het zorgt er al in 1891 voor dat Hagenaars beginnen te klagen. ‘De Laan van Meerdervoort als  brede boulevard wordt plotsklaps versmald tot de helft van haar breedte omdat er over de sloot die de straat doorsnijdt een bruggetje uit onbebouwde tijden is blijven liggen’, aldus een van de rekwiranten. Vervolgens dienen 96 bewoners bij de raad een verzoek in de breedte van de brug aan te passen aan de straat. Het antwoord is kort en krachtig; ‘Er zal op de begroting geen cent voor worden uitgetrokken’.
En dat is misschien niet
Werktekening waarbij te zien is hoe de nieuwe trambaan (boven) aan de
 'Scheveningse' kant van de brug wordt geprojecteerd.     Tekening: HGA 
zó vreemd voor wie
bedenkt dat voor de bouw van kanaal, bruggen en andere werkzaamheden
een lening moest worden afgesloten. Het betekent
een verzwaring van de gemeentebegroting met 65.390 gulden (€ 29.673) gedurende 41 jaar.
 
Elektrische tram
 
Dat er toch redelijk snel geld moet worden vrijgemaakt voor een nieuwe brug, heeft deels met de kwaliteit van de oude te maken. In 1904 wordt duidelijk dat de onderbouw te zwak is om een elektrische tram te dragen. Het leidt, na voordrachten op 30 juni en 4 juli, op 1 augustus 1905, tot het besluit een aparte trambrug te ontwerpen die aansluit aan de oversteek voor het gewone verkeer. Op die manier ontstaat er een geheel. ‘Daarbij maken we van de gelegenheid gebruik om, in overeenstemming met de commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigendommen, het profiel van de bestaande brug te wijzigen ten einde voor het gewone verkeer de hoognodige verbreding te verkrijgen’, aldus burgemeester Emile Claude baron Sweerts de Landas Wyborgh. Hij meent dat dit kan geschieden door het thans ongebruikte deel, waarop de spoorbaan ligt, bij de overspanning voor het gewone verkeer te trekken en deze te verbreden tot aan en in aansluiting met de nieuwe trambrug. Besloten wordt de ombouw in eigen beheer uit te voeren, nadat een overeenkomst met de dijkgraaf en het Hoogheemraadschap Delfland – kort gezegd: de zorgdragers van ons water – tot stand is gekomen. Zo moet er onder meer water worden gedempt. De kosten voor de trambrug, die deels worden gedragen door de Haagsche Tramweg Maatschappij zijn 19.900 gulden (€ 9.030). Aanpassingen aan het brugprofiel voor gewoon verkeer bedraagt 10.900 gulden (€ 7.668). Het maken van het bovendek komt neer op zo’n 1300 gulden (€ 590). Besloten wordt het geld uit verschillende posten op de gemeentebegroting van 1905 te halen. Zo wordt volgnummer 200; het verruimen van straten en het afronden van hoeken verhoogd met 9600 gulden en zal volgnummer 234; de aanleg van het elektrische tramwegnet, stijgen met 19.900 gulden. Voor het werk kan aanvangen, moet de met Goekoop gesloten overeenkomst worden ontbonden. Adriaan Eliza Herman Goekoop, zoon van de op 17 januari 1890 overleden Cornelis, doet er niet moeilijk over. Na eerdere toezeggingen wordt op 13 juni 1906 bij notaris Pieter Cato Louis Eikendal de akte opgemaakt en ondertekend die de gemeente ontslaat van al haar verplichtingen. Ondertussen is door ingenieur Frederic Charles Jean van den Steen van Ommeren, op 28 september 1875 geboren in Padang (Indonesië), hard gewerkt aan de te gebruiken constructie. Op 13 mei 1905 komt vast te staan dat de brug een breedte krijgt van 27,50 meter. De twee stoepen nemen elk 3,43 meter in beslag. De rijbaan voor auto’s wordt 14,86 meter, terwijl de trambaan (enkel spoor) een breedte krijgt van 5,75 meter. Dat er onder leiding van directeur Gemeentewerken ir. Jan Lely is gekozen om de trambaan, vanuit het centrum komend, aan de rechterkant van de oorspronkelijke overkluizing te leggen, is niet echt slim. Het betekent dat auto en fiets, na de opening op 8 februari 1906, zowel voor als na de brug de tramsporen moeten kruisen, maar ook dat de tram richting centrum even het linkerdeel van de weg berijdt.
 
Andere aanpak
 
Het is reden om begin jaren dertig van de vorige eeuw, bij de vraag naar een nieuwe overkluizing van het Afvoerkanaal in de Laan van Meerdervoort, voor een andere aanpak te kiezen. Op de tekeningen lopen de tramsporen nu in een eigen baan rechtdoor en is het autoverkeer er links en rechts van gesitueerd. De totale breedte van de brug is 31 meter. Daarvan nemen de tramsporen elk 4 meter in beslag, bestaat de rijweg aan weerszijden uit twee keer acht meter, terwijl voor de twee trottoirs elk 3.50 meter is uitgetrokken. De doorvaartwijdte wordt aangepast aan de andere bruggen over het Verversingskanaal namelijk 16 meter bij een diepte van 2.25 meter. De grotere overspanning maakt een verhoging van het dek met 45 cm nodig. De kosten van de nieuwe oversteek worden begin 1935 geschat op 230.000 gulden (€ 104.370). In dit bedrag is begrepen de bijdrage van 25.000 gulden
(€ 11.345) aan de HTM. Zij is genoodzaakt haar lijnen 3 en 3A zo'n 210 dagen te laten omrijden via de Groot Hertoginnelaan en de Waldeck Pyrmontkade naar de Laan van Meedervoort en omgekeerd.
                                                                                                                      Bovendien moet de dubbele
Maquette van de brug over de Laan van Meerdervoort zoals hij aan het
begin van de jaren dertig wordt bedacht. Foto: HGA                              
kruising met de Conradkade worden vernieuwd. Eigenlijk willen burgemeester en wethouders voor deze forse ingreep geen budget vrij maken. De economische depressie is in de kern het probleem. Het is reden om verbeteringen dan wel nieuwbouw steeds opnieuw uit te stellen. Zo pleiten Leonardus Franciscus Guit (Roomsch Katholieke Staatspartij), Willem Eijmers (Liberale Staatspartij) en Lambert Louis Emile Eugene Marie Moonen (Algemene Roomsch Katholieke Ambtenarenvereniging) al in november 1930 om snel tot actie over te gaan. Eijmers benadrukt tijdens die gemeenteraadsvergadering dat de brug niet meer voldoet aan de eenvoudigste verkeerseisen. Hij vraagt bij een nieuw plan volle aandacht te schenken aan de ligging van de tramsporen. Bij Moonen, die vlak bij de brug woont, druipt de dramatiek er vanaf wanneer hij zegt: ‘Eigenlijk kan er geen dag en geen nacht meer worden gewacht. De toestand is levensgevaarlijk. Als het zo blijft als nu, is er vandaag of morgen een mensenleven te betreuren’.
Moonen blijft aandringen. Op 4 januari 1933 benadrukt hij nogmaals, middels een motie die het niet haalt, de urgentie, maar laat ook weten het een uitnemend object voor werkverruiming te vinden. Hij meent dat er geld genoeg is en anders tegen een lage rente te krijgen. ‘Wegens de goedkoopte der materialen zal de brug nooit op een beter tijdstip dan nu kunnen worden gebouwd’. Michel Joëls jr. (VVD) vraagt ook om spoed. ‘De brug is al een jaar of zeven, acht aan de orde. Een voorstel en een maquette zijn gereed. Hoe is het mogelijk dat B&W de noodzakelijkheid van de brug niet inziet’. Een teleurstelling volgt, want de wethouder van Financiën en Openbare Werken, Willem Drees (SDAP), verklaart opnieuw ‘dat dit werk geen vooraanstaande plaats zal krijgen op de lijst van uit te voeren werken’. Raadslid Eijmers maakt al het tumult niet meer mee. De bekende voetbalscheidsrechter overlijdt in september 1932 op 46-jarige leeftijd aan zijn verwondingen na een auto-ongeluk in Zevenaar.

Overstag

Dat het college van Burgemeester en Wethouders uiteindelijk overstag gaat, heeft met een door haar geïnitieerd onderzoek te maken dat verband houdt met de nieuwe voorschriften voor het ontwerpen van stalen bruggen. Daarbij zijn alle Haagse overspanningen onderzocht en is gebleken dat de ouderdomsverschijnselen van de brug in de Laan van Meerdervoort zo ernstig zijn, dat uitstel onverantwoord is. Het schrijven meldt dat de uitkomst zeer ongunstig is. ‘De onderbouw van deze brug voldoet ternauwernood aan de eisen voor de laagste klasse. In deze klasse D worden bruggen ingedeeld bestemd voor lichte voertuigen’, laat directeur Gemeentewerken en coördinator van het onderzoek, ir. Willem van der Vegt, weten. ‘Deze brug zou, gezien de verkeerstoestand die met de dag ongunstiger en onhoudbaarder wordt, minstens ingedeeld moeten worden in klasse B. Hiertoe behoren de bruggen in hoofdverkeerswegen die, bij uitzondering, ook zeer zware wagens kunnen dragen. Het houten onderdek voldoet zelfs niet aan een brug van klasse D. Gevolg, je kunt dit dek onder het gewicht van een gewone personenauto zien doorbuigen. Verder blijkt de brug ontoelaatbaar slap van constructie. Bij belasting treden trillingen op die op den duur de toch al onvoldoende soliditeit van deze brug nog zullen

De nieuwe brug. Het beeld zal op het rechter landhoofd worden geplaatst.  Tekening: HGA



verminderen’. Het is reden voor burgemeester en wethouders om het eerste ontwerp van 9 november 1931 weer uit de kast te halen. Het vormt de basis voor de nieuwe brug die esthetisch wordt verzorgd door de op 28 april 1885 in Purmerend geboren gemeente-architect Antoon Pet. De technische leiding komt in handen van de op 26 december 1892 in Müglitz (Duitsland) ter wereld gekomen ingenieur van Gemeentewerken Friedrich Rudolf Baumgarten. Voor daadwerkelijk aan de bouw kan worden begonnen, moeten er nog wat hobbels worden genomen. Daarbij  stelt de toestemming van Gedeputeerde Staten, in vergelijking met de HTM-onderhandelingen, niets voor. Het plan voor vernieuwing stamt immers al uit 1931. In dat jaar is de gemeente met de vervoerder om tafel gaan zitten. De overeenkomst die dat oplevert, leert dat de Haagsche Tramweg Maatschappij voor elke dag dat er moet worden omgereden 100 gulden zal worden betaald. Als aandeel in het vernieuwen van de dubbele kruising op de Conradkade is een bedrag van 3000 gulden uitgetrokken. Maar, tijden veranderen. ‘Wij achten het billijk, in verband met de belangrijke daling van alle prijzen sindsdien, ook deze bedragen thans te verlagen en wel met dertig procent’. Het betekent dat de gemeente 70 gulden
(€ 31,76) per dag uittrekt voor het omrijden. Voor de nieuwe kruising met Lijn 11 wordt 2100 gulden 
(€ 952,94) gereserveerd. ‘Deze bedragen zijn gerechtvaardigd, omdat de bestaande trambrug die geen gebreken vertoont, eigendom is van de HTM, welk bezit zij thans zal afstaan aan de gemeente’, aldus burgemeester Salomon Jean René de Monchy. De maatschappij gaat, na nog wat felle discussies en praten, akkoord. Een andere hobbel is het overleg met de dijkgraaf en het Hoogheemraadschap Delfland. Zo moet, om de brug over het Afvoerkanaal te vernieuwen, 205 m2 boezemwater worden gedempt. Om dat mogelijk te maken is het optrekken van tijdelijke afdammingen en hulpwerken nodig. Zij moeten zodanig worden geplaatst dat tijdens de uitvoering van het werk een doorstromingsprofiel beschikbaar blijft van tenminste tien meter bij een diepte van 2.25 meter. Waarnemend dijkgraaf Jan Margarethus van der Schalk is streng in zijn eisen en voegt er aan toe dat de uitvoering binnen anderhalf jaar gereed moet zijn. ‘Zonder achterlating van paalstompen, grondspecie of andere vernauwingen of verdiepingen in het boezemwater’. De goedkeuring volgt op 6 september 1935.

Steuntrekkers

In de aanloop naar de werkzaamheden spelen niet alleen de financiën een centrale rol. Even belangrijk is om steuntrekkende Haagse werklieden aan een 40-urige werkweek te helpen. Bij het benaderen van een tiental betrouwbare firma’s gaat het dan ook met name over werkgelegenheid. Het door de bedrijven te verdienen bedrag hangt nauw samen met die steuntrekkers. Zo is er gekozen voor een tweeledige inschrijving: een onder de verplichting 75% en een onder de verbintenis 85% van de arbeiders uit de Haagse steuntrekkende werklozen te kiezen. Als het financiële raadsbesluit op 8 oktober 1935 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, kunnen bouwers daadwerkelijk worden benaderd. Wat daarbij nog even speelt, is voor welke constructie er moet worden gekozen. ‘In aanmerking nemend dat geklonken constructies en lasconstructies bij de tegenwoordige stand van de techniek als gelijkwaardig zijn te beschouwen en het prijsverschil hier van overwegende invloed is, komt de laagste inschrijver het meest in aanmerking’, aldus directeur Gemeentewerken Van der Vegt. Het betekent dat het werk aan de bovenbouw der brug wordt uitgedeeld aan nv De Vries Robbé & Co uit Gorinchem. Zij gaat lasconstructies gebruiken in een 40-urige werkweek waarbij 75% steuntrekken-de Haagse werklieden worden gebruikt. De kosten zijn 42.900 gulden (€ 19.467). Triest is dat bij die werkzaamheden een man overlijdt. Het is de machinebankwerker Gerardus Hendricus Ravestein uit de Van Mierisstraat 63. Hij valt in oktober 1936 bij een transport van materiaal voor de nieuwe brug van een schuit in het Afvoerkanaal en verdrinkt. De onderbouw wordt gegund aan de nv Aannemers 

Tekening van de brug met rechts de trap naar het inmiddels gesloten urinoir.                Tekening: HGA














Maatschappij v.h. P. A. van Wijnen uit Dordrecht voor 79.400 gulden (€ 36.030). Zij maakt ook gebruik van 75% steuntrekkers. Burgemeester en wethouders beslissen om tijdens de bouw de brug niet af te sluiten. De enige die er tijdelijk niet overheen mag rijden is de tram. Het eerst wordt het noordwestelijk deel aangepakt, zeg maar de Scheveningse kant van de brug. Tijdens dat werk wordt het verkeer over de oude overkapping geleid. Wanneer vervolgens de trambaan klaar is, wordt het zuidoostelijk deel onder handen genomen. Dat er weinig geld is, wordt duidelijk bij de opgangen aan beide kanten van de brug. ‘De keibestrating zal voorlopig niet worden vervangen door asfaltering’, aldus ir. Baumgarten. ‘Met het oog op de kosten, die moeten komen uit de kapitaaldienst van de gemeentebegroting, is hiervan voorlopig afgezien’.

Urinoir

Tegelijkertijd lijkt de gemeente niet echt terughoudend in het openen van haar portemonnee. Zo reageert ze positief op een brief die de weduwe Carolina Johanna Clara Kuipers Degent, woonachtig aan de Conradkade 79, op 28 augustus 1934 naar burgemeester en wethouders stuurt. Zij pleit daarin voor het verplaatsen van het urinoir aan de Conradkade. ‘Het denkbeeld van de adressant om in het
ontwerp van de nieuwe brug een onder-
'De aanleg van een ondergronds urinoir bij de brug verdient
om esthetische redenen aanbeveling'.          Tekening: HGA 
gronds toilet op te nemen ter vervanging van de waterplaats op het trottoir van de Conradkade verdient om esthetische redenen aanbeveling ’, aldus ir. Willem
van der Vegt. ‘Niet alleen hierdoor zal
een storend element in de nabijheid van
de naar het noorden toe te verbreden brug verdwijnen maar zal tevens een steen des aanstoots worden weggenomen voor de bewoners van de Conradkade. Hierover is reeds meermalen geklaagd’, voegt de directeur Gemeentewerken er aan toe.
Het urinoir (met een duidelijke jaren
’30-signatuur ‘Mannen’) wordt
aangelegd bij de oostelijke vleugelmuur van de brug, liggend onder het smalle plantsoentje tussen deze muur en de baan van Lijn 11. De gemeente noemt het, ondanks de kosten van 2700 gulden, een sterke verbetering omdat de - inmiddels gesloten - waterplaats dicht aan een hoofdverkeersweg ligt. Een ander opvallend element aan de in graniet uitgevoerde brug is het beeld van de vrouw met twee kinderen. Het initiatief voor het aanbrengen hiervan is terug te voeren naar Antoon Pet. Hij heeft bij de eerste ontwerpplannen ter vernieuwing van de overkluizing aangegeven een extra verfraaiing in de vorm van een beeldhouwwerk als aanwinst te zien. Pet krijgt daarbij steun van architect Machiel Vrijenhoek. De wethouder van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, die zich regelmatig ophoudt met kunstenaars middels onder meer Pulchri Studio en het Schilderkundig Genootschap, meent dat in het kader van de werkverruiming beeldhouwers, van wie er maar weinig in ’s-Gravenhage vertoeven, niet over het hoofd mogen worden gezien. Het leidt in november 1930, tijdens een raadsvergadering, nog tot een discussie. De uitkomst daarvan is ‘dat niet alle bruggen in aanmerking komen voor enige versiering. Die beoordeling houdt nauw verband met de constructie en de omgeving’. Dat neemt niet weg dat er tussen 1935 en 1940, ondanks de financiële krapte, op bruggen die worden vernieuwd of gerenoveerd op onder meer het Vaillantplein, de Herengracht, de Lijnbaan en de Prinsessegracht werken komen te staan van beeldhouwers zoals Cory Franszen Heslenfeld, ir. Ferdinand Hendrik Warnaars, Albert Termote en Dirk Bus. Het gaat om zo’n twaalf werken. Voor de brug in de Laan van Meerdervoort krijgt Dirk Johannes Wolbers de opdracht. Hij heeft op dat moment naam gemaakt met de zeven beelden die in 1920 voor
                                                                                    het stadhuis in Rotterdam zijn neergezet, maar ook
Het in klei uitvoerde beeld.                Kaart: HGA
    met het twee jaar later vervaardigde watersnood-        aandenken in Kloosterzand. Later is er een Politie-      monument ter nagedachtenis aan de leden van het
    Haagse politiekorps (1950), een verzetsmonument
    in Deventer, waarvoor hij het model (een man)
    vervaardigt (1958), een rijksmunt met De Ruyter        om het 350ste geboortejaar van de admiraal te            vieren (1957), maar ook een in brons gegoten              monument voor Maarten Harpertszoon Tromp aan      de boulevard van Scheveningen (1957). Hij komt        op 22 september 1957 op tragische wijze in                  Voorschoten om het leven tijdens een verkeers-            ongeval met zijn auto. De andere beeldhouwer             die zich bij de brug mag gaan uitleven is de op 19       september 1882 in Vrijenban (tegenwoordig onderdeel van Delft) geboren Johannes Petrus Hendricus van Lunteren (roepnaam: Joop). Hij heeft in 1932 van zich doen spreken met zijn werk voor een nieuwe brug tussen de Herengracht en de Bezuidenhoutseweg. Vooral zijn gebeeldhouwde pilaster aan de zijde van de Bossloot oogst veel lof. Daarbij speelt het thema een belangrijke rol namelijk prins Maurits in onderhandeling met baljuw en magistraat over het graven van een singel om plunderaars buiten te houden. Bij de overkluizing in de Laan van Meerdervoort is Joop verantwoordelijk voor de vleugels van de borstwering aan de Scheveningse kant. Hij heeft een tweetal kinderfiguren bedacht. Daarbij houdt het meisje, gesitueerd aan de Suezkade, een pop in haar handen en ligt een konijn aan haar voeten. De schets van de jongen, die aan de Conradkade moet komen, is nog niet gereed. Echt blij is de Schoonheidscommissie er niet mee, maar wil de werken op basis van wat foto’s niet afkeuren. Van Lunteren kiest er uiteindelijk voor het meisje een konijn te laten vasthouden, terwijl de jongen mag spelen met zijn van een klomp gemaakte zeilbootje. De granieten beelden worden op 8 juni 1937, onder grote publieke belangstelling, geplaatst. Jammer blijft dat ook in die tijd de beschaving al ver te zoeken is, want nog voor de
officiële opening van de brug op 29 september 1937 is zijn neus door vandalen zwart gemaakt en 
beschadigd.

Het kleimodel van het meisje.            Foto: HGA
Kinderspeelgoed

Het vervaardigen van het ruim twee meter hoge beeld van Dirk Wolbers neemt meer tijd in beslag. Dat komt omdat, voor het kan worden uitgevoerd, verschillende partijen er hun goedkeuring aan moeten geven. Een ervan is burgemeester en wethouders. Zij laten op 20 februari 1936 weten dat het beeldhouwwerk tot een bedrag van 5400 gulden (€ 2450,-) kan worden aangebracht. ‘Wij kunnen ons verenigingen met het ontwerp behoudens de twee auto’s. Deze schijnen het gevaarlijke verkeer te moeten symboliseren doch maken, door de geringe afmetingen en de plaats waar ze zijn aangebracht, eerder de indruk van kinderspeelgoed’, aldus burgemeester Salomon de Monchy. Daarmee onderschrijft hij de kritiek van de Schoonheids-commissie. Die leden veranderen in maart 1936 van gedachten na het bezichtigen van het in gips uitgevoerde beeld op ware grootte en een nadere toelichting door Wolbers in zijn atelier aan de Mesdagstraat 55. Vanaf dat moment steunt de commissie de symboliek van beide auto’s, die scherper zijn neergezet. Het enthousiasme spat er vanaf als de vier leden beschrijven hoezeer de verkeersveiligheid hier tot uitdrukking wordt gebracht. In een volgende brief aan de directeur Gemeentewerken laten ze weten: ‘Het westelijk landhoofd van de brug leent zich uitstekend voor het aanbrengen van enig monumentaal beeldhouwwerk. Deze hoofdgroep zal aan de brug een voornamer cachet geven en strekken tot verfraaiing van het stadsbeeld op dit drukke verkeerspunt’. Wel vraagt de commissie aandacht voor het plaatsen. ‘De vier hoekpijlers van de de borstwering zijn op gelijke wijze afgedekt door vrij sterk sprekende koepelvormige afdekstukken. Wanneer het beeld nu zonder sokkel
                                           wordt geplaatst, maken de andere drie hoekstukken de indruk vergeten te 
Jongen met zijn klomp.
   zijn’. Wolbers heeft vooralsnog meer interesse in de afwerking van zijn             beeldhouwwerk. Van zijn kleine ontwerp in klei is een groot gipsafgietsel         gemaakt dat zal worden gebruikt voor het in Silezisch graniet uit te voeren
   beeld. Dit uithakken is uitbesteed aan de in Scheveningen wonende
   beeldhouwer Hendrik Maurits Hagedoorn. Dat het graniet in deze crisistijd
   moeilijk is te krijgen, zorgt voor behoorlijk wat oponthoud. Gevolg is dat de
   gemeenteraad besluit niet te wachten met het openstellen van de brug tot het
   beeldhouwwerk gereed is. Daarvoor is het een te belangrijke verkeersader
   tussen het westen en het oosten van de stad. Vanaf 15 december 1936 maken
   voertuigen, trams, fietsen en voetgangers gebruik van de nieuwe brug. De
   officiële opening, middels de onthulling van het beeld, vindt pas plaats op 29
   september 1937. Om vier uur in de middag mag ir. Louis Jean Marie Feber,
   wethouder van Openbare Werken onder grote belangstelling het witte doek
   verwijderen. Er zijn zoveel mensen aanwezig, dat hoofdinspecteur van
   politie Marinus Dulfer er aan te pas moet komen om het verkeer normaal te
   laten doorstromen. Ir. Feber memoreert nogmaals waarom de nieuwe brug
   zo lang op zich heeft laten wachten en spreekt waarderende woorden tot hen die aan de voorbereiding en de uitvoering hebben meegewerkt. Hij benadrukt opnieuw dat burgers zichzelf en anderen dienen te beschermen tegen het drukke verkeer en noemt het beeld ‘een krachtige uiting van deze intentie’. Vervolgens krijgen alle genodigden in het Corner House een thee aangeboden.

© Haags Nieuws Bureau 2023