Een schietinrichting
in de achtertuin
door Hans Piët
Den Haag - Dat de Haagse samenleving er in 1902 anders uitziet,
wordt op een fraaie manier geïllustreerd met de aanvraag, die in Scheveningen
wordt gedaan voor de aanleg van een schietinrichting in de achtertuin. Zou hij
nu bij de Haagse gemeente worden ingediend, dan werd hij onmiddellijk terzijde
geschoven. De geschiedenis leert, dat diezelfde ambtenaren aan het begin van de
vorige eeuw ook niet stonden te juichen, maar de vergunning werd, ondanks
bezwaren van vooral de buren, toch verstrekt.
Nu is het wel zo, dat er niet al te veel mensen met plannen in die richting hebben rondgelopen. Wie de Haagse archieven doorspit, leert dat het beperkt is gebleven tot twee aanvragen. De eerste is van de commanditaire vennootschap Weduwe J. C. Wolff en co. Haar bedoeling is een schietinrichting op te richten in de Papestraat 32, maar krijgt daarvoor van burgemeester en wethouders van Den Haag geen toestemming. Later dat jaar, in december 1902, wordt bij de Raad van State, de afdeling voor Geschillen van Bestuur, een nieuwe poging ondernomen, maar ook die mislukt. Het andere verzoek, ingebracht door de op 21 februari 1874 in Rotterdam geboren Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke, wordt wel toegestaan. Behalve een beter plan kan hij zich zo’n baan niet alleen financieel gemakkelijk veroorloven, hij heeft er ook alle ruimte voor. Sterker nog, om zijn buren in eventuele protesten voor te zijn, koopt hij, voordat zijn architect Frederik Arnold Koch het plan op 23 oktober 1902 indient, al het nog niet bebouwde terrein rond zijn villa Pepita aan de Scheveningseweg 51 (AK498). Hij woont daar met zijn vrouw Charlotte Emilie Horstmann en zijn twee dochters Theodora Emilie en Jacoba. Op 1 april van dat jaar betaalt hij f 38.420,50 (17.434 euro) aan Caesar Voûte en Jan Daniel Adrianuszoon Ruijs voor het naast zijn domein gelegen AK499 en AK500. Een maand later koopt Abraham van Adriaan Eliza Herman Goekoop het schuin achter zijn pand, aan de Johan van Oldenbarneveldlaan gelegen AK599 voor f 24.216 (10.989).
Dat Van Hoboken van Hoedekenskerke kiest voor zo'n schietinrichting binnen loopafstand, heeft met twee zaken te maken: zijn
Van Hoboken van Hoedekenskerke tijdens zijn zestigste verjaardag. Hij heeft zojuist een auto als cadeau gekregen. Foto: archief |
steeds nieuwe aantrekkelijk-heden te bedenken, waar-door de
belangstelling voor de ruitersport in de eerste helft van de vorige eeuw snel
toeneemt. De druk bezochte wedstrijden in Meijendel, maar bijvoorbeeld ook op
landgoed Voorlinden in Wassenaar zijn sprekende voorbeelden. Ze worden
afgewisseld met jachtritten in bijvoorbeeld de Westduinen. Probleem is wel, dat
er in de loop der jaren steeds vaker naar nieuwe terreinen moet worden gezocht
omdat een groeiend aantal duinen met prikkeldraad wordt afgezet. Van Hoboken brengt
in 1928 dan ook een woord van dank aan alle grondeigenaren die de Z. H. J. V.
in de gelegenheid stellen de jachten over hun terrein te laten rijden. “Zonder
hun medewerking zouden die ritten in Den Haag absoluut onmogelijk zijn”.
Abraham besluit het werk van zijn vader voort te zetten met paarden
met namen als Billiton, Golden Fruit, Bathing Woman, Lonely Isle en Sea Voyage.
In de loop der tijd, wanneer er sprake is van een groeiend Haags succes op
concoursen, neemt hij de volbloedfokkerij van baron Van Brienen, die op
Clingendaal woonde, over en begint hij een stoeterij in Rijswijk.
Ondertussen komen er allerlei func-
Met deze tekening probeert de gepensioneerd kapitein Frans van Giessen aan te tonen hoe fout het met de schietinrichting kan aflopen. Tekening: archief |
Een bijzondere prestatie
volgt in maart 1938 wanneer hij het voor elkaar krijgt om het hippische
sportfeest een speciale glans te geven. Hij bereikt dat door de eerste
overdekte show in Nederland te organiseren. Deze vormt tevens de opening van de
rij officiële concoursen van het seizoen. Beschreven als de expert op
concoursgebied kost het Abraham weinig moeite de ijsbaan van de Houtrusthallen
daarvoor ingericht te krijgen. Het wordt een driedaags festijn, gehouden op 8,
9 en 10 april, waarbij ook de Koninklijke familie haar gezicht laat zien.
Haagse Bereden Politie
Dat de verschillende
verenigingen op paardensportgebied hem waarderen, blijkt misschien het
duidelijkst tijdens de viering van zijn vijfenzeventigste verjaardag. Was hem
tijdens zijn zestigste geboortedag een auto aangeboden tijdens de viering in
Meijendel, dit keer is er een jachtrit georganiseerd. Na die route wacht er in
de namiddag op de Scheveningseweg hoek Stadhouderslaan een ere-escorte. Hij
wordt met zijn oude met vier paarden bespannen mailcoach via de Scheveningseweg,
Frankenslag, Johan van Oldenbarneveldlaan en Doornstraat naar de Boulevard
gereden. De escorte die hem begeleidt, bestaat uit burgerruiters en leden van
de Haagse Bereden Politie. Nabij hotel Rauch (dat was gelegen op de hoek van de
Keizerstraat) wacht een muziekcorps van de Haagse politie en volgt de stoet
zijn weg naar het Kurhaus, waar de officiële huldiging plaatsvindt.
Dat Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke een druk leven leidt, blijkt niet alleen uit zijn verdiensten voor de ruitersport. Hij bekleedt diverse andere functies. Om er enkele te noemen: in 1901 is hij betrokken bij de oprichting van
Plattegrond van de situatie aan de Scheveningseweg in 1902. Tekening: archief |
de Nederlandsche Automobielclub waarvan hij in 1905 penningmeester wordt. En dan is er nog zijn taak als commissaris bij de Standaard Hypotheekbank en in 1923 een functie als lid van de Raad van Beheer van
Exploitatiemaatschappij Scheveningen. Met zijn huwelijk loopt het minder goed
af. De echtscheiding van Jacoba van Stolk wordt uitgesproken op 13 juni 1924. Net twee maanden later, op 26 augustus 1924, trouwt hij met Auguste Hedwig
Daphne Roderwald
(een niet onverdienstelijk ruiter). Het leeftijd verschil is
fors. Hij is vijftig jaar, zij 23.
Niet veel later is er een bijeenkomst met de Haagse wethouder mr. Jean Gustave Stanislas, oud minister van Waterstaat, waarbij Van Giessen (hij overlijdt in juni 1908) nogmaals de bezwaren van alle omwonenden laat horen. De meegekomen Emil Klein legt daarbij nogmaals de nadruk op de te lage schutting. Om de situatie duidelijk te maken, heeft hij foto’s meegebracht. “Mijn koepel ligt op een hoogte van zes meter en zal dus boven die schietbaan uitsteken”.
Wat hem zorgen baart, is dat de schietschijf wordt geplaatst op een afstand van vijf meter van zijn koepel. “U moet niet vergeten, dat er zich in de zomermaanden dikwijls een groot gezelschap bevindt. Deze mensen zijn, net als in het hele omliggende terrein, absoluut onbeschermd tegen de kogels. Wat het nog erger maakt, is dat we geen idee hebben waarmee wordt geschoten. Iedereen weet, dat een revolverschot zeer gevaarlijk is”.
Frederik Koch vertelt, dat er gebruik zal worden gemaakt van Flobertgeweren en dat, wanneer ze hun doel niet treffen, ze terecht komen in de ramen van de villa van Hoboken. Hij legt uit dat de baan twee meter wordt uitgegraven en dat hij zal worden omgeven door een aarde wal die aan het begin twee meter en aan het einde zes meter hoog zal zijn. De schietinrichting wordt achteraan overdekt. Boven-dien worden er dwars op de baan schuttingen met poortjes geplaatst zoals bij militaire schietinrich-tingen, ten einde de juiste richting van het schot aan te geven. Om elke vorm van gevaar te voorkomen, doet hij de suggestie aan de zijde van de koepel van de heer Klein een hoge schutting te plaatsen.
Van Giessen is niet tevreden. Volgens hem blijft er gevaar bestaan wanneer er bijvoorbeeld op een zomeravond schietoefeningen worden gehouden. “Als het gezelschap dan net een diner achter de rug heeft en in een vrolijke stemming verkeert, zal de richting van het schot niet altijd even juist zijn”.
Hinderwet
Die perikelen spelen nog
niet als hij zijn plan voor een schietinrichting in de achtertuin aanlevert. Het
gaat om een goed uitgewerkt idee waarbij veiligheid voorop staat. Architect
Koch (1864-1943), die op de Kanaalweg 19 woont, heeft een schietbaan ontworpen van 32 meter
lengte en een breedte van 4 meter en 60 centimeter. De baan wordt volgens zijn
plannen aan beide zijden afgesloten door een schutting. Deze is aan de ene
zijde twee meter hoog. Aan de andere zijde loopt hij langzaam op. Aan het einde
van de baan, waar zich een heuvel van drie meter bevindt, is de schutting zes
meter hoog.
Werktekening van de schietinrichting zoals hij wordt aangeleverd door architect Frederik Koch. Tekening: archief |
De mogelijkheid
bezwaarschriften in te dienen, wordt op 18 november 1902 benut. De eerste is
van de gepensioneerd kapitein Frans van Giessen en consorten, eigenaar van de
Scheveningseweg 49 (AK497), bewoond door de familie Klein en nummer 47 (AK496),
gehuurd door de familie Laurillard. De tweede komt van de burgerlijke maatschappij
ter bebouwing van gronden aan de Johan van Oldenbarneveldlaan genaamd: De Combinatie
B. v. D. B. (sectie AK597). Van Giessen beschrijft in zijn brief hoe onveilig
de baan is, deels omdat hij komt te liggen langs de grensscheiding van perceel
AK598 en (gezien vanaf de Scheveningseweg) achter sectie AK497. Volgens hem is
de heuvel niet genoeg om de kogels op te vangen. Het liefst ziet hij de hele
baan ommuurd ter dikte van één steen. De bovenzijde zou overdekt moeten worden met
ijzeren plaat van minimaal 2 centimeter. “Daar is nu geen sprake van. De dikte
der houten planken is in het plan niet weergegeven terwijl zes centimeter nog
niet eens voldoende is om een revolverschot tegen te houden. Volgens militairen
voorschriften is een dikte van zo’n vier meter nodig. Nu zijn de gronden in
de onmiddellijke nabijheid tot zo’n 450 meter achter de kogelvanger onveilig
terrein. In de tuin van villa Caroline, die door de heer Emil August Klein
wordt bewoond, bevindt zich in de hoek, grenzend aan de percelen AK498 en AK598
een hoogte welke dient als standplaats voor een koepel. Door de plaatsing van
de schietinrichting lopen bezoekers van het prieel gevaar. Niet door de kogels
die de schijf treffen, maar door de kogels die hun doel missen en over de
kogelvanger heen vliegen. Zo wordt zelfs de Scheveningsche Weg onveilig, hoe
bekwaam de schutters ook zijn. Het zou kunnen betekenen dat bewoners de panden verlaten
omdat ze zich niet veilig meer voelen en de percelen onverhuurbaar worden.
Hierdoor wordt de eigenaren groot nadeel berokkend”.
Te lage schutting
Niet veel later is er een bijeenkomst met de Haagse wethouder mr. Jean Gustave Stanislas, oud minister van Waterstaat, waarbij Van Giessen (hij overlijdt in juni 1908) nogmaals de bezwaren van alle omwonenden laat horen. De meegekomen Emil Klein legt daarbij nogmaals de nadruk op de te lage schutting. Om de situatie duidelijk te maken, heeft hij foto’s meegebracht. “Mijn koepel ligt op een hoogte van zes meter en zal dus boven die schietbaan uitsteken”.
Wat hem zorgen baart, is dat de schietschijf wordt geplaatst op een afstand van vijf meter van zijn koepel. “U moet niet vergeten, dat er zich in de zomermaanden dikwijls een groot gezelschap bevindt. Deze mensen zijn, net als in het hele omliggende terrein, absoluut onbeschermd tegen de kogels. Wat het nog erger maakt, is dat we geen idee hebben waarmee wordt geschoten. Iedereen weet, dat een revolverschot zeer gevaarlijk is”.
Frederik Koch vertelt, dat er gebruik zal worden gemaakt van Flobertgeweren en dat, wanneer ze hun doel niet treffen, ze terecht komen in de ramen van de villa van Hoboken. Hij legt uit dat de baan twee meter wordt uitgegraven en dat hij zal worden omgeven door een aarde wal die aan het begin twee meter en aan het einde zes meter hoog zal zijn. De schietinrichting wordt achteraan overdekt. Boven-dien worden er dwars op de baan schuttingen met poortjes geplaatst zoals bij militaire schietinrich-tingen, ten einde de juiste richting van het schot aan te geven. Om elke vorm van gevaar te voorkomen, doet hij de suggestie aan de zijde van de koepel van de heer Klein een hoge schutting te plaatsen.
De koepel in de tuin van villa Caroline. Emil Klein: "In de zomermaanden bevindt zich dikwijls een gezelschap in het prieel. Deze mensen zijn absoluut onbeschermd tegen de kogels". Foto: archief |
Van Giessen is niet tevreden. Volgens hem blijft er gevaar bestaan wanneer er bijvoorbeeld op een zomeravond schietoefeningen worden gehouden. “Als het gezelschap dan net een diner achter de rug heeft en in een vrolijke stemming verkeert, zal de richting van het schot niet altijd even juist zijn”.
Het door de heer Van
Giessen ingebrachte argument alsnog gebruik te zullen maken van de Hinderwet,
wordt van tafel geveegd. Er staat namelijk vast dat op tweehonderd meter van de
plaats waar de inrichting zal worden opgericht geen gebouwen of lokalen zijn te
vinden als bedoeld in artikel 5 alinea 3 van die Hinderwet.
Op 2 december 1902 buigen de commandant van de brandweer en de inspecteur van de Bouwpolitie zich over de aanvraag. Zij komen met een aantal voorwaarden. Zo moet de inrichting zijn voltooid vóór 1 juni 1903. Hij moet vanaf het begin, zijde Johan van Oldenbarneveldlaan, waterpas worden aangelegd. De op het terrein aanwezige heuvel moet als kogelvanger worden gebruikt. De baan mag niet langer worden dan dertig meter. Ook moet hij aan weerszijde worden voorzien van dubbele schuttingen van vier meter hoog. De tussenliggende afstand van 10 centimeter moet worden opgevuld met zand. Het groene licht voor de aanleg wordt gegeven op 12/15 december 1902. Wel stelt de gemeenteraad nog vast dat de schutting moet aansluiten aan de kogelvanger. Aan de voorzijde moeten ze tenminste twee meter voor de eerste dwars geplaatste schutting beginnen. De vier exemplaren van elk vier meter moeten op gepaste afstand van elkaar worden neergezet. In die dwars geplaatste schuttingen moet in het midden een schietpoort worden opengelaten van een meter breed en twee meter hoog. En er mag slechts geschoten worden met Flobertbuksen van ten hoogste 15 meter dracht. Dat het plan niet door iedereen met veel genoegen wordt ontvangen, blijkt na de stemming. Burgemeester baron van Harinxma thoe Slooten en wethouder Mouton laten weten zich niet met dit besluit te kunnen verenigen. Hun inbreng is echter niet groot genoeg om de uitvoering te stoppen.
Op 2 december 1902 buigen de commandant van de brandweer en de inspecteur van de Bouwpolitie zich over de aanvraag. Zij komen met een aantal voorwaarden. Zo moet de inrichting zijn voltooid vóór 1 juni 1903. Hij moet vanaf het begin, zijde Johan van Oldenbarneveldlaan, waterpas worden aangelegd. De op het terrein aanwezige heuvel moet als kogelvanger worden gebruikt. De baan mag niet langer worden dan dertig meter. Ook moet hij aan weerszijde worden voorzien van dubbele schuttingen van vier meter hoog. De tussenliggende afstand van 10 centimeter moet worden opgevuld met zand. Het groene licht voor de aanleg wordt gegeven op 12/15 december 1902. Wel stelt de gemeenteraad nog vast dat de schutting moet aansluiten aan de kogelvanger. Aan de voorzijde moeten ze tenminste twee meter voor de eerste dwars geplaatste schutting beginnen. De vier exemplaren van elk vier meter moeten op gepaste afstand van elkaar worden neergezet. In die dwars geplaatste schuttingen moet in het midden een schietpoort worden opengelaten van een meter breed en twee meter hoog. En er mag slechts geschoten worden met Flobertbuksen van ten hoogste 15 meter dracht. Dat het plan niet door iedereen met veel genoegen wordt ontvangen, blijkt na de stemming. Burgemeester baron van Harinxma thoe Slooten en wethouder Mouton laten weten zich niet met dit besluit te kunnen verenigen. Hun inbreng is echter niet groot genoeg om de uitvoering te stoppen.
© Haags Nieuws Bureau 2020