EEN ZEE VAN RECLAME AAN ZEE
De ontsiering van Scheveningen
door Hans Piët
SCHEVENINGEN – Met de aanwas van het automobielverkeer
komt Scheveningen halverwege de jaren twintig van de vorige eeuw in de
problemen. Tijdens het badseizoen staan de smalle straten zo vol, dat er geen
doorkomen aan is. De geschiedenis leert dat het niet burgemeester en wethouders
zijn die in eerste instantie een oplossing aandragen, maar Theodorus Adrianus
Hendrikus Offerman. De chauffeur, die in de Rotterdamsestraat 10 woont,
schrijft in december 1925 een brief naar Gemeentewerken. Daarin wijst hij een locatie
in de kustplaats aan waar, volgens hem, de autolast kan worden teruggedrongen
door middel van een stalling. Zijn ideale plek is te vinden aan de
Strandweg vóór Grand Hotel Garni. Tegelijkertijd spreekt hij daarbij de wens uit dit nog te vormen parkeerterrein
voor tien jaar te huren.
Aangespoord door Theo Offerman moet ook Cornelis Snethlage, als chef van de afdeling verkeerswezen, na een rondgang door de badplaats erkennen dat in de omgeving van de plek waar de Wandelpier de Strandweg snijdt, grote behoefte bestaat aan een geschikte locatie voor parkerende auto’s. Uiteindelijk is het tijdens het seizoen een brandpunt van gezelligheid. Daarbij meent hij dat de afstand van de auto tot dit kruispunt zo klein mogelijk dient te zijn. Al snel blijkt dat het door de adressant gevraagde terrein niet kan worden afgestaan in verband met andere plannen. Bovendien zijn aan het geschikt maken erg hoge kosten verbonden. Onder leiding van ir. Frederic Charles Jean van den Steen van Ommeren, adjunct-directeur Gemeentewerken, wordt een tiental andere plekken bekeken, maar steeds opnieuw is de conclusie dat het niet de ideale oplossing biedt. Zo ligt het plateau naast de Strandweg voor hotel Savoy (Zeekant 5) te ver weg. Dat geldt ook voor het gebied voor het Oranje Hotel en bij het Circus. Laatstgenoemde terrein heeft bovendien een ongunstige vorm. De plek aan het einde van de Strandweg, aan de noordoostzijde, is te klein evenals de ruimte bij het Casino aan de Utrechtsestraat. Daar kunnen hoogstens 50 auto’s staan. De adjunct-directeur stuurt zijn bevindingen naar ir. Pieter Bakker Schut. De directeur Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting concludeert in december 1925 dat van alle suggesties het voorgestelde deel van het Gevers Deynootplein, dat ten zuiden van de Kurhausbar ligt, het meest geschikt is, ook omdat er geen wijzigingen van betekenis behoeven te worden aangebracht. ‘Het plaatsen van enige palen met draad is voldoende’, laat de directeur weten. Nadeel is, dat Theo Offerman wel interesse heeft, maar voor niet meer dan zes maanden per jaar oftewel het badseizoen.
Aangespoord door Theo Offerman moet ook Cornelis Snethlage, als chef van de afdeling verkeerswezen, na een rondgang door de badplaats erkennen dat in de omgeving van de plek waar de Wandelpier de Strandweg snijdt, grote behoefte bestaat aan een geschikte locatie voor parkerende auto’s. Uiteindelijk is het tijdens het seizoen een brandpunt van gezelligheid. Daarbij meent hij dat de afstand van de auto tot dit kruispunt zo klein mogelijk dient te zijn. Al snel blijkt dat het door de adressant gevraagde terrein niet kan worden afgestaan in verband met andere plannen. Bovendien zijn aan het geschikt maken erg hoge kosten verbonden. Onder leiding van ir. Frederic Charles Jean van den Steen van Ommeren, adjunct-directeur Gemeentewerken, wordt een tiental andere plekken bekeken, maar steeds opnieuw is de conclusie dat het niet de ideale oplossing biedt. Zo ligt het plateau naast de Strandweg voor hotel Savoy (Zeekant 5) te ver weg. Dat geldt ook voor het gebied voor het Oranje Hotel en bij het Circus. Laatstgenoemde terrein heeft bovendien een ongunstige vorm. De plek aan het einde van de Strandweg, aan de noordoostzijde, is te klein evenals de ruimte bij het Casino aan de Utrechtsestraat. Daar kunnen hoogstens 50 auto’s staan. De adjunct-directeur stuurt zijn bevindingen naar ir. Pieter Bakker Schut. De directeur Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting concludeert in december 1925 dat van alle suggesties het voorgestelde deel van het Gevers Deynootplein, dat ten zuiden van de Kurhausbar ligt, het meest geschikt is, ook omdat er geen wijzigingen van betekenis behoeven te worden aangebracht. ‘Het plaatsen van enige palen met draad is voldoende’, laat de directeur weten. Nadeel is, dat Theo Offerman wel interesse heeft, maar voor niet meer dan zes maanden per jaar oftewel het badseizoen.
Al snel blijkt dat hij het vuurtje heeft aangewakkerd, want in juli 1926 nemen B&W het besluit om aan de Boulevard, voor het Grand Hotel, toch een ruim gelegen parkeerterrein aan te leggen, waar chauffeurs tegen
Kaart waarop de tien mogelijk parkeerruimtes zijn aangegeven. Tekening: Archief. |
Ondertussen onderhandelt de gemeente met Theo Offerman
over de pacht van de parkeergelegenheid. Er wordt hem een driejarig contract
aangeboden. Voorwaarden zijn onder meer dat de hoofdcommissaris van politie die
gedeelte van het parkeerterrein aanwijst waar uitsluitend automobielen mogen
staan, waarvoor op grond van artikel 97 der Algemene Politieverordening een
vergunning is verleend. Worden de auto’s, op een ander deel van het terrein,
door de inzittenden bewaakt, dan mag daar geen staangeld voor worden gevraagd
en na elf uur ’s avonds mogen geen automobielen meer ter bewaking worden
aangenomen. In het schrijven wordt ook vastgelegd dat, mocht de gemeente het
terrein tussentijds nodig hebben voor andere doeleinden, de overeenkomst met
evenredige terugbetaling van te veel betaalde pacht kan worden opgezegd. Offerman
is bereid een huur van 3.000 gulden (€ 1.361) per jaar te betalen. Dat wordt
aan het einde van het eerste seizoen teruggebracht naar 2.800 gulden (€ 1.270).
De reden is, dat omwonenden hebben geklaagd over het hinderlijk geraas en getoeter van
motorrijwielen met als gevolg dat wethouder van Openbare Werken Fredericus
Nicolaas Vincentius Quant, in samenspraak met de hoofdcommissaris van politie, Theodorus
Hendricus Johannes Besseling, die tijdelijk de plaats inneemt van de zieke François
van ’t Sant, bepaalt dat zij niet meer op het parkeerterrein mogen worden
gestald. Dat er ondertussen volop van de parkeergelegenheid gebruik wordt
gemaakt, blijkt uit de cijfers. De bate over het eerste jaar bedraagt 7.000
gulden (€ 3.176).
Segboer
tekening voorkomende
betonblok in het midden
van de terrassen moet
blijven. De Schoon-
heidscommissie vindt
van niet. Dr. Lely meent
dat het hotel hierdoor
juist een extra accent
krijgt en de lange vlakken op
geschikte wijze worden doorbro-
ken. Tegelijkertijd zou
hij de op het blok
voorgestelde
woorden
‘Grand Hotel’ achter-
wege laten. Zijn advies
luidt eerst de bepleis- tering uit te voeren en dan pas een besluit te nemen over het eventueel aanbrengen van reclame. “Op die manier wordt het gemakkelijker om zich ter
plaatse een oordeel te vormen over de vraag of het aan-brengen vanuit
welstandsoogpunt al dan niet zal zijn toe te laten”, aldus de directeur
Gemeentewerken.
Hij heeft een situatietekening laten maken door de in Hongarije geboren kunstschilder Vilmos Huszár, die zulke werkzaamheden ook verricht voor Maatschappij Zeebad Scheveningen. “Het resultaat komt mij niet gelukkig voor. Vraag is of de werkelijkheid een ander beeld zal schetsen”, aldus dr. Lely.
Mocht voor reclame worden gekozen dan ziet hij als de
meest ideale oplossing, ook voor de gemeente, om het hele vlak te verpachten aan
een betrouwbare persoon of firma. Er wordt een ontwerpcontract opgesteld en
twee firma’s worden uitgenodigd een offerte in te dienen. Het zijn het
reclamebureau van Julius Dickhout jr. uit Amsterdam en de N.V. A.W. Segboer’s
Uitgevers Maatschappij uit ‘s-Gravenhage. Alleen directeur en uitgever Arie
Willem Segboer reageert. Hij zegt de glooiing voor het aanbrengen van reclame te
willen pachten tegen betaling per jaar van zeventig procent van de opbrengst
van de verhuurde oppervlakten gedurende het tijdvak 15 mei 1927 tot 15 mei
1930. Als garantie voor het nakomen van zijn verplichtingen is hij bereid
10.000 gulden (€ 4.538) te storten. Hij doet dat wat later in de vorm van aandelen.
Situatieschets van de Scheveningse Boulevard met reclames. Tekening: Vilmos Huszár. |
Arie Segboer, die met zijn vrouw en vier kinderen aan de
Nieuwe Parklaan 125a woont, krijgt een proefcontract voor twee jaar. Hij tekent
zijn overeenkomst op 19 januari 1927 en verbindt zich daarmee aan een fors
aantal verplichtingen. Zo moet een exemplaar van elk contract dat de directeur
afsluit, voorzien van handtekeningen, binnen een week bij B&W zijn
afgeleverd. Uit dat contract moet duidelijk worden hoe groot de verhuurde
oppervlakte is, tegen welke prijs dat gebeurt en hoelang de overeenkomst duurt.
De pachter mag de reclameoppervlakten tussen 15 mei en 1 oktober niet beneden
de minimumprijs van 50 gulden (€ 23) per vierkante meter, of een gedeelte
daarvan, verhuren. De reclame moet zijn goedgekeurd door burgemeester en
wethouders, anders mag hij niet worden aangebracht. Bovendien moeten de advertenties
in goede staat worden onderhouden. De verschuldigde pacht moet elk jaar in twee
termijnen ten kantore van de gemeenteontvanger worden gestort. Die data zijn 1
mei en 1 oktober.
Schoonheidscommissie
Het idee reclames aan te brengen ontstaat bij toeval. De burgemeester en zijn vijf wethouders zeggen de ingeving te hebben gekregen nadat, na de afgraving, het losgewoelde
zand moest worden afgedekt met een laagje korrelbeton om verstuiving te
voorkomen. De gemeenteraad wordt ondertussen in zijn geheel niet gekend in die
reclameplannen. Het is een zelfstandige beslissing van B&W. En dat is op zijn zachts gezegd vreemd voor wie bedenkt dat op 18 april
1910 een uiteindelijk uit negen man bestaande Schoonheidscommissie in het leven
is geroepen om de (bouwkundige) charme van ’s-Gravenhage te bewaken. Bovendien
is in januari 1924 een algemene politieverordening van kracht geworden die
ontsierende reclame moet tegengaan. Een van de vastgestelde bepalingen verbiedt
het hebben van openbare advertenties in bepaalde, door het college aan te
wijzen stadsgedeelten, tenzij burgemeester en wethouders daar een vergunning
voor verlenen. Bij het aanwijzen van die gebieden speelt de Schoonheidscommissie
een cruciale rol.
Het reclamevlak dat burgemeester en wethouders voor ogen hebben achter het aan te leggen parkeerterrein. Foto: archief. |
En zij heeft, in samenspraak, onder meer de Boulevard in
Scheveningen aange-geven. De kritiek is dan ook niet mals
als de niet meer terug
te draaien twee-jarige proef naar buiten komt. Jan Kalf, directeur van het
Rijksbureau voor Monumentenzorg, maar ook architect Julius Maria Luthmann, architect
Joseph Crouwel, ingenieur Hielke Hoekstra, ingenieur Jos Klijnen, tuinarchitect
Henri Roeters van Lennep, bouwkundig ingenieur Adolf Broese van Groenou,
rijksbouwmeester Gustav Cornelis en kunstschilder Gerard Antoine Henri van de
Stok, allen lid van die Schoonheidscommissie, laten per brief weten dat een
fraaie indeling en kleurcombinatie de ongeschiktheid van de helling voor het
aanbrengen van opschriften niet kan camoufleren. ‘Geen enkele reclame kan, uit
welstandsoogpunt bezien, ter goedkeuring worden aanbevolen. Het is esthetisch
niet verantwoord. Naar alle waarschijnlijkheid zal met het aanbrengen een ware
wantoestand worden geschapen. Als met meer uitvoerig advies of bemoeienis in
deze zaak enig gunstig effect kon worden bereikt, dan zou de Schoonheidscommissie
ten zeerste bereid zijn deze te verstrekken. We hebben echter op 2 maart met
nadruk ontraden reclame aan te brengen’, laat voorzitter Hielke Hoekstra per
brief weten. Op 27 juni 1927 neemt de commissie in haar onderkomen aan de
Mauritskade 9-11 tijdens de 327ste vergadering de beslissing de
aangeboden advertenties niet te zullen beoordelen.
De motie van afkeuring wordt op maandag 23 mei 1927 met 32 tegen 6 stemmen verworpen. De plaatselijke VVV spreekt zijn ongenoegen uit in een
brief waarbij ze aangeeft ‘dat de reclame het gehele beeld van onze mooie
badplaats van zeezijde af, in hoge mate afbreuk dreigt te doen en zal meewerken om er een kermisachtig aanzien aan te geven’. Schilderkundig genootschap Pulchri Studio voorziet een grove ontsiering, terwijl Horecaf, het verbond van
werkgevers in hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven laat weten ‘zich
absoluut niet te kunnen vinden in de plannen’. Dat geldt ook voor de Bond
Heemschut, pleitbezorger ‘voor het behoud van het oude dat schoon is’. Vilmos
Huszár, die in Voorburg woont, stuurt op 24 mei 1927 een notitie aan
burgemeester en wethouders waarin hij aangeeft dat de beschildering van de muur
slechts op één bepaalde manier tot een esthetisch geheel kan worden gebracht. ‘Iedereen
die er zijn reclame geplaatst wenst te zien, moet zich verbinden aan het feit
dat de grijze achtergrond van de muur als basis voor de tekening, het figuur of
de letters dient. Alleen zo komt het tot één geheel’.
Het helpt niet. Reden voor Exploitatie Maatschappij
Scheveningen om op 28 juli 1927 een brief naar het gemeentebestuur te sturen
waarin ze ferm uithaalt naar de inmiddels aangebrachte janboel op de muur. De
kwalificatie ‘wanstaltige muurbeschildering’, waarover ze spreekt, heeft direct
te maken met de beoordeling van haar eigen reclames elders in Scheveningen. Zij
meent dat er met twee maten wordt gemeten met als gevolg dat er blijkbaar
minder strenge voorwaarden worden gesteld aan de muurschilderingen op de
Boulevard dan aan de reclames op haar gebouwen zoals op Palais de Danse. Pijnlijk daarbij is, dat onderzoek uitwijst dat de E.M.S. financieel veel meer aan haar
advertenties overhoudt dan de gemeente. De Schoonheidscommissie mengt zich in
dit geschil. In een schrijven aan het gemeentebestuur laat ze weten het ten
zeerste te zullen betreuren indien Exploitatie Maatschappij Scheveningen gevolg
geeft aan haar voornemen haar, tot nu toe zeer loyale houding bij het
bevorderen van de welstand op haar terrein, te laten varen. Daarom zal de
Schoonheidscommissie het toejuichen als, eventueel door toezegging van een zo
spoedig mogelijke verwijdering van bedoelde reclames op de Boulevard, de
exploitatiemaatschappij weer in het spoor van hare prijzenswaardige medewerking
kan worden teruggebracht’.
Probleem voor de gemeente is, dat niets zomaar is terug te draaien. Het contract is getekend en ontbinding gaat de gemeente te veel geld kosten. Tijdens een raadsvergadering wordt aan de leden voorgerekend dat de schadevergoeding die dan aan Segboer moet worden betaald twee maal 7.000 gulden (€ 3.176) bedraagt. Daarbij komt nog eens 20.000 gulden (€ 9.075) waarop de opbrengst van de muur is geraamd. ‘En behalve dat hij dan verder moet worden afgemaakt met drie trapsgewijze plateau’s, waarvan de kosten rond de 25.000 gulden (€ 11.344) liggen, zijn er al veel aanvragen van firma’s bij de heer Segboer binnengekomen’, aldus wethouder Quant.
Na het eerste seizoen moet het gemeentebestuur toegeven dat de reclames op de muur niet in alle opzichten geslaagd zijn. Burgemeester Jacob Adriaan Nicolaas Patijn: “De oorzaak daarvan is te zoeken in de omstandigheid. De tijd heeft ontbroken om de uiteenlopende verlangens der gegadigden, die zich soms met vrij grote tussenpozen aanmeldden, in een stijlvol geheel te verenigen. Indien de muur na het eindigen van de overeenkomst opnieuw als reclameruimte zal worden verpacht, is het streven een meer bevredigend effect te bereiken”.
Pers
Uitgever Segboer kan aan het einde van 1929 niet terugkijken
op een succes. De twee contractjaren hebben hem namelijk een nadelig saldo opgeleverd.
Hij heeft weliswaar f 15.977,50 (€ 7.250) aan opbrengsten geïnd, maar daarvan
heeft hij 13.532 gulden (€ 6.140) aan de gemeente moeten afdragen. De overgebleven f
2.445,50 (€ 1.110) blijken niet genoeg om zijn acquisitiekosten te dekken. Voor het laatste seizoen heeft Segboer twintig reclame-overeenkomsten
weten af te sluiten. Daarbij legt het automobielbedrijf van directeur Wilhelm Carl
Theodor Wiemann, gevestigd aan de Houtweg 7 in
Probleem voor de gemeente is, dat niets zomaar is terug te draaien. Het contract is getekend en ontbinding gaat de gemeente te veel geld kosten. Tijdens een raadsvergadering wordt aan de leden voorgerekend dat de schadevergoeding die dan aan Segboer moet worden betaald twee maal 7.000 gulden (€ 3.176) bedraagt. Daarbij komt nog eens 20.000 gulden (€ 9.075) waarop de opbrengst van de muur is geraamd. ‘En behalve dat hij dan verder moet worden afgemaakt met drie trapsgewijze plateau’s, waarvan de kosten rond de 25.000 gulden (€ 11.344) liggen, zijn er al veel aanvragen van firma’s bij de heer Segboer binnengekomen’, aldus wethouder Quant.
Na het eerste seizoen moet het gemeentebestuur toegeven dat de reclames op de muur niet in alle opzichten geslaagd zijn. Burgemeester Jacob Adriaan Nicolaas Patijn: “De oorzaak daarvan is te zoeken in de omstandigheid. De tijd heeft ontbroken om de uiteenlopende verlangens der gegadigden, die zich soms met vrij grote tussenpozen aanmeldden, in een stijlvol geheel te verenigen. Indien de muur na het eindigen van de overeenkomst opnieuw als reclameruimte zal worden verpacht, is het streven een meer bevredigend effect te bereiken”.
’s-Gravenhage het meeste in. De
bekende sportman die successen boekt met Mercedes en begin jaren twintig tijdens
een K.M.-wedstrijd voor een grote sensatie in Scheveningen zorgt door op de
Boulevard met zijn renwagen een topsnelheid van meer dan 160 km te bereiken, betaalt 1000 gulden
(€ 454) voor zijn advertentie. Andere klanten zijn Swarttouw uit
Delft (f 350/€ 159), Ter Hall uit Rijswijk (f 200/€ 91), Boekholt uit Amsterdam
(f 250/€ 113) en de Bijenkorf (f 800/€ 363) en Batenburg (f 500/€ 227) uit Den
Haag. De totale opbrengst bedraagt f 7.062,50 (€ 3.205). Volgens Arie Segboer
had er een beter resultaat uit kunnen rollen. Hij laat het gemeentebestuur
weten: “Wij betreuren het ten zeerste dat wij, grotendeels door tegenwerking
van de pers, geen betere opbrengst hebben kunnen bereiken”.
Die dagbladen en tijdschriften zijn niet mild in hun kijk op de zaak. Eén van hen meldt ‘Nu er een paar reclames zijn aangebracht kan eenieder er zich pas goed rekenschap van geven wat een onzalig denkbeeld het van B&W is geweest deze plek voor reclamevlakte te bestemmen en van de raad om er zijn goedkeuring aan te hechten. Het is in één woord monsterachtig’.
Niet onlogisch is dat de uitgever niet langer onder de oude voorwaarden de muur wil pachten. In het nieuwe voorstel, dat hij begin februari 1929 indient, staat, dat hij zich wil belasten met de exploitatie tegen een provisie van dertig procent zonder vaststelling van een minimumbedrag. “Door het aan mij over te laten, word ik in de gelegenheid gesteld de bij de eerste exploitatie verworven relaties te benutten en zo mogelijk iets van de geleden schade goed te maken”.
Die dagbladen en tijdschriften zijn niet mild in hun kijk op de zaak. Eén van hen meldt ‘Nu er een paar reclames zijn aangebracht kan eenieder er zich pas goed rekenschap van geven wat een onzalig denkbeeld het van B&W is geweest deze plek voor reclamevlakte te bestemmen en van de raad om er zijn goedkeuring aan te hechten. Het is in één woord monsterachtig’.
Niet onlogisch is dat de uitgever niet langer onder de oude voorwaarden de muur wil pachten. In het nieuwe voorstel, dat hij begin februari 1929 indient, staat, dat hij zich wil belasten met de exploitatie tegen een provisie van dertig procent zonder vaststelling van een minimumbedrag. “Door het aan mij over te laten, word ik in de gelegenheid gesteld de bij de eerste exploitatie verworven relaties te benutten en zo mogelijk iets van de geleden schade goed te maken”.
De door ir. Pieter Bakker Schut bedachte indeling. Op de nieuwe muur wordt tussen de pilasters één reclame afgewisseld met twee kleinere advertenties. Tekening: archief. |
Directeur Pieter Bakker Schut meent dat dit voor de gemeente niet aantrekkelijk is. Hij stelt voor het beheer in eigen hand te nemen. “Vooralsnog heeft de muur in de proefperiode zo’n 7.000 gulden
(€ 3.630) per
jaar opgeleverd. Maar doordat er op dit moment nieuwe plannen voor het gebied worden
ontwikkeld, is het niet mogelijk meerjarige overeenkomsten af te sluiten. Hierdoor
zal de gemiddelde ontvangst, ondanks dat de duur met een maand, tot zeven
maanden wordt verlengd, lager liggen. Stel dat het 5.000 gulden (€ 2.269) is. Dan
ontvangt Segboer voor zijn zeer geringe bemoeienis toch nog 1.500 gulden (€
680) provisie van de gemeente. Daartoe bestaat volgens mij geen enkele
aanleiding”.
Het gevolg is, dat het gemeentebestuur de afdeling Openbare Werken, onderdeel van de dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, het recht verleent rechtstreeks aan gegadigden te verhuren en met hen contracten af te sluiten. Een afzonderlijk raadsbesluit blijkt hiervoor niet nodig te zijn aangezien het bestuur op basis van een machtiging van 22 oktober 1928 (bijlage nr. 690), tot verhuur bevoegd is. Het probleem dat de Schoonheidscommissie weigert advies over de ingebrachte advertenties uit te brengen wordt door ir. Bakker Schut eenvoudig opgelost. Hij neemt de beoordeling in eigen hand.
Kiosken
Medelijden hebben met Arie Segboer is niet echt nodig.
Dat hij in 1927 voor de pacht van de muur kiest, houdt direct verband met de
exploitatie van vijf kiosken op het trottoir aan de zeezijde van de Strandweg, middels
zijn Haagsche Kiosk Onderneming. Daar wordt van 1 mei tot en met 30 september dankzij
de verkoop van onder meer dagbladen, tijdschriften, tabak, bloemen en
prentbriefkaarten elk seizoen een flinke winst geboekt. Toch legt de directeur na
een aantal jaren een klaagt neer bij het gemeentebestuur over het ongeoorloofd
venten dat op de Boulevard in Scheveningen gebeurt. Hoewel het verboden is, snellen
de venters, zodra ze bemerken dat badgasten briefkaarten wensen te kopen, naar
zijn onderkomens in de hoop hun waar aan de bezoekers kwijt te raken. De
gemeente biedt geen oplossing, behalve het cliché een en ander nog scherper in
de gaten te zullen houden. Segboer pacht de onderkomens vanaf 1922 van
Maatschappij Zeebad Scheveningen. De onderneming heeft strenge regels opgelegd
gekregen. Zo is het verboden om eet- en drinkwaren in de kiosken te verkopen. De
gebouwtjes, welke het karakter van een getimmerte dragen, moeten zijn gemaakt
volgens de door burgemeester en wethouders goedgekeurde tekening.
Het gevolg is, dat het gemeentebestuur de afdeling Openbare Werken, onderdeel van de dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, het recht verleent rechtstreeks aan gegadigden te verhuren en met hen contracten af te sluiten. Een afzonderlijk raadsbesluit blijkt hiervoor niet nodig te zijn aangezien het bestuur op basis van een machtiging van 22 oktober 1928 (bijlage nr. 690), tot verhuur bevoegd is. Het probleem dat de Schoonheidscommissie weigert advies over de ingebrachte advertenties uit te brengen wordt door ir. Bakker Schut eenvoudig opgelost. Hij neemt de beoordeling in eigen hand.
Ontwerp van een kiosk. Tekening: archief. |
Zij moeten
ten genoegen van de directeur Gemeente-werken door de maatschappij worden
onderhouden. In de kiosken mag slechts worden verkocht op de uren waarop,
volgens artikel 1 der Verordening op de Winkelsluiting, het geoorloofd is
winkels voor het publiek geopend te hebben. En dan moet er ook worden betaald
voor de plaats die de kiosken jaarlijks op gemeentegrond innemen. De gebouwtjes
zijn 3.17 m2. Daarvoor moet 40 gulden (€ 18) worden neer-geteld, dus in totaal
200 gulden (€ 91). Dat bedrag moet voor 1 mei worden betaald aan de
gemeente-ontvanger die is gevestigd in de Alexanderstraat 2.
Naast inkomsten die worden verdiend met de
verkoop van
allerhande producten aan binnen- en buitenlandse badgasten, komt er ook geld
binnen middels de op de vijf kiosken geplaatste advertenties. De vergoeding die
de maatschappij aan de afdeling reclame van de Dienst der Stadsontwikkeling en
Volkshuisvesting (Van Speykstraat 75) voor het aanbrengen moet betalen is 500
gulden (€ 227) per seizoen. Eind 1925 blijkt dit niet langer haalbaar. Francis
Frederik Hendrik van Gheel Gildemeester, directeur-generaal van Maatschappij Zeebad
Scheveningen, verzoekt een verlaging tot 200 gulden
(€ 91) ‘omdat gebleken is
dat, gezien de grote onkosten en de te betalen hoge provisies voor het
aanbrengen van dergelijke reclame-orders het door uw college gevorderde bedrag
te hoog is, zodat een redelijke winst niet is te maken’. Voor de vijf
verschillende advertenties, waarvan er op elke kiosk een aan de bovenkant wordt
aangebracht, gaat de maatschappij vanaf 1926 een bedrag van 400 gulden
(€ 181)
per seizoen betalen. Het gaat in alle gevallen om sigarettenmerken te weten
Clysma, Soussa, Maspero, Players en Three Castles. De ingezonden tekeningen
dragen, ter goedkeuring, de handtekening van Vilmos Huszar. Ook Julius Luthman,
commissie C-voorzitter van de Schoonheids-commissie laat in zijn schrijven weten
geen enkel bezwaar te hebben tegen de ontwerpen en dus het aanbrengen ervan. Dat
geldt eveneens voor het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht en voor Gemeentewerken.
“Bij mij bestaan geen bedenkingen mits het bevestigen van de reclameborden
wordt
uitgevoerd ten genoegen van mijn directie”,
Ondertussen wordt er volop nagedacht over
een nieuw uiterlijk
voor het parkeerterrein en
de muur. Uitgangspunt is een esthetisch en
technisch
meer bevredigende toestand ter
plaatse te scheppen. In maart 1929 wordt
gekozen
voor een rechtstandige muur. Er
vinden besprekingen plaats tussen Fred
Quant,
wethouder van Openbare Werken,
mr. Edouard Polis, directeur van de N.V.
Exploitatie Maatschappij Scheveningen, ir. Pieter Bakker Schut, directeur van
Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting en dr. Jan Lely, directeur Gemeentewerken.
Zij menen dat het een tweeledig project moet worden. Wenselijk daarbij is eerst
een terras met voorliggende muur voor het Grand Hotel aan te leggen. De N.V.
Exploitatie Maatschappij Scheveningen heeft interesse dit terras te huren. Opmerkelijk
in het nieuwe ontwerp voor het parkeerterrein is, dat in de muur zo'n 36 boxen als
autostalling zijn voorzien. Het plan wordt al snel naar de prullenbak verwezen.
Kortgezegd komt het er namelijk op neer dat, in verband met het in- en
uitrijden, het totaal aan nuttige parkeerruimte wordt verminderd in plaats van
vermeerderd. Bovendien komt door de ongeveer zes meter lengte, die voor elke
box nodig is, de achterkant zeer dicht in de buurt van de voorgevel van het
Grand Hotel, wat niet zonder bedenkingen is voor de stabiliteit van het gebouw.
En behalve de hoge kosten die het vervaardigen met zich meebrengt, ontraadt ook
de politie, in verband met de verkeersveiligheid, de bouw. Voorzien in de
nieuwe aanleg zijn twee kleine wachthuisjes aan de in- en uitgang en een
servicestation met toiletten bij de inrit. De bedoeling is het gebouwtje uit te
rusten met enige urinoirs die zomer en winter kunnen worden gebruikt. Daarnaast
moet er ook een aparte toiletinrichting komen met wc’s voor dames en heren
welke alleen gedurende het seizoen zal worden geëxploiteerd.
Aangezien de
Ontwerp van de nieuwe parkeergelegenheid met rechte muur. Tekening archief. |
betonafdekking van het talud voor het Grand
Hotel vanaf het begin een tijdelijk karakter heeft gedragen, ligt het kiezen
voor een definitieve oplos-sing voor de hand, ook omdat het de onderhoudskosten
zal reduceren. De keuze voor een rechte muur betekent dat er een aangenamer
uiterlijk ontstaat en de eventueel aan te brengen reclame in vakken kan worden
ingedeeld. Berekeningen geven aan dat het zal gaan om tien vakken variërend van
twee tot vier meter in hoogte en twintig tot 21,5 meter in breedte. Vraag is
hoe die vakken, vanuit esthetisch oogpunt gezien, verhuurd gaan worden. Directeur
Pieter Bakker Schut betwijfelt of elk vak in zijn geheel door één reclame in
beslag zal worden genomen. Zijn ideaalbeeld is, ook om kleinere zakenmensen een
kans te geven, de verhuur in een op te delen vlak af te wisselen met een vlak dat
door slechts één reclame in beslag wordt genomen. Om harmonie te creëren moet de
gemeente vooraf bepalen welke kleur als achtergrond zal dienen. Hij ziet daarin
een belangrijke taak weggelegd voor de Schoonheidscommissie, ‘maar deze wenst
zich te onthouden een oordeel over de aan te brengen reclame uit te spreken. Ik
acht om die reden de beste oplossing de beoordeling voor te leggen aan een
bevoegd decorateur in overleg met de ontwerper van de muur’.
Voor de beoordeling van de reclames op esthetische waarde
kiest de gemeente Antoon Pet. De architect, die bij de dienst
Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting werkt, is de ontwerper van het nieuwe
parkeerterrein. Na zijn pensionering in mei 1950 wordt deze functie overgenomen
door ir. Frits van der Sluys, die vanaf 1956 als directeur Stadsontwikkeling
volop meedenkt over de ontplooiing van Scheveningen. Dat het herscheppen van
muur en parkeerterrein tijd nodig heeft, is onder meer te danken aan timmerman
en gemeenteraadslid Isaac van der Loo. Zijn inbreng, als de plannen al in een vergevorderd
stadium verkeren, is de aanleg van een weg voor doorgaand wandelverkeer. Deze moet
komen onder het te verhuren terras doch boven het parkeerterrein, op ongeveer
halve hoogte. Gebleken is dat die weg zeer goed uitvoerbaar is. Aangenaam daarbij
is, dat het publiek zijn wandeling behoudt, maar ook dat het parkeerterrein
niet behoeft te worden verkleind, terwijl tevens het terras voor het Grand
Hotel niet smaller hoeft te worden gemaakt. Het voor het hotel liggende
gedeelte van de Zeekant kan namelijk zonder bezwaar bij het terras worden
gevoegd. Aan de strandzijde kan de weg door middel van enkele treden worden
bereikt. Op dit punt wordt een kleine uitbouw ontworpen, die een aardig zitje
voor het publiek oplevert. Beneden is een urinoir voor chauffeurs te vinden. Op
het dak van het servicestation aan het zuidwestelijk einde van het
parkeerterrein is ook een zitje ontworpen. Zowel langs het terras voor het
hotel als langs het nieuw aan te leggen pad moet een lage borstwering komen.
Het voorstel wordt op 30 juni 1930 aangenomen.
Openbare inschrijving
Echt goedkoop is het niet. De begroting laat een bedrag
van 220.000 gulden (€ 99.000) zien, maar daarbij is inbegrepen het laagje beton
dat over de keibestrating komt te liggen waardoor een effen vlak wordt bereikt
op het parkeerterrein. Om een deel van de investering terug te verdienen,
besluiten burgemeester en wethouders om het parkeerterrein met zijn
servicestation en toiletinrichting bij openbare inschrijving te verhuren. Het
eerste jaar gaat dat, vanwege alle werkzaamheden niet. Theo Offerman mag van 15
april tot en met 31 december 1930 onder de oude voorwaarden huurder blijven. Halverwege
het jaar krijgt hij van B&W de aanbieding 760 m2 gemeentegrond aan de
Kijkduinsestraat in Kijkduin (gemeente Loosduinen) voor drie jaar te huren
tegen een prijs van 125 gulden (€ 56) per jaar ten einde deze in te richten en
te gebruiken als parkeerterrein. Er zijn voor Offerman wel kosten verbonden aan
het in orde brengen. Er is namelijk een afgraving van ongeveer een meter nodig
om hem op gelijke hoogte te krijgen met de aangrenzende straat, de Zandvoortse
laan. Theo Offerman laat weten deze kosten geheel voor zijn rekening te nemen.
Jammer blijft, dat hij er niet volop van heeft kunnen genieten, want de ex-chauffeur
overlijdt, 56 jaar oud, op 23 november 1932.
Blik op de Boulevard. Op het bovenste deel van de muur (rechts) komen reclames. Tekening: archief. |
Met de N.V. Exploitatie Maatschappij Scheveningen wordt voor
het terras in principe een overeenkomst van 25 jaar afgesloten. Dat als
einddatum van de huur van 4.000 gulden (€ 1.800) per jaar, 31 december 1955 geldt,
komt omdat op die datum ook de erfpacht van de gemeentegrond, waarop het hotel
staat, afloopt. Afgesproken wordt die huur bij vooruitbetaling te voldoen in
halfjaarlijkse termijnen.
Twistpunt blijven de reclames. Dr. Jan Lely wijkt niet van zijn standpunt af de muur geheel zonder advertenties te laten aangezien deze niet in overeenstemming zijn met het karakter van de Boulevard. Burgemeester en wethouders denken daar ook nu anders over. Gevolg is, dat het besluit wordt genomen, dat op het bovenste deel van de onderste muur, reclames kunnen worden aangebracht. ‘In vakken ingedeeld zullen ze op deze loodrechte muur zeker niet misstaan’ is het idee. Al snel blijkt dat mr. Edouard Polis, directeur N.V. Exploitatie Maatschappij Scheveningen, interesse heeft de muur te huren voor 10.000 gulden (€ 4.500) per jaar plus een vergoeding van vijftig procent van hetgeen de exploitatie der reclamevakken meer opbrengt dan 4000 gulden (€ 1.800) netto per jaar. Het gaat niet door, want de verhuur komt in december 1932 in handen van de dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. In februari 1934 meldt directeur Pieter Bakker Schut vol enthousiasme hoe voortvarend die verhuur is verlopen. ‘De minimum huurprijs is 350 gulden (€ 157) per jaar per vak. Op een na zijn alle vakken verhuurt tegen prijzen die variëren van 450 gulden (€ 202) bij een contract van een jaar tot 400 gulden (€ 180) per twee jaar en 375 (€ 169) of 350 gulden bij een driejarige overeenkomst. Vak 7 is door een minder gunstige ligging achter een ver naar voren springende pilaster niet te verhuren geweest. Reden voor mij om hem te laten beschilderen om zo een goed geheel van de muur zoveel mogelijk te bevorderen. Met enige trots kan ik nu melden dat het mij is gelukt om ook voor dit vak een gegadigde te vinden. Het gaat om de N.V. Internationale Automobiel Maatschappij uit de Scheldestraat 2. Het bedrijf wil een overeenkomst voor drie jaar sluiten tegen een prijs van 1000 gulden (€ 450) die vooruit wordt betaald. Hoewel dit bedrag 50 gulden (€ 22) lager ligt dat de minimumprijs is het acceptabel’. Het college is het met hem eens waardoor ir. Bakker Schut het contract kan afsluiten. Hoewel de directeur ook de vijf in de muur aangebrachte pilasters had willen benutten voor vooral kleine reclames, krijgt hij daarvoor geen toestemming.
Het verhuren van de grote vlakken is, zeker de eerste jaren, geen probleem. Steeds opnieuw kiezen bedrijven voor een advertentie die het volledige vlak in beslag neemt. Het gaat dan bijvoorbeeld om Krul bonbons, Hotel-kasteel Oud Wassenaar, het Duitse automerk Horch, Sinclair benzine, Pall Mall sigaretten, het schoonmaakbedrijf Cemsto en Het Warenhuis uit de Spuistraat.
Voor het pachten van het parkeerterrein melden zich op 23 maart 1931 veertien gegadigden in de oude raadszaal van het stadhuis aan de Groenmarkt. Willem van der Zwan wordt de nieuwe pachter. Hij is bereid 9.500 gulden (€ 4.275) per jaar te betalen voor zowel het parkeerterrein met servicestation aan de Strandweg, als voor de openbare toiletinrichting. In juli 1932 vraagt hij om een verlaging. “Voor het plusminus 100 meter verderop gelegen Palais de Danse worden vrijwel dagelijks twintig tot dertig auto’s op het trottoir geparkeerd”, laat hij weten. “Bij de inschrijving werd mij verzekerd dat er streng de hand zou worden gehouden aan het fout parkeren. Er staan ook overal paaltjes met de bordjes ‘niet parkeren’ ook achter het Kurhaus, maar aan dat verbod wordt niet de hand gehouden. Door de slechte tijdsomstandigheden wordt er ook minder geparkeerd. Ik vraag om een vermindering van mijn pachtsom van 8.500 gulden (€ 3.825) met 3.000 gulden (€ 1.350)”.
De gemeenteraad laat het niet zover komen. Voor het seizoen 1933 wordt besloten geen enkele parkeergelegenheid meer te verpachten. Voor alle gemeenteterreinen worden bewakers aangesteld die kenbaar zijn door een platte uniformpet met het opschrift ‘autobewaker’ en een geëmailleerde plaat op de borst. Het tarief wordt vastgesteld op tien cent per auto ongeacht de tijd dat hij staat geparkeerd. Voor het Grand Hotel op de Boulevard moet vijftien cent worden betaald. Het verschil houdt volgens een woordvoerder verband met de hoge kosten welke de aanleg van het terrein heeft gevergd. Afgesproken wordt de parkeerterreinen te bewaken van negen uur ’s ochtends tot een uur ’s nachts.
Geschonden dorp
De Tweede Wereldoorlog zorgt ervoor dat van het terrein
weinig overblijft. In 1946 stelt de gemeenteraad ietwat teleurgesteld vast dat
het niet mogelijk is om in een jaar tijd van een geschonden dorp weer een
aantrekkelijk vakantieverblijf te maken. Daar gaan uiteindelijk wat jaren
overheen. Zo stagneert de restauratie van het Grand Hotel en moet in 1949
worden vastgesteld dat het Oranje Hotel er nog even verwaarloosd en geschonden
uitziet als het net na de oorlog werd aangetroffen. In 1946 blijkt bij het
deels slopen van de betonmuur dat er twee schuttersopstellingen in de fundering
zijn gevat. Het is iets dat volgens ir. Pieter Bakker Schut niet vooraf kon worden
geconstateerd. De Nederlandsche Basalt Maatschappij uit Zaandam die als de
laagste inschrijfster het werk voor 44.600 gulden (€ 8.635) heeft aangenomen, vraagt
aan het College van Algemeene Commissarissen van den Wederopbouw, gevestigd aan
de Van Alkemadelaan 350, een extra bedrag van 3.705 gulden (€ 1.630). Dat de muur met
de sloop flinke schade oploopt, wordt niet door die paar overgebleven
adverteerders gewaardeerd. Rudolf Blik, eigenaar van een elektrische apparaten
en metaalwarenhuis uit de Waldorpstraat 38 – 44, die twee muurvlakken huurt,
constateert dat door de herstelwerkzaamheden zijn reclame geheel moet worden
gerestaureerd. ‘En aangezien dit van buitengewone aard is, ontstaan er extra kosten.
Hopelijk wordt er een oplossing gevonden’, laat hij per brief weten. Gevolg
is, dat hij voor de twee reclamevlakken in het eerste jaar 450 gulden (€ 198) ofwel 225 gulden per stuk betaalt. In de drie jaren die daarop volgen, telt hij 900 gulden (€
396) ofwel 450 gulden per stuk per jaar neer. De gemiddelde huurprijs per vlak is op
dat moment 600 gulden (€ 264) per twaalf maanden.
Twistpunt blijven de reclames. Dr. Jan Lely wijkt niet van zijn standpunt af de muur geheel zonder advertenties te laten aangezien deze niet in overeenstemming zijn met het karakter van de Boulevard. Burgemeester en wethouders denken daar ook nu anders over. Gevolg is, dat het besluit wordt genomen, dat op het bovenste deel van de onderste muur, reclames kunnen worden aangebracht. ‘In vakken ingedeeld zullen ze op deze loodrechte muur zeker niet misstaan’ is het idee. Al snel blijkt dat mr. Edouard Polis, directeur N.V. Exploitatie Maatschappij Scheveningen, interesse heeft de muur te huren voor 10.000 gulden (€ 4.500) per jaar plus een vergoeding van vijftig procent van hetgeen de exploitatie der reclamevakken meer opbrengt dan 4000 gulden (€ 1.800) netto per jaar. Het gaat niet door, want de verhuur komt in december 1932 in handen van de dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. In februari 1934 meldt directeur Pieter Bakker Schut vol enthousiasme hoe voortvarend die verhuur is verlopen. ‘De minimum huurprijs is 350 gulden (€ 157) per jaar per vak. Op een na zijn alle vakken verhuurt tegen prijzen die variëren van 450 gulden (€ 202) bij een contract van een jaar tot 400 gulden (€ 180) per twee jaar en 375 (€ 169) of 350 gulden bij een driejarige overeenkomst. Vak 7 is door een minder gunstige ligging achter een ver naar voren springende pilaster niet te verhuren geweest. Reden voor mij om hem te laten beschilderen om zo een goed geheel van de muur zoveel mogelijk te bevorderen. Met enige trots kan ik nu melden dat het mij is gelukt om ook voor dit vak een gegadigde te vinden. Het gaat om de N.V. Internationale Automobiel Maatschappij uit de Scheldestraat 2. Het bedrijf wil een overeenkomst voor drie jaar sluiten tegen een prijs van 1000 gulden (€ 450) die vooruit wordt betaald. Hoewel dit bedrag 50 gulden (€ 22) lager ligt dat de minimumprijs is het acceptabel’. Het college is het met hem eens waardoor ir. Bakker Schut het contract kan afsluiten. Hoewel de directeur ook de vijf in de muur aangebrachte pilasters had willen benutten voor vooral kleine reclames, krijgt hij daarvoor geen toestemming.
Het verhuren van de grote vlakken is, zeker de eerste jaren, geen probleem. Steeds opnieuw kiezen bedrijven voor een advertentie die het volledige vlak in beslag neemt. Het gaat dan bijvoorbeeld om Krul bonbons, Hotel-kasteel Oud Wassenaar, het Duitse automerk Horch, Sinclair benzine, Pall Mall sigaretten, het schoonmaakbedrijf Cemsto en Het Warenhuis uit de Spuistraat.
Voor het pachten van het parkeerterrein melden zich op 23 maart 1931 veertien gegadigden in de oude raadszaal van het stadhuis aan de Groenmarkt. Willem van der Zwan wordt de nieuwe pachter. Hij is bereid 9.500 gulden (€ 4.275) per jaar te betalen voor zowel het parkeerterrein met servicestation aan de Strandweg, als voor de openbare toiletinrichting. In juli 1932 vraagt hij om een verlaging. “Voor het plusminus 100 meter verderop gelegen Palais de Danse worden vrijwel dagelijks twintig tot dertig auto’s op het trottoir geparkeerd”, laat hij weten. “Bij de inschrijving werd mij verzekerd dat er streng de hand zou worden gehouden aan het fout parkeren. Er staan ook overal paaltjes met de bordjes ‘niet parkeren’ ook achter het Kurhaus, maar aan dat verbod wordt niet de hand gehouden. Door de slechte tijdsomstandigheden wordt er ook minder geparkeerd. Ik vraag om een vermindering van mijn pachtsom van 8.500 gulden (€ 3.825) met 3.000 gulden (€ 1.350)”.
De gemeenteraad laat het niet zover komen. Voor het seizoen 1933 wordt besloten geen enkele parkeergelegenheid meer te verpachten. Voor alle gemeenteterreinen worden bewakers aangesteld die kenbaar zijn door een platte uniformpet met het opschrift ‘autobewaker’ en een geëmailleerde plaat op de borst. Het tarief wordt vastgesteld op tien cent per auto ongeacht de tijd dat hij staat geparkeerd. Voor het Grand Hotel op de Boulevard moet vijftien cent worden betaald. Het verschil houdt volgens een woordvoerder verband met de hoge kosten welke de aanleg van het terrein heeft gevergd. Afgesproken wordt de parkeerterreinen te bewaken van negen uur ’s ochtends tot een uur ’s nachts.
Badgasten in Scheveningen. Tekening: Carlo Jung. |
Na voltooiing keren ook de advertenties op de muur terug,
al zijn er, net als eind jaren dertig, vaker lege plekken. In juni 1949 komt
vast te staan dat de laatste maanden moeilijkheden worden ondervonden met niet
alleen het verhuren maar ook met het invorderen van huursommen. Het bedrijfs-
en zakenleven blijkt duidelijk te bezuinigen op de uitgaven voor reclames. Gevolg
is, dat besloten wordt tot lagere prijzen en een ruimere afbetalingstermijn.
Ondertussen is er, mede door de snelle voortgang in
rijkswegen, de toename in autoverkeer. In de tweede helft van de jaren vijftig
bezorgt die ontwikkeling de gemeenteraad hoofdbrekens. Niet alleen is er de
vraag wat de beste oplossingen zijn om het autotoerisme soepel door de
badplaats te loodsen. Ook het enorme gebrek aan parkeercapaciteit speelt een
belangrijke rol. Waar is die ruimte in dit kleine dorp te vinden! Heel
Scheveningen wordt doorgelicht. Het gevolg is dat een voormalige garage in de
Gevers Deynootstraat en de muren en fundering van een vervallen huis in de
Harstenhoekstraat worden afgebroken en worden omgevormd tot een parkeergelegenheid,
maar een echt passende oplossing blijft vooralsnog achterwege. Hubertus
Johannes Marie van der Heijden doet ondertussen goede zaken. Als pachter van
het servicestation op het (vernieuwde) parkeerterrein aan de Strandweg,
tegenover de Harteveltstraat, krijgt hij in 1958 dan ook vergunning tot het
uitbreiden en wijzigen van het laad- en smeerstation en het plaatsen van door
elektromotoren gedreven aftapinrichtingen voor benzine en diesel.
Het advertentieaanbod lijkt begin jaren zestig terug te keren naar het oude niveau. Dat is echter maar van korte duur. Mogelijk omdat de intensieve manier van werven, waarvan in de eerste jaren sprake was, nu volledig vervangen lijkt door de wens een uitgelezen recreatief centrum aan zee te bouwen. Pijnlijk is, dat brandstichting, zo constateert de politie, in bijvoorbeeld het Grand Hotel, maar ook het Palais de Danse, die vernieuwingsdrang een zetje in de goede richting lijkt te moeten geven. De gebouwen afbreken ligt vervolgens niet alleen voor de hand, maar gebeurt ook.
Het advertentieaanbod lijkt begin jaren zestig terug te keren naar het oude niveau. Dat is echter maar van korte duur. Mogelijk omdat de intensieve manier van werven, waarvan in de eerste jaren sprake was, nu volledig vervangen lijkt door de wens een uitgelezen recreatief centrum aan zee te bouwen. Pijnlijk is, dat brandstichting, zo constateert de politie, in bijvoorbeeld het Grand Hotel, maar ook het Palais de Danse, die vernieuwingsdrang een zetje in de goede richting lijkt te moeten geven. De gebouwen afbreken ligt vervolgens niet alleen voor de hand, maar gebeurt ook.
Wie
de nieuwbouw nu bekijkt zal constateren dat er van architectonische speelsheid en
creativiteit nauwelijks sprake is. Hoogbouw lijkt het kenmerk van het nieuwe Scheveningen. Ondertussen blijft de natuur zijn eigen rol kiezen. Zo is er in januari 1976 een zware storm met windstoten
tot 100 kilometer per uur. Gevolg is dat heel Scheveningen wordt bedolven onder
een flinke laag zand. De hele Boulevard moet worden afgesloten. Om de
kustplaats nog beter te wapenen tegen het zeewater krijgt de muur een nieuwe bekleding. En
daarmee komt er een einde aan de reclames. De nieuwe bedekking op het gewapend
beton is er namelijk niet geschikt voor.
Opmerkelijk aan die verandering is wel dat de
advertenties geruisloos verdwijnen. De enorme ophef die bij het aanbrengen van
de eerste exemplaren ontstond, is bij het weghalen volledig afwezig. Nergens
klinkt een vreugdekreet of is er een mededeling over hoezeer de badplaats zijn uiterlijke
charme heeft teruggekregen. In de gemeenteraad wordt door geen enkele partij
gereageerd. Kranten en tijdschriften maken er geen letter aan vuil en ook de
organisaties, die eind jaren twintig op de eerste rij stonden, laten niets van
zich horen. Blijkbaar zijn de ideeën over het nieuwe Scheveningen nu de aandachttrekkers
geworden.
© Haags Nieuws Bureau 2024