HENDRIK VAN ELFEREN HEEFT DE PRIMEUR
Eerste
snelheidsovertreding
voor een Haagse zakenman
door Hans Piët
DEN HAAG - De
eerste automobielen, die in de Residentie rondrijden, worden slechts op
beperkte schaal liefdevol omarmt. Wat veel Hagenaars zorgen baart, is 'de hoge
snelheid' waarmee deze door mechanische kracht voortbewogen vier- en driewielers
zich verplaatsen. Reden voor de gemeenteraad om zich vrijwel direct na de komst
van het eerste exemplaar, op 20 mei 1896, te beraden over hoe zij deze
snelheidsduivels kan beteugelen.
Dat is niet eenvoudig. Zo duurt het bijvoorbeeld tot 1906
voordat werktuigkundige H.J. Rutters de kilometerteller, die door Jonker &
zonen uit Amsterdam wordt vervaardigd, introduceert. Tegelijkertijd is het voor
veel bedrijven, zoals bijvoorbeeld de PTT, juist de snelheid, die dit voertuig
zo aantrekkelijk maakt. Er gaan vele uren praten op aan het formuleren van een
plan, waarmee de Haagse burger tevreden kan zijn. In februari 1899 lijkt er een
antwoord te zijn gevonden. De gemeenteraad neemt een amendement aan waarin
staat dat 'geen enkel rij- of voertuig in de stad (trams uitgezonderd) sneller
mag rijden dan een paard in matigen draf'. Daar wordt voor gekozen omdat het ‘om
een snelheid gaat, die door iedere politiedienaar kan worden geschat'. Drie
maanden later (in mei) wordt ook de politieverordening aangepast en is het slechts
met matige snelheid rijden in Haagse straten (ook door fietsers) een feit. Een voor
Aankondiging van de opening van het magazijn van Hendrik van Elferen in
Den Haag in februari 1894. |
de Haagse gemeente gunstige bijkomstigheid is,
dat er nu een proces-verbaal kan worden opgemaakt en boetes kunnen worden uitgedeeld
wanneer een automobilist - of een fietser - te hard rijdt. Het levert 's
Gravenhage de primeur op. Zo is Hendricus Johannes van Elferen (32), eigenaar
van een handel in huishoudartikelen en ijzerwaren uit de Boekhorststraat 109, op
15 juni 1899, de eerste Nederlander, die wegens een snelheidsovertreding, een bekeuring krijgt.
Zijn boete: vijf gulden (€ 2,27) of twee dagen hechtenis. De (zeer succesvolle)
zakenman - hij overlijdt op 17 januari 1938 op 71-jarige leeftijd - die zijn
bedrijf later uitbouwt tot een groothandel in email, en naast dit werk lid is
van de Bijzondere Raad van de Sint Vincentius Vereeniging, kan het
kantongerecht er niet van overtuigen, dat zijn snelheid niet te hoog was. Een
blik in de archie-ven leert, dat het na deze eerste 'snelheidsovertre- ding' elke
week raak is voor zowel een automobilist als voor een fietser. Daarbij is de
boete 10 gulden (€ 4,54) of 2 dagen hechtenis wanneer niet alleen de politieman
heeft geconstateerd, dat er te snel werd gereden. Een fietser betaalt veelal 3
gulden. Of het echt helpt, is de vraag. Begin augustus 1899 moet het Haagse
politiekorps teleurgesteld constateren, dat er de laatste dagen weer meer
ongelukken met auto's zijn. “Dat komt deels omdat ze te hard rijden, maar ook
omdat de Hagenaar te maken heeft met ongeoefende bestuurders, die vaak een
verregaande brutaliteit en onbesuisdheid tonen", aldus hoofdcommissaris
Willem Hendrik Olivier.
Op 18 juni 1906 besluit de Haagse gemeenteraad de
Algemene Politieverordening aan te passen. In artikel 77b komt te staan, dat het voor fietsen en
motorrijtuigen verboden is om in de gemeente harder te rijden dan 12 kilometer
per uur. Nog voor er daadwerkelijk een sturende werking kan uitgaan van deze
bepaling, krijgt het gemeentebestuur van
de minister te horen, dat hij in strijd is met de Motor- en Rijwielwet uit 1905
en wel met artikel 8 tweede lid. Hierin is te lezen dat elke gemeente wegen
moet openlaten 'vereist en geschikt voor het doorgaand verkeer', waarvoor geen
andere snelheidsbepaling mag worden gemaakt dan de wettelijke 'vrijheid en
veiligheid voor het verkeer'. De omstandigheden bepalen dus de snelheid van
motorrijtuig of fiets. In de Motor- en Rijwielwet is wel vastgelegd, dat die
beperking in snelheid mag gelden voor wegen die voor motorrijtuigen en
rijwielen kunnen worden afgesloten. De Haagse raad denkt op een slimme manier de
wet te omzeilen door te oordelen dat geen enkele weg geschikt is voor doorgaand
verkeer en stelt dus overal 12 kilometer als maximum snelheid in. Helaas, de
regering trapt er niet in en wil voor 1 september antwoord. De gemeente kiest
uiteindelijk eieren voor zijn geld. Het handhaven van de 12 kilometer voor de
vastgestelde niet doorgaande wegen en het aangeven van de routes voor het
doorgaande verkeer in de stad betekent namelijk, dat heel Den Haag moet worden
vol gezet met borden waarop de snelheidsbeperking wordt aangegeven. Hier mag je
harder en hier mag je niet harder dan 12 kilometer per uur rijden. En dat kost
veel geld.
Taxi-chauffeuse
De boete voor te hard rijden van Hendrik van Elferen is voor
’s Gravenhage niet de enige eersteling op automobielgebied. Zo levert het
voormalige dorp in 1923, met inmiddels ruim 400.000 inwoners, de eerste
taxi-chauffeuse van Nederland af. Deze Cornelia Albertz, op 29 augustus 1901 in
Maastricht geboren en later met haar ouders naar Rotterdam verhuisd, is
getrouwd met Wilhelmus Hendrikus Lagerwaard. Gezien het leeftijdsverschil – hij
is in 1923, 39 jaar, zij 22 jaar - is het mogelijk de liefde voor de automobiel die het tweetal samenbrengt.
Het is niet ondenkbaar, dat deze toewijding
Cornelia Albertz in 1926: "Ik ben dol op autorijden". Foto: archief |
Zimmermans
Lang lijkt de Residentie nog een derde primeur rijk te
zijn. Zo wordt eind jaren vijftig van de vorige eeuw vastgesteld dat Hagenaar
Adolphe Zimmermans (echte naam: Bernard Eugene Adolphe Temmerman) de eerste
Nederlander met een auto is. Zijn Benz Victoria met kap en 5 pk motor (kosten:
2400 gulden ofwel 1089 euro) arriveert op 18 mei 1896 per boot in Arnhem. Aan
de Rijnkade heeft deze gebeurtenis een historisch tintje gekregen middels een
gedenksteen. Voorzichtig als deze succesvolle hoffotograaf is (zo is hij
verantwoordelijk voor de beeltenis van koningin Wilhelmina die in 1898 op een
postzegel verschijnt en krijgt hij voor zijn werk in december 1902 van de sjah
van Perzië de Gouden Medaille der orde van de Leeuw en de Zon) wil hij eerst
weten of het gebruik van een benzinevoertuig in de Residentie is toegestaan.
Als de hoofdcommissaris van politie dat geen
probleem noemt, bestelt hij zijn
Benz Victoria. Na aankomst van de auto toont de uit Duitsland meegekomen
monteur tijdens een rit naar Utrecht hoe het voertuig bestuurd dient te worden.
De volgende dag neemt monsieur Adolphe het stuur over en reist naar Den Haag,
terwijl de monteur terugkeert naar Mannheim. Dat vooral het verkrijgen van
benzine (nog) een probleem is, blijkt in juli 1896. Omdat de vloeistof niet aan
de openbare weg, middels een benzinepomp, is te verkrijgen, vraagt Zimmermans
een vergunning aan voor het oprichten van een uit bakstenen opgetrokken
bewaarplaats voor ten hoogste 100 liter benzine in de tuin van zijn perceel aan
de Riemerstraat 21. Die toestemming komt op 29 juli 1896.
Hoffotograaf Zimmermans is toch niet Neerlands eerste automobilist! Foto: Archief |
Het feit dat Adolphe niet zo sensatiebelust is, zoals
bij-voorbeeld Johannes Phillippus Backx, zorgt ervoor, dat niet de fotograaf
maar deze 46-jarige notaris uit Wieringerwaard een halve eeuw lang wordt
bestempeld als de eerste Nederlandse automobielbezitter. Het is Dirk Kuiper, de
koetsier van Backx, die door het motorvoertuig wordt gegrepen. Hij leest Franse
en Duitse verhalen, waarin het gemak, dat de automobiel biedt, wordt uitgelegd.
Na wat aandringen, besluit zijn baas tot aanschaf over te gaan. Uiteindelijk
heeft de notaris een bloeiende praktijk waarin hij aan de lopende band
verantwoordelijk is voor onder meer (openbare) verkopen van huizen en
inboedels, bouw- en weiland. En al die klanten wonen heel verspreid in Noord-Hollandse
dorpen als Oude-sluis, Anna Paulowna, Oudkarspel, Valkenoog en Alkmaar.
Bovendien is J.P. Backx voorzitter van de Bond van Liberale Kiesverenigingen in
het hoofdkiesdistrict Alkmaar. Misschien dat die automobiel zijn status nog wat
extra kleur kan geven.
Monteur
De notaris kiest voor een Daimler-Victoria, die op 2
oktober 1896 (dus zo'n vier maanden later dan de auto van Zimmermans) aankomt op
het Weesperpoortstation in Amsterdam. Heel treurig is, dat de twee cilinder,
vier pk benzinemotor, met een maximum snelheid van 25 kilometer per uur, na het
afladen niet wil starten. Backx, die drieduizend gulden (1361 euro) heeft
neergeteld, moet op een monteur uit de
fabriek in Cannstadt (Duitsland) wachten, voordat het euvel kan worden
verholpen. Zeven dagen later zijn de notaris, zijn gezin en de chauffeur, voor
het eerst in Alkmaar. Even door de stad rijden, is er niet bij. Om voetgangers
te beschermen en tevens vrij baan te maken bij al het bekijks, lopen er twee
agenten voor en twee agenten achter het voertuig. Omstanders merken later op:
"Het was een ongewoon gezicht".
Het ritje levert de notaris landelijke bekendheid op
omdat ongeveer elk dagblad in Nederland er aandacht aan schenkt. Dat J.P. Backx
binnen korte tijd uitgroeit tot een echte autolief-hebber, mag blijken uit het
feit, dat hij in juli 1898 een van de oprichters is van de Nederlandsche
Automobiel Club (later KNAC). Hij wordt benoemd tot president.
Naar aanleiding van alle publiciteit rond Backx - die na
die eerste rit nog even aanhoudt - schrijft Marie Swagemakers, de vrouw van Jos
Bogaers, aan het Haags Correspondentiebureau Belinfante, dat haar man al eerder
een motorvoertuig in bezit kreeg. De vierwieler van de 26-jarige fabrikant in wollen
stoffen uit Tilburg wordt op 19 december 1895 afgeleverd.
Industrieel
Dat het ook hier om een welgestelde familie gaat, mag
blijken uit 'De Schaapskooi'. Het omvangrijke landgoed van vier kavels aan de
Bredase Steenweg is eigendom van Vincent Bogaers, de vader van Jos, die niet
alleen als industrieel een flinke bijdrage levert aan de werkgelegenheid in de
stad, maar zich ook als gemeenteraadslid vele jaren inzet. In september 1893,
twee jaar nadat hij uit de gemeenteraad is gestapt, wordt de fabrikant benoemd
tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. ‘Als blijk van waardering omdat u als
hoofd van een der grootste industriële inrichtingen dezer stede meer dan een
eeuw onze stad ten zegen was’, aldus de officiële verklaring. Als hij in 1901 op ruim 62-jarige leeftijd in Brussel overlijdt,
blijkt er een enorme publieke belangstelling
Notaris Backx met vrouw en chauffeur in zijn eerste auto. Foto: archief |
Of Bogaers daadwerkelijk de eerste Nederlandse autobezitter
is, valt nauwelijks te zeggen. De simpele reden is, dat ook meer dan honderd
jaar geleden, niet iedereen met zijn bezittingen te koop liep. Zeker is in elk
geval, dat dit vervoermiddel niet eerder in ons land arriveerde dan 1862. In
dat jaar maakte de geboren Luxemburger en later tot Fransman genaturaliseerde Jean
Joseph Etienne Lenoir een proefrit in de eerste auto. Het voertuig van deze
'Vader der automobielen' was vervaardigd naar zijn aanwijzingen en werd door
zijn verbrandingsmotor voortbewogen. Wie echt wil speuren, kan misschien beter
de data maart 1886 en november 1890 in de gaten houden. De eerste mijlpaal
verwijst naar het debuut van Carl Friedrich Benz, de tweede naar de komst van
de vierwieler van Gottlieb Daimler.
Liefdevol
Toch blijkt de opmars van de automobiel niet te stoppen.
Zo telt Nederland in 1904, bij een eerste peiling, al 1363 voertuigen.
© Haags Nieuws Bureau 2020