vrijdag 21 augustus 2020

Schietinrichting


Een schietinrichting
in de achtertuin

door Hans Piët

Den Haag - Dat de Haagse samenleving er in 1902 anders uitziet, wordt op een fraaie manier geïllustreerd met de aanvraag, die in Scheveningen wordt gedaan voor de aanleg van een schietinrichting in de achtertuin. Zou hij nu bij de Haagse gemeente worden ingediend, dan werd hij onmiddellijk terzijde geschoven. De geschiedenis leert, dat diezelfde ambtenaren aan het begin van de vorige eeuw ook niet stonden te juichen, maar de vergunning werd, ondanks bezwaren van vooral de buren, toch verstrekt.

Nu is het wel zo, dat er niet al te veel mensen met plannen in die richting hebben rondgelopen. Wie de Haagse archieven doorspit, leert dat het beperkt is gebleven tot twee aanvragen. De eerste is van de commanditaire vennootschap Weduwe J. C. Wolff en co. Haar bedoeling is een schietinrichting op te richten in de Papestraat 32, maar krijgt daarvoor van burgemeester en wethouders van Den Haag geen toestemming. Later dat jaar, in december 1902, wordt bij de Raad van State, de afdeling voor Geschillen van Bestuur, een nieuwe poging ondernomen, maar ook die mislukt. Het andere verzoek, ingebracht door de op 21 februari 1874 in Rotterdam geboren Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke, wordt wel toegestaan. Behalve een beter plan kan hij zich zo’n baan niet alleen financieel gemakkelijk veroorloven, hij heeft er ook alle ruimte voor. Sterker nog, om zijn buren in eventuele protesten voor te zijn, koopt hij, voordat zijn architect Frederik Arnold Koch het plan op 23 oktober 1902 indient, al het nog niet bebouwde terrein rond zijn villa Pepita aan de Scheveningseweg 51 (AK498). Hij woont daar met zijn vrouw Charlotte Emilie Horstmann en zijn twee dochters Theodora Emilie en Jacoba. Op 1 april van dat jaar betaalt hij f 38.420,50 (17.434 euro) aan Caesar Voûte en Jan Daniel Adrianuszoon Ruijs voor het naast zijn domein gelegen AK499 en AK500. Een maand later koopt Abraham van Adriaan Eliza Herman Goekoop het schuin achter zijn pand, aan de Johan van Oldenbarneveldlaan gelegen AK599 voor f 24.216 (10.989).
Dat Van Hoboken van Hoedekenskerke kiest voor zo'n schietinrichting binnen loopafstand, heeft met twee zaken te maken: zijn
Van Hoboken van Hoedekenskerke tijdens zijn zestigste verjaardag.
 Hij heeft zojuist een auto als cadeau gekregen.             Foto: archief
voorliefde voor paarden en voor het jagen. Als secre-taris-penningmeester van de Zuidhollandsche Jacht-vereeniging kan hij beiden jarenlang combineren. En hij doet dat tot groot genoegen van de leden. Zo wordt Abraham, die ook eigenaar is van landgoed Baarland in Zeeland, een terrein dat hij veelal als jachtgebied gebruikt, geprezen om zijn soepele geest. Hij weet
steeds nieuwe aantrekkelijk-heden te bedenken, waar-door de belangstelling voor de ruitersport in de eerste helft van de vorige eeuw snel toeneemt. De druk bezochte wedstrijden in Meijendel, maar bijvoorbeeld ook op landgoed Voorlinden in Wassenaar zijn sprekende voorbeelden. Ze worden afgewisseld met jachtritten in bijvoorbeeld de Westduinen. Probleem is wel, dat er in de loop der jaren steeds vaker naar nieuwe terreinen moet worden gezocht omdat een groeiend aantal duinen met prikkeldraad wordt afgezet. Van Hoboken brengt in 1928 dan ook een woord van dank aan alle grondeigenaren die de Z. H. J. V. in de gelegenheid stellen de jachten over hun terrein te laten rijden. “Zonder hun medewerking zouden die ritten in Den Haag absoluut onmogelijk zijn”.
 
Goede ruiter
 
De liefde voor paarden krijgt Abraham mee van zijn vader Edmund van Hoboken van Rhoon Pendrecht en Baarland. Hij leert al vroeg met de dieren omgaan en staat als twaalfjarige reeds bekend als een goede ruiter. Zijn eerste koers rijdt hij in 1891 in Breda. Dat is nog geen jaar nadat de familie (met zijn moeder Jacoba van Stolk en zijn 2 jaar oudere broer Anthony) naar villa Olanda in Scheveningen is verhuisd. Zijn vader is in de kustplaats een renstal begonnen. Niet veel later doet hij ook mee aan wedstrijden in het buitenland zoals in Düsseldorf en Keulen. Echt lang plezier heeft zijn vader niet van de investering. Edmund wint in juli 1892 weliswaar de veelzeggende ‘Koninginnenprijs’, maar overlijdt op 9 februari 1894 op 47-jarige leeftijd.
Abraham besluit het werk van zijn vader voort te zetten met paarden met namen als Billiton, Golden Fruit, Bathing Woman, Lonely Isle en Sea Voyage. In de loop der tijd, wanneer er sprake is van een groeiend Haags succes op concoursen, neemt hij de volbloedfokkerij van baron Van Brienen, die op Clingendaal woonde, over en begint hij een stoeterij in Rijswijk.
Ondertussen komen er allerlei func-
Met deze tekening probeert de gepensioneerd kapitein Frans
van Giessen aan te tonen hoe fout het met de schietinrichting
kan aflopen.                                                 Tekening: archief 
ties zijn kant op. Zo wordt hij in 1902 benoemd tot gedelegeerd commissaris van de Vereeniging tot Bevordering der Paardenfokkerij in Nederland. In maart 1905 wacht het bestuur van het die maand opgericht overkoepelend comité van concours hippiques. De bedoeling is om tot een betere coördinatie te komen. Niet veel later dat jaar is er een commis-sariaat bij de Nederlandsche Alge-meene Rijtuig Maatschappij De Urbaine. Vijf jaar later gaat Van Hoboken mee als chef d'équipe met officieren naar een Internationaal concours hippique in New York. In april 1910 is er het ren-comité voor de renbaan Duindigt. Hij mag als secretaris de functies van penning-meester en baancommissaris bekleden. Als er in januari 1921 door de ANWB een Commissie voor het Ruitertoerisme wordt ingesteld, vraagt de organisatie Van Hoboken als bestuurslid. In die hoedanigheid houdt hij in oktober 1932 nog een vurig betoog voor de aanleg van ruiterpaden. “Door het asfalteren van vele straten is het rijden, terwijl de ruitersport hier ter stede gestadig toeneemt, niet van gevaar ontbloot”.
Een bijzondere prestatie volgt in maart 1938 wanneer hij het voor elkaar krijgt om het hippische sportfeest een speciale glans te geven. Hij bereikt dat door de eerste overdekte show in Nederland te organiseren. Deze vormt tevens de opening van de rij officiële concoursen van het seizoen. Beschreven als de expert op concoursgebied kost het Abraham weinig moeite de ijsbaan van de Houtrusthallen daarvoor ingericht te krijgen. Het wordt een driedaags festijn, gehouden op 8, 9 en 10 april, waarbij ook de Koninklijke familie haar gezicht laat zien.
 
Haagse Bereden Politie
 
Dat de verschillende verenigingen op paardensportgebied hem waarderen, blijkt misschien het duidelijkst tijdens de viering van zijn vijfenzeventigste verjaardag. Was hem tijdens zijn zestigste geboortedag een auto aangeboden tijdens de viering in Meijendel, dit keer is er een jachtrit georganiseerd. Na die route wacht er in de namiddag op de Scheveningseweg hoek Stadhouderslaan een ere-escorte. Hij wordt met zijn oude met vier paarden bespannen mailcoach via de Scheveningseweg, Frankenslag, Johan van Oldenbarneveldlaan en Doornstraat naar de Boulevard gereden. De escorte die hem begeleidt, bestaat uit burgerruiters en leden van de Haagse Bereden Politie. Nabij hotel Rauch (dat was gelegen op de hoek van de Keizerstraat) wacht een muziekcorps van de Haagse politie en volgt de stoet zijn weg naar het Kurhaus, waar de officiële huldiging plaatsvindt.
Dat Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke een druk leven leidt, blijkt niet alleen uit zijn verdiensten voor de ruitersport. Hij bekleedt diverse andere functies. Om er enkele te noemen: in 1901                                                                                                             is hij betrokken bij de oprichting van
Plattegrond van de situatie aan de Scheveningseweg in 1902.
                                                                   Tekening: archief
 de Nationale Bank. In 1903 is hij   van de partij bij het ontstaan van de   Maatschappij tot Exploitatie van   Onroerende Goederen Houtrust. Hij   heeft een aandeel in het ontstaan van
 de Nederlandsche Automobielclub   waarvan hij in 1905 penningmeester   wordt. En dan is er nog zijn taak als   commissaris bij de Standaard   Hypotheekbank en in 1923 een   functie als lid van de Raad van   Beheer van Exploitatiemaatschappij   Scheveningen. Met zijn huwelijk   loopt het minder goed af. De   echtscheiding van Jacoba van Stolk   wordt uitgesproken op 13 juni 1924.   Net twee maanden later, op 26   augustus 1924, trouwt hij met   Auguste Hedwig Daphne Roderwald
 (een niet onverdienstelijk ruiter).   Het leeftijd verschil is fors. Hij is   vijftig jaar, zij 23.
Die perikelen spelen nog niet als hij zijn plan voor een schietinrichting in de achtertuin aanlevert. Het gaat om een goed uitgewerkt idee waarbij veiligheid voorop staat. Architect Koch (1864-1943), die op de Kanaalweg 19 woont, heeft een schietbaan ontworpen van 32 meter lengte en een breedte van 4 meter en 60 centimeter. De baan wordt volgens zijn plannen aan beide zijden afgesloten door een schutting. Deze is aan de ene zijde twee meter hoog. Aan de andere zijde loopt hij langzaam op. Aan het einde van de baan, waar zich een heuvel van drie meter bevindt, is de schutting zes meter hoog.

Werktekening van de schietinrichting zoals hij wordt aangeleverd door architect Frederik Koch.
                                                                                                                           Tekening: archief

De mogelijkheid bezwaarschriften in te dienen, wordt op 18 november 1902 benut. De eerste is van de gepensioneerd kapitein Frans van Giessen en consorten, eigenaar van de Scheveningseweg 49 (AK497), bewoond door de familie Klein en nummer 47 (AK496), gehuurd door de familie Laurillard. De tweede komt van de burgerlijke maatschappij ter bebouwing van gronden aan de Johan van Oldenbarneveldlaan genaamd: De Combinatie B. v. D. B. (sectie AK597). Van Giessen beschrijft in zijn brief hoe onveilig de baan is, deels omdat hij komt te liggen langs de grensscheiding van perceel AK598 en (gezien vanaf de Scheveningseweg) achter sectie AK497. Volgens hem is de heuvel niet genoeg om de kogels op te vangen. Het liefst ziet hij de hele baan ommuurd ter dikte van één steen. De bovenzijde zou overdekt moeten worden met ijzeren plaat van minimaal 2 centimeter. “Daar is nu geen sprake van. De dikte der houten planken is in het plan niet weergegeven terwijl zes centimeter nog niet eens voldoende is om een revolverschot tegen te houden. Volgens militairen voorschriften is een dikte van zo’n vier meter nodig. Nu zijn de gronden in de onmiddellijke nabijheid tot zo’n 450 meter achter de kogelvanger onveilig terrein. In de tuin van villa Caroline, die door de heer Emil August Klein wordt bewoond, bevindt zich in de hoek, grenzend aan de percelen AK498 en AK598 een hoogte welke dient als standplaats voor een koepel. Door de plaatsing van de schietinrichting lopen bezoekers van het prieel gevaar. Niet door de kogels die de schijf treffen, maar door de kogels die hun doel missen en over de kogelvanger heen vliegen. Zo wordt zelfs de Scheveningsche Weg onveilig, hoe bekwaam de schutters ook zijn. Het zou kunnen betekenen dat bewoners de panden verlaten omdat ze zich niet veilig meer voelen en de percelen onverhuurbaar worden. Hierdoor wordt de eigenaren groot nadeel berokkend”.

Te lage schutting

Niet veel later is er een bijeenkomst met de Haagse wethouder mr. Jean Gustave Stanislas, oud minister van Waterstaat, waarbij Van Giessen (hij overlijdt in juni 1908) nogmaals de bezwaren van alle omwonenden laat horen. De meegekomen Emil Klein legt daarbij nogmaals de nadruk op de te lage schutting. Om de situatie duidelijk te maken, heeft hij foto’s meegebracht. “Mijn koepel ligt op een hoogte van zes meter en zal dus boven die schietbaan uitsteken”.
Wat hem zorgen baart, is dat de schietschijf wordt geplaatst op een afstand van vijf meter van zijn koepel. “U moet niet vergeten, dat er zich in de zomermaanden dikwijls een groot gezelschap bevindt. Deze mensen zijn, net als in het hele omliggende terrein, absoluut onbeschermd tegen de kogels. Wat het nog erger maakt, is dat we geen idee hebben waarmee wordt geschoten. Iedereen weet, dat een revolverschot zeer gevaarlijk is”.
Frederik Koch vertelt, dat er gebruik zal worden gemaakt van Flobertgeweren en dat, wanneer ze hun doel niet treffen, ze terecht komen in de ramen van de villa van Hoboken. Hij legt uit dat de baan twee meter wordt uitgegraven en dat hij zal worden omgeven door een aarde wal die aan het begin twee meter en aan het einde zes meter hoog zal zijn. De schietinrichting wordt achteraan overdekt. Boven-dien worden er dwars op de baan schuttingen met poortjes geplaatst zoals bij militaire schietinrich-tingen, ten einde de juiste richting van het schot aan te geven. Om elke vorm van gevaar te voorkomen, doet hij de suggestie aan de zijde van de koepel van de heer Klein een hoge schutting te plaatsen.

De koepel in de tuin van villa Caroline. Emil Klein: "In de zomermaanden bevindt zich dikwijls een gezelschap in het prieel. Deze mensen zijn absoluut onbeschermd tegen de kogels".      Foto: archief

Van Giessen is niet tevreden. Volgens hem blijft er gevaar bestaan wanneer er bijvoorbeeld op een zomeravond schietoefeningen worden gehouden. “Als het gezelschap dan net een diner achter de rug heeft en in een vrolijke stemming verkeert, zal de richting van het schot niet altijd even juist zijn”.
 
Hinderwet

Het door de heer Van Giessen ingebrachte argument alsnog gebruik te zullen maken van de Hinderwet, wordt van tafel geveegd. Er staat namelijk vast dat op tweehonderd meter van de plaats waar de inrichting zal worden opgericht geen gebouwen of lokalen zijn te vinden als bedoeld in artikel 5 alinea 3 van die Hinderwet.
Op 2 december 1902 buigen de commandant van de brandweer en de inspecteur van de Bouwpolitie zich over de aanvraag. Zij komen met een aantal voorwaarden. Zo moet de inrichting zijn voltooid vóór 1 juni 1903. Hij moet vanaf het begin, zijde Johan van Oldenbarneveldlaan, waterpas worden aangelegd. De op het terrein aanwezige heuvel moet als kogelvanger worden gebruikt. De baan mag niet langer worden dan dertig meter. Ook moet hij aan weerszijde worden voorzien van dubbele schuttingen van vier meter hoog. De tussenliggende afstand van 10 centimeter moet worden opgevuld met zand. Het groene licht voor de aanleg wordt gegeven op 12/15 december 1902. Wel stelt de gemeenteraad nog vast dat de schutting moet aansluiten aan de kogelvanger. Aan de voorzijde moeten ze tenminste twee meter voor de eerste dwars geplaatste schutting beginnen. De vier exemplaren van elk vier meter moeten op gepaste afstand van elkaar worden neergezet. In die dwars geplaatste schuttingen moet in het midden een schietpoort worden opengelaten van een meter breed en twee meter hoog. En er mag slechts geschoten worden met Flobertbuksen van ten hoogste 15 meter dracht. Dat het plan niet door iedereen met veel genoegen wordt ontvangen, blijkt na de stemming. Burgemeester baron van Harinxma thoe Slooten en wethouder Mouton laten weten zich niet met dit besluit te kunnen verenigen. Hun inbreng is echter niet groot genoeg om de uitvoering te stoppen.

© Haags Nieuws Bureau 2020