maandag 21 juli 2025

Bosjes van Poot


Architectonische schoonheid
in een bijzondere omgeving

door Hans Piët

DEN HAAG – Het idee, dat begin 1912 wordt geboren, om een verversingslokaal neer te zetten, waar het publiek na een flinke wandeling door de Westduinen in alle rust nog even kan genieten van een versnapering zoals een kop thee, is niet verkeerd. Bijkomende aardigheid is, dat voor een unieke plek wordt gekozen namelijk de 34 hectaren tellende Bosjes van Poot. Achteraf kan daarbij worden vermeld, dat voor het ontwerpen van het gebouw de keuze niet valt op de eerste de beste architect. Het is Johannes Jacobus Gort (geboren in Rotterdam op 02-06-1875), op dat moment werkzaam bij de gemeente en inmiddels stichter van monumentale panden.
Dat het om een bijzondere omgeving gaat, heeft te maken met de familie Poot. Willem (10-03-1857) treedt als 14-jarige in dienst bij groothertogin Sophie van Saxen Weimar, eigenares van landgoed Zorgvliet. Het latere Houtrust is daar een onderdeel van. De boswachter heeft als koddebeier, zoals dat vroeger werd genoemd, zoveel gezag, dat hij de soms baldadige jongeren, die de bosjes een verrukkelijk oord vinden, bij zijn aanwezigheid, moeiteloos in het gareel weet te houden. Gevolg is dat, in eerste instantie, Scheveningers en wat later ook de buurtbewoners van Duinoord en de zich snel ontwikkelende tuinstadswijk Houtrust spreken over de bosjes van Poot. Zo wordt al bij leven dat gebied naar Willem vernoemd. Daar komt geen raadsbesluit aan te pas. Dat geldt niet voor de Laan van Poot. De Haagse gemeenteraad, die het tot die tijd in officiële stukken steeds heeft over de ‘zogenaamde Boschjes van Poot’, noemt het in november 1914, bij het vaststellen van nieuwe straatnamen, gepast voor de weg langs het bos de naam van de familie Poot te gebruiken. Dat idee krijgt een extra impuls doordat op het moment van de beslissing Jacob (04-12-1863), de zes- en-een-half jaar jongere broer van Willem, er als boswachter rondwandelt. Inmiddels in dienst bij gemeenteplantsoenen aanvaardt hij die functie op 6 september 1907. Zijn werkzame leven begint als 16-jarige op Zorgvliet, waar hij ook is geboren. Als bouwondernemer Adriaan Eliza Herman Goekoop (Goedereede: 28-04-1859), door middel van zijn opgerichte maatschappij Park Zorgvliet, het landgoed in 1902 van de erven Saxen Weimar overneemt, blijft hij in dienst. Wanneer Willem zo’n vijf jaar voor zijn pensioen door gemeenteplantsoenen - de gemeente is inmiddels eigenaar - weer te werk wordt gesteld op Zorgvliet, neemt Jacob zijn taak, samen met boswachter Aai Stam, van hem over. Hij zwaait op 1 februari 1929, na 21 jaar, af. Jacob, die is getrouwd met Wilhelmina van der Zwan (03-05-1869) en vader is van negen kinderen onder wie medewerker groenvoorziening Pieter, overlijdt op 16 december 1933. Willem Poot, die in zijn leven twee keer weduwnaar wordt - in 1913 van Louisa Hendrika Hout en in 1926 van Johanna Christina Schreuder - overlijdt niet veel eerder, op 10 juni 1932 op 75-jarige leeftijd.

Grillig

De geschiedenis van het verversingslokaal (sectie AO nr. 108), kent een grillig verloop. Dat begint bij de tekeningen van architect Gort. De bouwkundige, die de grondbeginselen van het vak meekrijgt van zijn vader, eigenaar van een Rotterdams aannemersbedrijf, werkt vanaf 1909 bij Gemeentewerken. De regels geven echter aan dat het project zou moeten worden uitgevoerd door een architect van Stadsontwikkeling. Het gevolg is dat het pand niet onder de verantwoordelijkheid van de daarvoor aangestelde wethouder valt, op dat moment ir. Cornelis Lely.
Als huurder Jan Frederik Hendrik Greup (Wassenaar 10-03-1882) in januari 1916 vraagt om op de zolder van het gebouw, in verband met mogelijk toerisme, zes kamers kamers te mogen aanbrengen, de
Het eerste ontwerp van het ververschingslokaal van architect Gort    
Op de tekening is het torentje nog zichtbaar. Tekening Hans Piët. 
open veranda middels een glazenfront met schuifbare ramen te mogen veranderen in een gesloten serre en die te mogen voorzien van lambrisering, bestaan er bij B&W evenals bij de Commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigendommen, onder voorwaarden, geen bezwaren. Het is echter opnieuw een zaak voor Gemeentewerken, welke dienst resulteert onder de wethouder van Openbare Werken, op dat moment Jurriaan Kok. Zoals eerder, bij de bouw in januari 1914, de beslissing viel alsnog een kelder aan te brengen, die vanwege de stand van het grondwater niet hoger mocht worden dan twee meter (kosten 1100 gulden), zo besluit de gemeenteraad op 13 maart 1916 gelden beschikbaar te stellen welke nodig zijn voor deze uitvoering. Voorwaarden is wel, aldus burgemeester en wethouders, dat de jaarlijkse huurprijs wordt verhoogd met 7% van de op 3500 gulden geraamde verbouwingskosten. Jan Greup betaalt vanaf 14 mei 1916 jaarlijks 2481 gulden (€1125,83) voor het restaurant met tuin en kelder, in plaats van de oorspronkelijk afgesproken 2085 gulden (€946). Hierin zijn de kosten verrekend van de aansluiting aan de Duinwaterleiding (f 30,-), de huur van het door het Gemeentelijk Energiebedrijf geleverde transformatorstation en de benodigde kabels (f 275,-) en de erfpachtsom (f 100,-) van het 1200 centiaren tellende terrein. Niet verrekend is het elektriciteitsverbruik. Overeengekomen wordt dat het bedrag zal worden gestort in driemaandelijkse termijn van f 620,25 (€ 281,46), vooraf of op de eerste werkdag van elk kwartaal.

Charme

Het ontwerp van Gort, dat ook deze keer op de gebruikelijke wijze door de directie van Gemeentewerken voor toetsing wordt aangeboden aan het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, voldoet volledig aan de eisen der Bouw- en Woonverordening. Wat het gebouw, dat is ontworpen als een café met woning, deels zijn charme geeft, is de halfronde veranda, die de linker- en rechterhelft van het in t-vorm geschetste pand, met elkaar verbindt. Het middengedeelte wordt gedekt door een hoog schuin dak, terwijl gelijkvloers een grote zaal is aangebracht die zowel aan de voor- als achterzijde is afgesloten met grote opengaande glazendeuren. Op de eerste etage zijn zeven kamers en een keuken te vinden met links en rechts balkons. De zolder telt in eerste instantie drie kamers, dat worden er na de verbouwing vijf. Wat niet doorgaat, is het torentje dat boven het dak had moeten uitsteken waardoor aan alle kanten had kunnen worden uitgekeken over de Bosjes. Architect Gort levert begin 1912 zijn uitgewerkte tekeningen in. Op 26 juni van dat jaar wordt voor het maken van het pand met restauratielokalen een som van f 28.500 (€ 12.933) op de gemeentebegroting (volgnummer 378) genoteerd. Als de uitslag van de op 21 augustus 1913 gehouden openbare besteding binnenkomt, blijkt dat er een bedrag van f 35.900 (€ 16.291) nodig is. Het tekort bedraagt dus 7400 gulden (€ 3358). Wat blijkt, is dat enerzijds de oorspronkelijke globale raming te laag werd ingeschat. Anderzijds zijn de prijzen van materialen en de lonen sinds 1912 belangrijk gestegen. Onder de noemer ‘Geldlening ter voorziening in verschillende behoeften’ besluiten burgemeester en wethouders eind september van dat jaar de begroting van 1913 te verhogen met het tekort.
Tekening van de zuid-oostgevel met de door Greup gevraagde verandering. De rode
 panelen geven aan hoe de open veranda wordt omgevormd tot een gesloten serre.    
                                                                             Tekening: Haags Gemeente Archief.
Dat die  beslissing valt, heeft niet alleen te maken met de schoonheid van het pand maar ook met de architect. De gemeente-
raadsleden beseffen zich maar al te goed met Gort een belangrijke bouwer in huis te hebben, die met zijn werk
de status van
’s-Gravenhage als regeringsstad nog wat extra glans kan bezorgen. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar zijn prestaties tijdens de samenwerking met Johannes Mutters jr. (Den Haag: 05-11-1858), een architect die tot een groep behoort die rond de eeuwwisseling zoekt naar vernieuwende bouwstijlen en zo bijdraagt aan de ontwikkeling van de art nouveau. Samen met hem ontwerpt Gort onder meer Plaats 26, Kneuterdijk 2 t/m 2b, Hotel de Twee Steden (Buitenhof/hoek Hofweg), een gebouw met showroom voor meubelfabriek Mutters aan het Piet Heinplein 5 en verschillende villa’s. Dat Johs. J. Gort aanzien heeft, wordt in mei 1912 op een ludieke manier duidelijk wanneer directeur Jack Lindo bij de gemeenteraad het voorstel deponeert de architect te voorzien van een telefoonaansluiting. “Hij is belast met de uitvoering van verschillende grote bouwwerken als de Hogere Burgerschool aan de 3e van der Boschstraat en de vakschool voor meisjes aan de Louise Henriëttestraat 10. Het is zaak dat hij een aansluiting in zijn woning aan de Bazarlaan 9 verkrijgt”, aldus de directeur Gemeentewerken.
Een jaar eerder, in 1911, heeft hij zitting genomen in de commissie die het plan uitwerkt voor de bouw van een nieuwe schouwburg op de oude plaats, al wordt er – zonder succes - ook een handtekeningenactie georganiseerd om hem verplaatst te krijgen naar Zorgvliet. Gort dient twee ontwerpen in: een voor een geheel nieuw gebouw, de ander met behoud van de bestaande gevel. Hoewel ook andere architecten zoals het Oostenrijkse duo Fellnet & Helmer, plannen inleveren, wordt uiteindelijk gekozen voor een verbouwing naar de ideeën van Gort.

Henri Evers

Aan het begin van zijn loopbaan werkt Gort bij verschillende architecten. Vervolgens vertrekt hij naar Boedapest waar hij twee jaar werkzaam is. Eenmaal definitief terug vestigt hij zich in 1900 als architect in Rotterdam. Kort daarop wordt hij de assistent van prof. Henri Evers op de afdeling Schone Bouwkunst aan de Technische Hogeschool in Delft. Als student heeft hij van Evers les gehad op de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. Gort is ook als leraar verbonden aan de Haagsche Academie. Bekende leerlingen zijn architecten zoals Slothouwer, Robbers, Verhagen, Bremer, Molière en Karsten. Als gemeentearchitect blijft hij tot 15 juli 1916 in dienst. De reden voor zijn eervol ontslag is de opdracht die hij krijgt van het gemeentebestuur van Utrecht. Gort wordt gevraagd plannen te maken voor een grote verbouwing van de schouwburg. Na het voltooien van de voorbereidingen maakt de Eerste Wereldoorlog de uitvoering onmogelijk. Dat betekent niet dat hij zonder werk zit, want met Den Haag is afgesproken, dat hij tot 1 januari 1918 de werken die hij bij vertrek onder handen heeft, zal afmaken, terwijl hij advies zal geven bij de projecten die in voorbereiding zijn. Het gaat dan om de Telefoon Centrale aan de Marnixstraat 18, de tijdelijke raadszaal in de Javastraat, tal van scholen zoals de Visserijschool, een woningbouwplan aan het Verversingskanaal in Scheveningen ofwel de bouw van een flinke rij huizen op de hoek van de Houtrustweg en de Zeezwaluwstraat. Hij ontwerpt ook straatversieringen in onder meer de Prinsestraat in verband met de komst van het Deense koningspaar, maar ook ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van koningin Wilhelmina en het trouwen van prinses Juliana. Als zelfstandig architect zit hij o.a. in het hoofdbestuur van de Nederlandsche Vereeniging Schoonheid en Opvoeding en in het bestuur der Haagse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst. In november 1926 wordt hij uitgenodigd tot het maken van schetsontwerpen voor de bebouwing van een van de hoofdstraten in plan Segbroek. Twee jaar eerder is hij verantwoordelijk voor de verbouwing van het magazijn van de firma J.D. Leupen en Zoon aan de Denneweg. Zijn curriculum vitae geeft aan dat hij veel magazijnen hier ter stede zowel als daarbuiten heeft ontworpen. In 1928 is hij de bedenker van een garage met kantoorgebouw in de 2e Lulofdwarsstraat voor de transport- en handelmaatschappij N.V. Het Haagsche Veem. Gort is medeoprichter van de Vredeskamer en een bekwaam aquarellist van onder meer stadsgezichten. Ondertussen wordt ook buiten Den Haag aansprak gemaakt op zijn talent als architect. Zo wordt hij bijvoorbeeld gevraagd voor de verbouwing van Musis Sacrum in Arnhem en Tivoli in Utrecht. Gort is betrokken bij de Rotterdamse huishoudschool aan de Graaf Florisstraat en Sandeman Bodega aan de Coolsingel. Veel interieurs en winkelbetimmeringen worden naar zijn ontwerp uitgevoerd. Een ervan was terug te vinden in hotel-café-restaurant Sans Souci aan de Regentesselaan 317 in Den Haag. Architect Gort is door de Franse regering benoemd tot Officier d’ Acadèmie, terwijl hij ook de Deense onderscheiding Ridder in de Danebrogorde opgespeld heeft gekregen. Johs. J. Gort is van 20-02-1907 tot 06-05-1930 getrouwd met Catharina Maria Spijkers (03-04-1883). Met haar heeft hij een dochter Hendrika Johanna (15-12-1907). Over zijn tweede vrouw Maria Catharina Celestina De Beugher is minder bekend. Hij overlijdt op 10 augustus 1950 op 75-jarige leeftijd in Den Haag.

Eerste huurder 

Het idee een pand neer te zetten in de Bosjes van Poot is afkomstig van Jan Greup, landbouwer in Scheveningen. Met een eerste aanzet tot het tekenen van het huurcontract op 3 september 1912 en met een, ook door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurde, definitieve overeenkomt op 19 januari 1914, hoeft de gemeente zich geen zorgen te maken over een eerste huurder van het pand dat later dat jaar als adres Laan van Poot 91 krijgt. Door de jaren heen aangemoedigd door zijn ouders, Jan Greup (opzichter bij de domeinen) en Margaretha van Bergen Henegouwen (huisvrouw), neemt de jongste, uit het gezin met drie kinderen, die beslissing met het idee van zijn theetuin net zo’n succes te maken als De Bataafsche Boer, die op 8 juni 1889 werd geopend in de Scheveningse Bosjes en theeschenkerij Duin en Dal aan de Waalsdorperweg 220. Dat laatste onderkomen, een oude boerderij, wordt sinds 1901 geleid door zijn zussen Gerarda Geertruida (Wassenaar: 18-02-1870) en Helena Johanna (Wassenaar: 24-10-1873).
Wanneer Greup op 15 mei 1914 zijn onderkomen officieel opent - hij is twee dagen eerder met zijn eerste vrouw Cornelia Jacoba van de Heuvel (18-06-1883) getrouwd - blijkt het succesvol bestieren van zo’n theetuin lastiger dan gedacht. Er komt wel publiek maar het zijn geen grote aantallen. Mogelijke reden is omdat het pand wat verscholen ligt en er geen weg naartoe leidt. In november 1914 proberen burgemeester en wethouders dat op te lossen met het voorstel dat traject aan te leggen. Naast een klinkerbaan met een breedte van vijf meter zou langs een zijde een twee meter breed geteerd kolenaspad voor voetgangers moeten komen. Kosten 6600 gulden. Zijn komst blijkt nauwelijks invloed te hebben. De toeristen, die bij zijn zussen wel langskomen, weten zijn onderkomen niet echt te vinden. Greup probeert dat in positieve zin bij te sturen door soms matinees te organiseren en de start van verschillende sportwedstrijden dan wel de aankomst of beiden voor hotel ‘Boschjes van Poot’ te laten plaatsvinden. Het gaat dan om sporten als snelwandelen en veldloop, wandeltochten zoals georganiseerd door de Nederlandsche Dobermann Pincher Club en het door Excelsior bedachte wielrennen door de Westduinen. Hoewel hij in november 1920 nog op zoek gaat naar een werkvrouw, van zondag tot en met vrijdag van half 9 tot en met half zes, voor f 12,50 per week, besluit hij aan het einde van dat jaar er een punt achter te zetten. In hoeverre zijn scheiding van Cornelia (als eiseres) op 14 februari 1920 daarmee te maken heeft, vertelt de geschiedenis niet, al zal ook de huurovereenkomst daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld. Wel is duidelijk dat hij heel snel, op 22 december 1920 zijn ja-woord geeft aan Catharina Vierling (13-04-1898) met wie hij vier kinderen krijgt. Op 10 en 11 februari 1921 wordt ten overstaan van deurwaarder Willem Johannes Bikbergen (26-04-1866) in het gebouw ‘Boschjes van Poot’ een openbare verkoping tegen contante betaling georganiseerd. Het gaat om Jans ‘weinig gebruikte hotel-, café- en restaurantinventaris’ als ledikanten, beddengoed, dekens, tafels, linoleum, een ijsmachine, bestek, elektrische lampen, spiegels, schilderijen, klokken, stoelen, een pianino van Schiedmaijer uit Stuttgart, een biljart met toebehoren enzovoorts. Het betekent niet dat het onderkomen uit de familie verdwijnt. Cornelia van den Heuvel, inmiddels officieel de huurster van het pand, draagt deze per 15 februari 1921 over aan de dames Greup. De zussen Gerarda en Helena besluiten, naast de uitspanning ‘Duin en Dal’, ook deze theetuin te gaan leiden. 
Om ‘Boschjes van Poot’ meer bekendheid te bezorgen, vragen ze aan de gemeente of ze verwijsborden mogen plaatsen. Het gaat om vier richtingaanwijzers die komen te staan op de hoek van de Houtrustweg en de Sportlaan, op de hoek van de Sportlaan en het Mezenplein, op de hoek van de Houtrustweg en de Laan van Poot en bij de Bosjes van Poot-ingang. De gemeente bepaalt dat hiervoor jaarlijkse f14,60 moet worden betaald. De eerste keer is er een extra bedrag van 32 gulden. Het is geld dat nodig is voor het herstellen van de bestrating bij het verwijderen van de palen. 
De rode stippen zijn de plaatsen waar de dames Greup de richtingaanwijzer het liefst geplaatst zien.
                                                                                                  Plattegrond: Haags Gemeente Archief. 



Echt lang houden de zussen het niet uit. Ze vragen in november 1923 of ze de huur per 1 januari 1924 mogen overdragen aan de zogenaamde ‘combinatie Noordam’. Deze bestaat uit Cornelis Noordam (Zegwaart: 03-01-1875) sinds 16 maart 1914 directeur van melkinrichting ‘De Landbouw’ in 
’s-Gravenhage en boterhandelaar, Gerrit Frans Noordam (Zegwaart: 16-05-1855), directeur van melkinrichting ‘De Landbouw’ in Leiden en ook restaurateur in Oegstgeest, prof. Heime Remmelts (Assen:17-01-1867), inspecteur bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij is werkzaam bij de Veeartsenijkundige Dienst in Voorburg en buitengewoon hoogleraar bij de Utrechtse universiteit. Ook betrokken is de in Wassenaar woonachtige notaris Henri Constant Albert Vermeulen van Kruiningen (Amsterdam: 07-09-1877). Dat ‘De Landbouw’ in 1899 in Den Haag wordt opgericht heeft te maken met het voornemen om tot een eerlijkere verdeling van de inkomsten te komen. De maatschappij wordt om die reden bestuurd door ‘boeren’ en ‘heren’. Uitgangspunt is verbruikers van melkproducten te waarborgen tegen vervalsing en verontreiniging door ziektekiemen. Aan de andere kant wil het ook de belangen van melkleveranciers behartigen. Bestaande melkinrichtingen betalen namelijk steeds minder aan boeren voor de melk terwijl de winst in die bedrijven flink stijgt. De eerste fabriek van ‘De Landbouw’ wordt in 1900 neergezet aan de Gedempte Gracht 16-18 (sectie I nr. 1732 en nr. 229). Het is een ontwerp van Johannes Mutters jr. Hij voorziet het pand van een stoomketel met een verwarmd oppervlak van 21 m2 en een stoommachine van 15 paardenkracht. Het in fraaie Engelse stijl opgetrokken gebouw heeft aan de gevel decoratieve aan de landbouw ontleende elementen. Er is ook een melksalon. Deze wordt op 7 november 1910 geopend en heeft zo’n indrukwekkend interieur dat er niet alleen nog maanden over wordt gesproken, maar hij ook blijvend druk wordt bezocht.
Cornelis Noordam neemt de leiding over het pand in de Bosjes van Poot. De gemeente gaat alleen akkoord als de combinatie Noordam zich bij een op zegel gestelde verklaring tegenover de gemeente
’s-Gravenhage verbindt tot de juiste naleving van de voorwaarden der akte van verhuring van de derde september 1912, zoals die is gewijzigd bij akten van 12 maart 1914, 29 april 1915 en 14 februari 1917 en tot storting van de waarborgsom in bedoelde akten genoemd. Dat is het bedrag van 2500 gulden, welk bij de administrateur van de dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting zal blijven berusten tot twee maanden na het beëindigen van de huur. François van ’t Sant, hoofdcommissaris van politie, laat weten dat Noordam gunstig bekend staat. Hij is geen wanbetaler. Al snel is er een tegenslag. Op 20 juni 1924 bezwijkt er namelijk een zijbalkon. Dat er geen ongelukken plaatsvinden komt omdat er op dat moment geen bezoek aanwezig is.

Muziekuitvoeringen

Om publiek te trekken kiest Cornelis er nog hetzelfde jaar voor, overigens niet als enige Haagse uitbater, om muziekuitvoeringen en bijeenkomsten te organiseren. Hij krijgt daarbij een aantal aanwijzingen van de gemeente. Hij mag de beneden tussenlocatie gebruiken als danszaal (discotheek). In de ruimte mogen niet meer bezoekers aanwezig zijn dan het aantal beschikbare, behoorlijke zitplaatsen. En de locatie moet gedurende de tijd dat publiek aanwezig is, steeds behoorlijk zijn verlicht en moet van alle kanten goed te overzien zijn. De aftrap van het concertseizoen is – ook de volgende jaren - in juni. Bij zijn eerste aanvraag spreekt hij over dagelijkse uitvoeringen tussen 3 en 6 uur. De bedoeling is deze door een pianist, violist en cellist op de begane grond te laten plaatsvinden. Bij de gemeente bestaat geen bezwaar al zijn er regels. Zo mag op zondagen en algemeen christelijke feestdagen niet worden aangevangen dan na het volkomen eindigen van alle voormiddag godsdienstoefeningen. Mogen er in de inrichting geen kelnerinnen worden gehouden. Mag de muziek niet te veel geraas maken en is het verboden strooibiljetten die betrekkingen hebben op het restaurant uit te delen, ook buiten het pand. 
Aankondiging van de openingsavond van concertseizoen 1928.
                                                  Biljet: Haags Gemeente Archief. 
Twee jaar later worden de optredens georganiseerd op woensdag, zaterdag en zondag van 8 tot 11 uur. Op zaterdag en zondag zijn er ook matinees om drie uur en om half zes. Zo is er bijvoorbeeld in september 1926 een Oud-Hollandsche Liederenavond door het ensemble van Jacob Trump. In juli 1928 geeft het Haagse kwartet en fanfarekorps Excelsior onder leiding van Henri Verhaar een concert in de theetuin en herhaalt die exercitie de jaren erna nog regelmatig. In augustus 1929 komt de ’s-Gravenhaagsche Turnbond onder leiding van Thomas Kneifer langs. Het biedt het publiek direct een kans gebruik te maken van het nieuw ingerichte restaurant en terras op de eerste etage van het gebouw. Elk jaar is er wel een bezoek van het strijk- en koperkwartet Oude Jagerband dat dan onder leiding van Antonie Wilhelmus Huguenin optreedt in de tuin. Het dubbel mannenkwartet Zanglust, dat bestaat uit personeel van de Gemeentetelefoondienst onder leiding van Cornelis Buytendijk jr. laat ook graag van zich horen. In juli 1930 komt het symfonieorkest Meyerbeer onder leiding van Josephus Leonardus Koens langs. Eind juli 1931 treedt het Fries gemengd koor Stanfries op met medewerking van het Haags strijkkwartet Con Amore onder leiding van violist Willem Buiteveld. Begin september 1932 is er de laatste openlucht zanguitvoering van ‘Ons Hollandsche Lied’ onder leiding van gymnastiekonderwijzer Jacob Dirk van Ramshorst met medewerking van zangclub Con Amore, Anton Goodman en het publiek. Openbare bijeenkomsten worden georganiseerd door onder meer de Liberale Staatspartij afdeling ‘s-Gravenhage. In juni 1931 zijn er drie sprekers jhr. mr. dr. Eeltjo Aldegondus van Beresteijn, Willem Eymers en mr. Gerardus Cornelis Johannes Varenkamp. Een jaar eerder, in april 1930, geeft de Vereeniging Planten- en Vogelwijk een bal in de zalen van het restaurant. The Dutch Orpheans verzorgen het dansprogramma. Datzelfde jaar is er een openbare vergadering van de Vrijheidsbond.
In al die jaren levert ook voor Noordam het betalen van de huur steeds vaker problemen op. Volgens de gemeente vooral vanaf 1929. Hoewel elke keer opnieuw het aflossen van de huur wordt toegezegd, blijft het achterwege. Het is reden om een advocaat van de gemeente in te schakelen. De uitkomst is, dat alle achterstallige huur zal worden betaald wanneer de huurovereenkomst vanaf 15 mei 1934 kan worden overgenomen door zijn zoon Cornelis Adriaan Noordam (Zegwaart: 03-11-1907). Deze is bereid hetzelfde huurbedrag van 2481 gulden per jaar te betalen in kwartalen van f 620,25. Het raadsbesluit van 19 maart 1934 bevestigt die wisseling. Cornelis jr. krijgt een huurovereenkomst tot 14 mei 1939. Er zijn wel voorwaarden aan verbonden. Zo mag hij het gebouw en terrein uitsluitend bezigen als hotel, koffiehuis en restaurant. Zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders mag het gehuurde niet worden veranderd. Het onderhoud van het gebouw is voor rekening van de gemeente. Het verzorgen van het terrein en de daarop aanwezige beplanting geschiedt voor rekening van Noordam. Hij zal moeten gedogen dat aan, op of in het gebouw of op het terrein van gemeentewegen werkzaamheden worden verricht, zoals het leggen van kabels in verband met de elektriciteit. Als hij zich handelingen veroorlooft strijdig met de hem opgelegde voorwaarden, een of meerdere voorwaarden niet naleeft of niet voldoet aan de hem opgelegde betalingsverplichting, is hij door de enkele overtreding of het enkel verloop van de gestelde termijn in gebreke en zijn burgemeester en wethouders zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, bevoegd de huurovereenkomst direct te beëindigen zonder dat rechterlijke tussenkomst nodig is. Op grond van de geëindigde huur is hij verplicht tot ontruiming over te gaan. In dat geval wordt geen ontheffing of teruggave van huurpenningen en geen terugbetaling van de waarborgsom (groot 2500 gulden) verleend. Burgemeester en wethouders behouden ook na die huurbeëindiging het recht tot verordening van vergoeding voor alle schade en nadelen welke door handelingen en verzuimen van Noordam zijn veroorzaakt.

Betaler

Cornelis jr. blijkt een nog slechtere betaler te zijn dan z’n vader. Al bij de eerste termijn wordt de huur niet op tijd afgedragen en ook bij de volgende termijn kost het innen de grootste moeite. De gemeente stelt zich, gezien de moeilijke tijdsomstandigheden - crisis – soepel op. Cornelis laat in een brief weten dit te waarderen. ‘Ik ben u zeer erkentelijk voor de grote soepelheid, welke u toont bij het innen van de huur. De komende wintermaanden zullen nog moeilijk zijn. Zijn die echter voorbij dan kom ik financieel ruimer te zitten, daar ik dit jaar voor grote kosten heb gestaan’.
Het lunchmenu van september 1928.
                                             Archief.
Op 3 december 1934 organiseert Cornelis jr. een bespreking met de gemeente. Daarin vraagt hij om de aanleg van centrale verwarming in het pand. Het voorstel wordt afgewezen om de simpele reden dat eerst de huurschuld moet worden ingelost. Helaas. Wel beloftes maar geen geld. Begin mei 1935 laat Noordam jr. weten de schuld te zullen afbetalen. In augustus vraagt hij om nog wat geduld. In een brief laat hij weten een uitstekende maand augustus tegemoet te gaan. ‘Mijn hotel is nagenoeg volgeboekt, zo zelfs dat ik moet uitbreiden. Ik kan u dan ook de absolute zekerheid geven dat de achterstand op 15 augustus is afbetaald’. In juli 1936 blijkt de schuld te zijn opgelopen tot 2500 gulden. Onderzoek wijst uit dat er tussen september 1934 en mei 1936 tien schriftelijke aanmaningen tot afbetaling naar Noordam zijn verzonden.
In augustus van dat jaar gaat mr. Willem Roelof Gerardus Cornelis van Solinge zich er, namens de gemeente, mee bemoeien. Hij krijgt nog dezelfde maand een voorstel van de accountant van Noordam. Daarin is te lezen dat de jaarlijkse huur zou moeten worden verminderd met 1000 gulden (met terugwerkende kracht), dat er verschillende onderhoudswerkzaamheden nodig zijn en de aanleg van een centrale verwarming. Om dit te benadrukken wordt het opgemaakte rapport van ir. Nicolaas Johannes Kruizinga, architect te Rijswijk, meegestuurd. Op het voorstel wordt niet ingegaan. Mr. Van Solinge laat weten dat die verwarming wordt aangelegd zodra de huurachterstand is weggewerkt. Er verandert niets. Reden voor de gemeente per 1 oktober 1936, wegens wanprestatie, de huurovereenkomst te beëindigen en op advies van mr. Van Solinge te besluiten in rechte op te treden ten einde de ontruiming van het perceel per 1 november te verkrijgen. Aan die eis tot ontruiming geeft Cornelis Noordam jr. geen gehoor. Hij schakelt een verslaggever van dagblad Het Vaderland in die op 6 februari 1937 met een paginagroot artikel komt onder de titel ‘De gemeente als model van een slechte huisbaas’. Dat levert in de raadsvergadering van 8 februari weer vragen op van mr. dr. William Marten Westerman, Franciscus Johannes Paans, Antoon van Kesteren en mr. Pierre Charles Louis Eschauzier, die door Machiel Vrijenhoek, wethouder voor Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, worden beantwoord. Wat blijkt, is dat de vordering op 15 februari 1936 is opgelopen tot f 2.821,51 wegens achterstallige huur plus f 930,38 schadeloosstelling wegens wederrechtelijk in gebruik houden na 1 november 1936. Het gaat dus om een totaal van f 3.751,89 (1702,53). Vrijenhoek: “Hiervan is 2.632,64 gulden gedekt door een door de huurder gestorte waarborgsom, met inbegrip van de daarvan gekweekte rente. Dat bedrag is uiteraard vervallen verklaard”.
Hij benadrukt dat het krantenartikel wemelt van de onjuistheden en verkeerde voorstellingen. Zo is het bijvoorbeeld onjuist dat het pand niet solide is gebouwd. Er is sprake van anderhalf steens buitenmuren. De woonkamer is met zijn 16 vierkante meter oppervlakte inclusief een stookplaats en twee kasten groter dan wettelijk voorgeschreven. “Dat hij door de huurder wordt gebruikt voor ijs-fabricage en zich in een onbeschrijflijke rommelige toestand bevindt, is zijn keuze”, aldus Vrijenhoek.
Dat de badkamer geen aansluiting aan de waterleiding en geen afvoer heeft, is onjuist. Beide zijn aanwezig evenals voor de vaste wastafels en wc’s. Wat in het verhaal breed wordt uitgemeten is dat zich op het buffet een spiritustoestel bevindt om warme dranken te bereiden. De wethouder vraagt zich hardop af: “waarom daar? Onmiddellijk achter dat buffet bevindt zich namelijk een grote keukenruimte met stenen vloer en twee fornuizen”.
 
Pannendak

Hij vertelt dat het onderhoud van gemeentewege niet is verwaarloosd. Zo is het pannendak in 1934 vernieuwd en zijn er drie ventilatoren aangebracht. Het perceel is in 1935 van buiten geheel geverfd en in 1936 zijn nieuwe elektrische leidingen aangebracht. “Vermeld mag worden dat de gemeente in sommige opzichten zelfs meer heeft ondernomen dan waartoe ze strikt genomen verplicht was ingevolge artikel 1587 van het Burgerlijk Wetboek. Wanneer de toestand van het perceel minder bevredigend is, komt dat door een onjuist gebruik van het gehuurde door de huurder, of het niet verrichten van werkzaamheden door de huurder welke volgens artikel 1619 van het Burgerlijk Wetboek zouden moeten worden uitgevoerd”, aldus de wethouder.
Om twee voorbeelden te noemen: Noordam laat het na om dertig gesneuvelde ruiten van de serre te vervangen. Daarom besluit de gemeente in1935 alle ruiten opnieuw te zetten. Het mastiek plat boven de serre wordt door Cornelis jr. niet onderhouden. Gevolg is een plateau vol rottende bladeren en ander vuil, waardoor plantengroei welig tiert. Op die manier wordt de mastiek bekleding aangetast. Gevolg, lekkage. Wethouder Vrijenhoek noemt het vreemd dat Noordam jr., vóórdat de zaak afgelopen zomer door de gemeente in handen van mr. Van Solinge werd gesteld, nooit heeft geklaagd over de door hem in het artikel genoemde misstanden. Integendeel. “Hij heeft herhaaldelijk zowel schriftelijk als mondeling zijn dank betoond over de coulance die hij heeft ondervonden”.
Op 23 december 1936 mag de kantonrechter zich uitspreken. Noordam jr., als de gedaagde, heeft eerder aangevoerd dat door de wanprestaties van de gemeente, zoals het schromelijk verwaarlozen van haar verplichting tot onderhoud, hij aanzienlijke schade heeft geleden. Het is volgens hem de reden waarom de betaling van de huur vanaf 15 augustus 1935 achterwege bleef. Het was immers onmogelijk het hotel en café-restaurant behoorlijk te exploiteren. Daarbij stelt Cornelis zonder verder bewijs vast, dat die schade de verschuldigde huur overtreft. Hij wil een tegenvordering daar hij meent dat burgemeester en wethouders niet gerechtigd waren de huur als geëindigd te beschouwen. De kantonrechter gaat nergens in mee. Deze veroordeelt Noordam op 19 mei 1937 tot ontruiming van het gehuurde. Dat leegmaken vindt, onder het toeziend oog van een deurwaarder, plaats op 21, 22 en 24 mei. Directeur Pieter Bakker Schut van de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting (jaarsalaris f 9800) laat weten: “De 24e de sleutel ontvangen en de 25e met het schoonmaken en het opknappen van het pand begonnen. Het is in een ongelooflijk smerige toestand achtergelaten. Bergen vuil en afval moeten worden verwijderd”.
Er zijn werkzaamheden als het behangen van enkele kamers. De plafonds in de serres en in enkele kamers moeten worden geverfd, gebroken ruiten moeten worden hersteld en Frederik Pieter van der Lecq wordt ingehuurd om een nieuwe afdekking voor het plateau te maken. De wethouder schat de kosten tussen de 700 en duizend gulden.
Dat het zo mis heeft kunnen lopen, is volgens een expert voor een groot deel te danken aan de door Noordam jr. gevraagde prijzen. Mogelijk met het idee volop te kunnen profiteren van de inkomsten van de beter gesitueerden uit de buurt, vroeg hij voor een pot thee 40 cent. Limonade kostte 25 cent, vanille-ijs 50 cent. Een kogelflesje limonade 30 cent, bier 25 cent en melk 15 cent. Normaal gesproken zijn de prijzen in Haagse en Scheveningse theetuinen zoals deze 20 cent voor een pot thee, voor een kopje thee of koffie 15 cent, ijs 20 cent, limonade 15 cent, melk 10 cent en bier 20 cent.

School

De gemeente ziet er weinig in het gebouw opnieuw als hotel en café-restaurant te gaan verhuren. Ze wordt – min of meer - op haar wenken bediend, want op 14 maart 1938 komt er bij Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht een verzoek binnen van Johannes Aegidius Adolph Lisman, directeur van N.V. Instituut voor Lager en Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. Hij vraagt het café met woning te mogen verbouwen tot school met dienstwoning. Het gaat om de Haagse afdeling, een uit vier klassen bestaande instelling die op dat moment is gehuisvest in de Prins Hendrikstraat 21. Er worden drie tekeningen ingeleverd, die een heftige discussie doen ontstaan in de gemeenteraad. Wat als de school het na vijf jaar, of zelfs eerder, voor gezien houdt? De tekeningen laten onder meer zien dat de indeling moet
De eerste indeling van de begane grond van de school voor bijzonder onderwijs.
                                                                      Tekening: Haags Gemeente Archief.

worden gewijzigd. Verder zijn er onderhoudswerken en de aanleg van een centrale verwarming. Alles bij elkaar al snel een uitgave van 10.500 gulden. De gemeenteraadsleden vragen zich af of de gemaakte kosten van die veranderingen wel opwegen tegen de opbrengsten van de betaalde huur. Afgesproken wordt, dat de huur in de eerste vijf jaar 2000 gulden per jaar zal zijn. Voor een volgende periode staat 2500 gulden per jaar genoteerd. Uiteindelijk wordt het raadsvoorstel over de verbouwing met 27 tegen 11 stemmen aangenomen. De vergunning wordt verkregen wanneer door Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht een verklaring zal zijn afgegeven waaruit blijkt dat is voldaan aan alle voorschriften. Burgemeester mr. Salomon Jean René de Monchy tekent deze overeenkomst op 20 april 1938.
Aannemer van het werk is de N.V. Haagsche Bouw Maatschappij (Habo) uit de Ruyterstraat 48. Wat onder meer moet worden aangepast, is dat er een deurkozijn moet worden gemaakt in de zijgevel op de begane grond en een nieuwe toegangsdeur naar de kelder. Kosten 1500 gulden. Voor de aanleg van de centrale verwarming is de gemeente zo’n 8000 gulden kwijt. Het pand bestaat na zijn renovatie op de begane grond uit een entree aan de achterkant, waarbij aan beide zijden kamers, een garderobe, een groot en klein gymnastieklokaal, handenarbeidlokaal en twee klaslokalen in de voorbouw (serre). Op de eerste etage (deels de dienstwoning) twee kamers, een keuken, een huishoudlokaal, twee klaslokalen met aan weerszijden een balkon en een plateau. De bovenetage bestaat uit een zolder en vijfkamers met bergingen. Spijtig is dat directeur Lisman de opening van het gebouw op 8 oktober 1938, waarbij eveneens het 30-jarig jubileum van het instituut wordt gevierd, niet meemaakt. Hij overlijdt op 1 oktober van dat jaar in zijn woning aan het Sweelinckplein 71. In maart 1939 wordt het verzoek ingewilligd een muur met toegangshek te bouwen. Daarachter wordt een ijzeren fietsenrek neerzet en van golfplaten een hok gebouwd, zodat de fietsen, volgens de directeur ‘niet in weer en wind hoeven te staan en gevrijwaard blijven van gemakkelijke diefstal’. Op 24 mei wordt vastgesteld dat hij is gebouwd volgens de tekening.
Echt lang plezier heeft de Vereniging voor Individueel Onderwijs in eerste instantie niet van haar onderkomen. In november 1940 wordt het gebouw namelijk gevorderd door de Duitse Wehrmacht. Reden voor de huurster om bij de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting een verzoek in te dienen tot het terugontvangen van de huur van de maanden november en december. Directeur Pieter Bakker Schut laat in februari 1941 weten dat geld ter beschikking te stellen. Het gaat om een bedrag van f 333,33. Voorts zal, zolang de vordering duurt, een schadeloosstelling van 1500 gulden per jaar worden betaald. Echt netjes gaan de Duitser niet met het gebouw om. Na de Tweede Wereldoorlog treft de directie een totaal uitgewoond pand aan.

Vergroten

De eerste grote verandering na de oorlog vangt aan in september 1969 wanneer er bij Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht een aanvraag van de Vereniging voor Individueel Onderwijs, per adres Nassau van Zuilensteinstraat 4, binnenkomt om de school te mogen vergroten en verbouwen. De tekeningen van ingenieur Jan Mehrtens en ingenieursbureau Grabowsky & Poort N.V. laten zien dat de school met bovenwoning wordt vergroot door een flinke uitbreiding aan de zijgevels op zowel de begane grond als de eerste etage en zolderverdieping. De balkons bijvoorbeeld, vervallen. “De vleugel aan weerszijden bestaat uit een houten kap en zolderbalklaag. De kap en alle vloeren van het bestaande deel tussen de beide vleugels blijven gehandhaafd”, aldus Merthens.
Muur met toegangshek als bescherming voor
de daar achter gestalde fietsen.                     
                                       Tekening: Hans Piët.
Een eerste schatting van de bouwsom bedraagt 454.176 gulden (€ 206.096). Gelet op de Woningwet, de bouwverordening en nadere regels stelt wethouder Geert Wolter Hijlkema van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vast dat voldaan moet worden aan een aantal voorschriften. Zo moet bijvoorbeeld de waterleidinginstallatie waarop de brandkranen worden aangesloten één leidingstelsel vormen met de installatie van het drinkwater. Ook moeten de transparanten van de noodverlichtingsinstallatie boven elk daartoe aan te wijzen uitgang voorzien zijn van het opschrift ‘Uit’ met zo nodig een richtingspijl. Die transparanten moeten tijdens het branden der normale verlichting eveneens zichtbaar zijn. Op 30 januari 1970 laat Marius Johannes Gillis Adriaan Haringman, hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting weten dat met al deze werkzaamheden zoals ook het uitvoeren van de verschillende constructies in staal en beton, het leggen van de fundering, het plaatsen van gevelonderdelen en het verankeren daarvan niet eerder mag worden begonnen voordat de daarop betrekking hebbende tekeningen en berekeningen door het Bouwtoezicht zijn goedgekeurd. Eerder heeft ir. Frits van der Sluys, directeur van de gemeentelijke dienst van Stadsontwikkeling, laten weten vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar te hebben. Vervolgens stelt wethouder Hijlkema een bedrag van 550.000 gulden (€ 249.579) beschikbaar, zijnde de totaal geraamde kosten voor de onderhavige voorzieningen. Het schoolbestuur onder leiding van zenuwarts dr. Gerard Dirk Swanenburg de Verve, woonachtig aan de Laan van Meerdervoort 707, krijgt vervolgens het verzoek de waarborgsom, groot 10 procent van het bedrag, ofwel 55.000 gulden, binnen een maand te storten ten name van de gemeenteontvanger. De opdracht voor het uitvoeren luidt, van de zes genomineerden, de laagste inschrijver te zoeken. Die wordt gevonden bij aannemingsbedrijf A. van Doorn. Hij begroot de werkzaamheden op f 414176,- exclusief installaties, maar inclusief btw. Het eindresultaat is, dat de begane grond van de Laan van Poot 91 bestaat uit een in de serre gemaakte hoofdentree met rechts een garderobe en links een overblijflokaal, in het midden de gymnastiekzaal met links en rechts werklokalen en achter een huishoudlokaal, een kamer voor het personeel en een kamer voor het hoofd. Op de eerste etage bevinden zich niet langer de balkons. Dat zijn door het vergroten zowel links als rechts uitgebreide theorie-werklokalen geworden, een kamer waar onder andere de huisarts gebruik van kan maken, een personeelskamer, een keuken, een woonkamer en twee slaapkamers. De hoogste verdieping bestaat uit een zolder, een lokaal voor film- en dia-uitvoeringen en een slaapkamer.
De huidige situatie van de school die verscholen ligt in de Bosjes Van Poot.
                                                                                              Foto: Hans Piët.
Het architecten- en ingenieursbureau van ir. J. Mehrtens, gevestigd aan de Anna Paulownastraat 35, vraagt in januari 1972 of de noodverlichting in dit filmlokaal niet behoeft te worden aangebracht. De toezichthouder ziet geen bezwaar. De reden: er kunnen slechts een beperkt aantal leerlingen – tussen de 15 en 20 - in die ruimte. Bovendien wordt het lokaal overdag slechts sporadisch gebruikt. Op 20 februari 1978 dient ingenieur Hans Heydemann het verzoek in de zolderetage zowel in- als uitwendig te mogen veranderen. Kosten 15.000 gulden. Heydemann krijgt de mededeling dat uit bouwkundig en esthetisch oogpunt de verbouwing van een zodanige ondergeschikte betekenis is dat voor uitvoering geen vergunning is vereist. De aanvraag op 5 september 1979 om de toiletgelegenheid op de tweede verdieping aan te passen kan ook zonder meer gebeuren. Ook hiervoor is geen bouwvergunning nodig. Kosten 9800 gulden.

Asbest

Een omvangrijkere klus is in 1996 het verwijderen van het asbest uit de school voor bijzonder lager onderwijs. In april van dat jaar stelt Ingenieursbureau voor Bouwmanagement Milieutechniek & Engineering B.V. vast hoe omvangrijk die aanwezigheid van het asbest is. Zo is er ongeveer 50 m2 aan asbest-cementplaten boven de plafondranden te vinden De brandwerende beplating beslaat 300 m2. In de 47 vensterbanken is c.a. 12 m2 aan asbest aanwezig. Vijftig stuks van de paneeltjes in de borstwering en overige beplating is geïnjecteerd. Er is sprake van asbesthoudend vloerzeil (12 m2), besmette kunststof vloertegels (1,5 m2) evenals 35 meter onbruikbaar geworden bekleding van de dak oversteken. Het uitgangspunt bij het plan van aanpak is, dat het schoolgebouw tijdens de saneringswerkzaamheden niet in gebruik is. Dat betekent dat het werk, dat wordt uitgevoerd door Schero B.V. (Zichtenburglaan 30), tijdens de schoolvakanties zal moeten plaatsvinden of als het schoolgebouw buiten gebruik is. De werkzaamheden worden verdeeld over 10 fasen. Als eerste worden de leslokalen op de begane grond aangepakt. Vervolgens is de sanering van de hal, de vensterbanken, de brandwerende beplating van de plafonds en de zijkanten van de gymzaal en de toestellen aan de beurt. Zo wordt het schoolgebouw van de begane grond tot de zolder gereinigd. In oktober 1969 is de opdracht voor 61.500 gulden (€ 27.907) volbracht. De legeskosten bedragen f 2201,70.
In juni 1997 heeft de school behoefte aan een stookruimte. L. Dijkxhoorn B.V. (Zinkwerf 49) wordt ingeschakeld. Besloten wordt dit vertrek, dat absoluut niet storend mag zijn voor de omgeving, aan de achterzijde van de school te plaatsen. Daarvoor moet de bouwvallige, uit golfplaten opgebouwde fietsenberging geheel of gedeeltelijk worden afgebroken. Voor het plaatsen huurt L. Dijkxhoorn B.V. de firma Spijker Klimaatservice B.V. uit Den Haag in. Afgesproken wordt dat de Vereniging voor Individueel Onderwijs 35 procent van de aanneemsom bij opdracht betaalt, het restant, afhankelijk van de voortgang van de werkzaamheden, kan na voltooiing worden voldaan. De kosten bedragen f 24.444,70 (€ 11.092).
De school in de Bosjes van Poot gaan bekijken, kan nog altijd. Wie een klassiek gebouw verwacht, zal teleurgesteld worden. Het is niet meer dat restaurant met zijn theetuin maar een school die om licht vraagt. Tegelijkertijd zijn er genoeg elementen van de bouwstijl van architect Gort overgebleven om er volop van de kunnen genieten. 

                                                                                  © Haags Nieuwsbureau 2025